Ingediend | 19 juli 2021 |
---|---|
Beantwoord | 6 september 2021 (na 49 dagen) |
Indiener | Derk Boswijk (CDA) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | landbouw planten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z13881.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-3930.html |
Ja, in 2009 is voor de ontwikkeling van plantenrassen met resistentie tegen ziekten en plagen het programma Groene veredeling gestart. Voor dit programma, uitgevoerd door kennisinstellingen in samenwerking met veredelingsbedrijven, is 1 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld. In dit programma zijn voor aardappelen resistentiegenen voor de schimmelziekte Phytophthora geïdentificeerd en geïntroduceerd in het zogenaamde pre-breeding materiaal. Dat materiaal hebben de aardappelveredelaars gebruikt voor 23 Phytophthora-resistente commerciële rassen. In 2020 waren 80% van de biologisch geteelde aardappelen in Nederland afkomstig van deze rassen. In het schap is het aandeel zelfs 90%.
Bij de keuze van rassen spelen diverse factoren een rol. Zo kijken de biologische boeren niet alleen naar Phytophthora, maar spelen ook andere aardappelziekten een rol. Verder is opbrengst, smaak, bewaarbaarheid en de geschiktheid voor bewerking (zoals voor chips en friet) van belang.
Bionext (de biologische ketenorganisatie) heeft in 2017 het initiatief genomen voor een convenant waarin 28 partijen uit de biologische aardappelketen, aardappelveredelaars, aardappeltelers én supermarktketens, deelnemen. Het doel van het convenant was om stapsgewijs op te schalen tot gebruik van 100% aan robuuste biologische aardappels in 2020. Dit is nog niet gerealiseerd. De convenantpartners streven nog steeds naar 100% robuuste rassen in de teelt en in het schap. Daarvoor betrekken ze ook de importeurs en exporteurs actiever. Hetzelfde geldt voor partijen uit de biologische friet- en chipsmarkt. Ik wil hier met aanvullend onderzoek aan bijdragen indien gewenst.
In het geval van Phytophthora heeft de aardappelsector al veel resistentiegenen met klassieke veredeling kunnen opnemen. Met nieuwe veredelingstechnieken als CRISPR-Cas en cisgenese kunnen de resistenties echter nog sneller worden opgenomen in bestaande succesvolle rassen en daarmee opbrengst en hun geschiktheid voor specifieke afzet behouden. Bovendien kunnen veredelaars met deze technieken meer en sneller resistentiegenen voor Phytophthora en andere aardappelziekten stapelen, waardoor de resistentie duurzamer wordt. Echter, de biologische landbouw sluit het gebruik van deze technieken uit, omdat dit leidt tot genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s). Voor de gangbare aardappelsector kunnen deze technieken potentieel een vermindering in het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen opleveren.
Het ontwikkelen van goede commerciële rassen ligt voornamelijk bij de sector en deze ontwikkeling gaat al snel. Belangrijk is dat de sector verstandig omgaat met het resistente materiaal, bijvoorbeeld door in de praktijk en de teelt vooral in te zetten op rassen met meerdere (gestapelde) resistentiegenen in combinatie met gewasrotatie (Good Agricultural Practices). Dit helpt om te voorkomen dat het pathogeen de resistenties doorbreekt. Ook biedt de Kennis- en Innovatieagenda van de rijksoverheid diverse mogelijkheden om innovatie te stimuleren in samenwerking met de sector. Zo ondersteunt het Meerjaren Missiegedreven Innovatie Programma Biotechnologie en Veredeling de sleuteltechnologie biotechnologie en projecten die gericht zijn op technologieontwikkeling en hiermee een bijdrage leveren aan de realisatie van diverse maatschappelijke opgaven. Het doel van dit programma is het ontwikkelen van kennis, concepten en ondersteunende technologieën om de land- en tuinbouw te voorzien van optimaal uitgangsmateriaal onder meer via robuust zaaizaad en pootgoed. Daarnaast is de inzet om de veredeling in staat te stellen in te spelen op veranderingen in productiesystemen, bijvoorbeeld passend bij kringlooplandbouw. Dit programma draagt ook bij aan de ontwikkeling en toepassing van resistenties tegen Phytophthora en andere ziekten in aardappel.
Het ontwikkelen van nieuwe rassen kost vele jaren, zeker in het geval van aardappel. Sinds 2009 zet ik in op het onderzoeksprogramma Groene veredeling, met onder andere onderzoek naar nieuwe robuuste aardappelrassen. Ik verwacht dat uit dit programma de komende jaren goede nieuwe robuuste rassen op de markt komen. Het daadwerkelijk op de markt brengen van rassen ligt bij de veredelingsbedrijven. Gezien het voorgaande en de al in gang gezette ontwikkeling van resistente gewassen wordt er geen significant effect voor de voedselzekerheid verwacht.
Een mislukte oogst is voor een teler altijd een forse tegenslag, zowel financieel als in werkplezier. Phytophthora voorkomen en bestrijden is in de aardappelteelt een belangrijk punt in de bedrijfsvoering. Dat er ook (nog) phytophthora gevoelige aardappelrassen gewild zijn in de markt maakt het opnemen daarvan in het teeltplan aantrekkelijk, maar omdat de biologische teler geen chemische bestrijding kan toepassen zal hij of zij hier rekening mee moeten houden en wellicht maar op een deel van zijn aardappelareaal deze rassen telen. Het verkleinen van de kans op een aardappelmisoogst vanwege phytophthora is een onderdeel van het risicomanagement voor het biologische bedrijf.
Met het omschakelprogramma duurzame landbouw en met de premiesubsidie voor de Brede weersverzekering (verzekering tegen schade door extreem weer) ondersteun ik het agrarisch risicomanagement. Dit geldt ook voor de biologische landbouw en specifiek ook in verband met risico’s bij omschakeling.