Ingediend | 22 juni 2021 |
---|---|
Beantwoord | 19 augustus 2021 (na 58 dagen) |
Indieners | Kati Piri (PvdA), Jasper van Dijk , Hanneke van der Werf (D66), Don Ceder (CU) |
Beantwoord door | Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | migratie en integratie organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z11397.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-3817.html |
Een taalanalyse wordt alleen als aanvullend instrument ingezet, namelijk wanneer er ernstige twijfel bij het gestelde land van herkomst is. Concreet betekent dit dat de IND kan besluiten onderzoek te doen naar de taal die de vreemdeling spreekt indien er twijfel is over de opgegeven herkomst. Dit is een situatie waarin de IND de vreemdeling, in het kader van de samenwerkingsverplichting, tegemoet kan komen in bewijslastverplichting van de vreemdeling wanneer deze er niet in is geslaagd om zijn herkomst aannemelijk te maken. Zo kan een taalanalyse een hulpmiddel zijn waarmee de vreemdeling het gestelde land van herkomst kan onderbouwen.1
De IND is zich er van bewust dat een taalanalyse als instrument zijn beperkingen kent en hoogstens een sterke indicatie oplevert. Het zegt namelijk niets over waar iemand is geboren en in het algemeen ook niet over het gebied of de gebieden waar iemand slechts korte tijd heeft verbleven. Uit een taalanalyse blijkt veelal ook niet wanneer iemand is vertrokken uit zijn oorspronkelijke herkomstgebied.
Ik ben daar bekend mee.
De IND houdt niet bij of er verkeerde conclusies zouden zijn getrokken op basis van de taalanalyse. Er moet echter onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de bevindingen van de taalanalist en anderzijds de conclusies die daaraan worden verbonden in de besluitvorming op de asielaanvraag.
Als een taalanalist concludeert dat een vreemdeling niet spreekt zoals gangbaar is in het gestelde herkomstgebied, kan die bevinding aanleiding geven om in de besluitvorming op de asielaanvraag te concluderen dat de verklaringen van een vreemdeling omtrent identiteit, herkomst of nationaliteit niet geloofwaardig zijn. Daarbij wordt overigens veelal ook betrokken of de vreemdeling in staat is zijn gestelde herkomstgebied goed te beschrijven en meer algemene kennis heeft van zijn land van herkomst.
Als later blijkt, bijvoorbeeld aan de hand van alsnog overgelegde en authentiek bevonden identiteitsdocument of paspoort, dat de vreemdeling toch afkomstig is uit het gestelde herkomstgebied, laat dat onverlet dat gelet op de bevindingen van de taalanalyse nog steeds vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de mededeling dat hij lange tijd in het gestelde herkomstgebied woonachtig is geweest. Er moet dan rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de betreffende vreemdeling verzwijgt dat hij – bijvoorbeeld – is opgegroeid in een ander land dan het land waarvan hij de nationaliteit heeft of in een ander gebied dan het gestelde gebied binnen zijn land van herkomst.
Een vreemdeling die zijn eerder ongeloofwaardig bevonden identiteit, herkomst of nationaliteit alsnog aannemelijk kan maken, kan een opvolgende aanvraag indienen. Dat kan er in voorkomende gevallen toe leiden dat de IND een verblijfsvergunning asiel verleent.
Bij elk asielgehoor wordt de vreemdeling eerst verzocht in zijn eigen woorden te vertellen om welke reden hij zijn land heeft verlaten en internationale bescherming nodig heeft. Indien de vreemdeling daarbij melding maakt van letsel, bijvoorbeeld littekens, wordt dat uiteraard genoteerd. In alle gevallen krijgt de vreemdeling derhalve de gelegenheid zijn asielrelaas naar voren te brengen en worden daarover uitgebreid vragen gesteld, ook indien sprake is van twijfels over de gestelde identiteit en nationaliteit. Dit wordt ook nadrukkelijk in de openbare werkinstructie 2019/4 aangegeven. De bevraging kan echter korter zijn in het geval dat de nationaliteit van de vreemdelingen niet aannemelijk is op dat moment. Zie in dat kader ook mijn antwoord op onderstaande vraag.
De IND beoordeelt of iemand bescherming nodig heeft, meer specifiek of iemand een gegronde vrees voor vervolging of ernstige schade heeft in het land van herkomst. Indien niet is komen vast te staan wat de nationaliteit en daarmee tevens wat het land van herkomst van de vreemdeling is, kan de IND de risico’s die gepaard gaan met terugkeer naar dat land van herkomst niet beoordelen. Het land van herkomst is immers onbekend.
In de openbare werkinstructie (Wi 2019/4), die beschikbaar is op de website van de IND, wordt beschreven op welke wijze een herkomstonderzoek wordt verricht. Hier worden alle door de vreemdeling overgelegde documenten bij betrokken. Ook wordt aandacht geschonken aan, onder andere, de kennis van de gestelde directe woon- en leefomgeving, de cultuur en aan meer algemene kennis over het land van herkomst. Zoals aangegeven bij mijn antwoord op vraag 1 wordt een taalanalyse alleen toegepast in het geval dat er twijfel bestaat over het opgegeven land van herkomst en fungeert het als hulpmiddel. Het kan daarbij ook voorkomen dat op grond van de taalanalyse eerder gerezen twijfel omtrent de gestelde identiteit, nationaliteit en/of herkomst juist wordt weggenomen.
Dat een vreemdeling aantoont dat hij littekens heeft, maakt niet duidelijk in welk land dit heeft plaatsgevonden, wat de aanleiding is geweest en wie de littekens heeft veroorzaakt. De enkele aanwezigheid van littekens is daarom op zichzelf niet indicatief voor de risico’s die de vreemdeling mogelijk loopt in de toekomst bij terugkeer naar het gestelde land van herkomst.
Zoals aangegeven bij vraag 5 betreft dit een openbare werkinstructie die beschikbaar is op de site van de IND.3
De vreemdeling kan, indien hij het niet eens is met de taalanalyse, een contra-expertise laten verrichten door een zelf gekozen onafhankelijke deskundige. De contra-expertise dient gebaseerd te zijn op dezelfde data als de taalanalyse van de IND. Een door de vreemdeling ingediende contra-expertise wordt altijd voorgelegd aan een linguïst van Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) van de IND en voorzien van een reactie. Indien hiertoe aanleiding bestaat, kan worden besloten tot een nieuw taalanalyse gesprek en/of vervolganalyse door een andere taalanalist.
Uit de geautomatiseerde systemen van de IND valt niet te achterhalen hoe vaak een contra-expertise tot een ander oordeel heeft geleid.
Een vreemdeling heeft gedurende het terugkeerproces veelal meerdere gesprekken met de DT&V waarin wordt gesproken over de terugkeer naar een specifiek land. De vreemdeling krijgt uiteraard ook te horen dat er voor dat land een reisdocument is verkregen. Met dit reisdocument kan de DT&V het daadwerkelijke vertrek organiseren. De vreemdeling, evenals eventuele rechtsbijstandsverleners, krijgen de vertrekgegevens van de vlucht uiterlijk 36 uur van tevoren te horen.
Als in het uitzettingstraject een ambassade een nationaliteitsverklaring of een reisdocument afgeeft, kan dat door de vreemdeling in een nieuwe asielprocedure worden gebruikt ter onderbouwing van zijn eerder ongeloofwaardig geachte nationaliteit. De IND kan slechts naar aanleiding van een asielaanvraag een beoordeling verrichten van mogelijke risico’s bij terugkeer. De DT&V brengt de mogelijkheid van het indienen van een opvolgende asielaanvraag onder de aandacht van de vreemdeling; het is aan de vreemdeling om dit al dan niet te doen. Daarnaast kan de vreemdeling (al dan niet via zijn advocaat) tegen de voorgenomen uitzetting bezwaar aantekenen. Hij kan ook, via een verzoek om een voorlopige voorziening hangende dat bezwaar, de rechter vragen de uitzetting te verbieden.
In aanvulling daarop heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij uitspraak van 2 juni 2021 geoordeeld dat in terugkeerbesluiten het land van terugkeer moet worden benoemd.5
In gevallen waarin de door de vreemdeling gestelde nationaliteit in het asielbesluit ongeloofwaardig is geacht, zal in de beslissing van de IND niet staan dat de vreemdeling naar dat gestelde land van herkomst moet terugkeren. In situaties waarin gedurende het terugkeerproces nieuwe informatie naar boven komt waaruit blijkt dat alsnog moet worden uitgegaan van het eerder ongeloofwaardig geachte land van herkomst, zal terugkeer naar dat land dan ook niet aan de orde zijn voordat een aanvullend terugkeerbesluit wordt genomen waaruit expliciet volgt dat de vreemdeling naar dat land dient terug te keren. Voorafgaand aan het opleggen van dat terugkeerbesluit zal de vreemdeling uitdrukkelijk worden geïnformeerd over het land van terugkeer en in de gelegenheid worden gesteld om een asielwens kenbaar te maken. Verklaringen van de vreemdeling waarin de vreemdeling kenbaar maakt te vrezen voor vervolging of onmenselijke behandeling bij terugkeer naar dat land worden conform staande instructie en jurisprudentie opgevat als de wens tot een asielaanvraag. De vreemdeling hoeft daarbij overigens niet expliciet te spreken van vervolging of onmenselijke behandeling, verklaringen met een soortgelijke strekking moeten ook als een wens tot een asielaanvraag worden opgevat.
De daadwerkelijke terugkeer is aldus het sluitstuk van een langlopend proces waar de vreemdeling zich heeft kunnen voorbereiden dan wel op meerdere momenten heeft kunnen verweren.
In mijn antwoord op vraag 5 heb ik reeds uiteengezet op welke wijze de IND de herkomst van een vreemdeling onderzoekt en betrekt bij de beoordeling van diens asielrelaas. Indien niet is komen vast te staan wat de nationaliteit en het land van herkomst van de vreemdeling is, kan de IND niet de risico’s die gepaard gaan met terugkeer naar dat land van herkomst beoordelen, het land van herkomst is immers onbekend.
De IND maakt in haar beoordeling een onderscheid tussen zaken waarin de nationaliteit niet vast is komen te staan en zaken waarin de nationaliteit wel maar de herkomst niet vaststaat.7 Wanneer er geen identiteits- en nationaliteitsdocumenten zijn en de vreemdeling vragen over onder meer zijn land, woonplaats en etniciteit niet overtuigend beantwoordt, is de gestelde nationaliteit niet geloofwaardig gemaakt. In deze gevallen is het niet mogelijk het asielrelaas af te zetten tegen de situatie in het land van herkomst en eventueel een vergunning te verlenen. Dat land is immers dan niet bekend. Deze wijze van beoordelen wordt ook in andere EU-lidstaten toegepast. Het is dan aan de vreemdeling om alsnog zijn nationaliteit te onderbouwen met documenten of met andere overtuigende bewijsmiddelen.
Wanneer de IND wel uitgaat van de nationaliteit maar niet van de herkomst binnen het land waarvan de vreemdeling de nationaliteit heeft, zal het asielrelaas wel inhoudelijk beoordeeld worden. Het komt bijvoorbeeld voor dat vreemdelingen stellen uit een bepaalde regio te komen binnen het land waarvan zij de nationaliteit hebben waar de veiligheidssituatie heel slecht is of waar bepaald beleid voor geldt om zo hun kansen op asiel te vergroten.
Zoals u weet, kan ik niet ingaan op individuele casussen. Meer algemeen kan ik stellen dat uit de onderzoeken die u aanhaalt niet is gebleken dat er een causaal verband bestaat tussen de in Nederland doorlopen asielprocedure en de bevindingen van deze onderzoeken. Om deze reden bestond er geen aanleiding om het beleid ten aanzien van Soedan te herzien. Over dit oordeel is uw Kamer uitgebreid geïnformeerd in een eerdere beantwoording op vragen van uw Kamer. Kortheidshalve verwijs ik u naar deze beantwoording.11
De wijze waarop rapporten van instanties zoals het iMMO dienen te worden betrokken in asielprocedures is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een reeks van uitspraken uiteengezet. Dergelijke rapporten leveren in zijn algemeenheid geen onweerlegbaar bewijs op, maar kunnen onder omstandigheden een sterke aanwijzing vormen dat de problemen die een vreemdeling stelt te hebben ondervonden, zich ook daadwerkelijk hebben voorgedaan.
Deze rapportages worden met name ingediend in zaken waarin de IND heeft geoordeeld dat de vreemdeling ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd. Indien een vreemdeling in het kader van zijn asielprocedure een iMMO rapport overhandigt om zo zijn aanvraag nader te onderbouwen, beoordeelt de IND allereerst of het rapport zorgvuldig tot stand is gekomen en naar inhoud inzichtelijk is en concludent.
Bij de beoordeling is voorts van belang in hoeverre de vreemdeling tijdens de asielgehoren bevreemdingwekkend, vaag of tegenstrijdig heeft verklaard over het deel van het asielrelaas dat hij met het rapport van het iMMO heeft willen staven en in hoeverre dat deel van het asielrelaas past in het beeld dat in betrouwbare algemene informatie naar voren komt over het land van herkomst. Ook is van belang welke kwalificaties het iMMO aan waargenomen littekens of psychische problematiek heeft verbonden. Deze kwalificaties zijn in oplopende mate van waarschijnlijkheid: niet consistent, consistent, zeer consistent, typerend en kenmerkend. Aan de hand van het vorenstaande zal moeten worden beoordeeld of het rapport van iMMO voldoende aanleiding geeft om de verklaringen van de vreemdeling, die niet op andere wijze met bewijsstukken zijn onderbouwd, alsnog geloofwaardig te achten.
Daarnaast kan de IND, als twijfel bestaat over de juistheid van de conclusies van het iMMO, het NFI en NIFP vragen de vreemdeling ook te onderzoeken.
Op basis van hetgeen ik heb kunnen achterhalen is niet gebleken dat mijn voorganger of ik hierover geïnformeerd zijn door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Informatie die relevant kan zijn voor de beoordeling van asielaanvragen wordt reeds actief ingewonnen bij de Minister van Buitenlandse Zaken in de vorm van ambtsberichten. Het is echter niet gebruikelijk om, zonder concrete aanleiding, actief te informeren naar alle handelingen van buitenlandse autoriteiten of hun diplomatieke posten en ik zie daarin ook geen rol weggelegd voor mijn ministerie.
De DT&V werkt, veelal via ambassades, samen met herkomstlanden waar Nederland diplomatieke contacten mee onderhoudt en waar naartoe gedwongen terugkeer beleidsmatig mogelijk is. Dat geldt ook voor Soedan. De vraag of internationale bescherming aan de orde is, wordt door de IND gewogen in de asielprocedure. Dit is niet aan de DT&V. Het staat een vreemdeling natuurlijk vrij een nieuwe verblijfsprocedure te starten. De DT&V brengt dat daar waar nodig onder de aandacht van de vreemdeling en het is vervolgens aan hem om dat advies op te volgen of niet. In die asielprocedure kan de vreemdeling ook aangeven dat de presentatie bij zijn ambassade in zijn geval tot een (verhoogd) risico bij terugkeer heeft geleid. Die stelling zal dan wel nader moeten worden onderbouwd.
Zoals al eerder met uw Kamer gedeeld is tot op heden gebleken dat de situatie in Soedan in algemene zin veilig genoeg is om tot uitzetting over te gaan en dat er geen reden is om aan te nemen dat Soedanezen die terugkeren naar hun land van herkomst enkel om deze reden in de bijzondere aandacht van de Soedanese autoriteiten staan.14 Het meest recente ambtsbericht heeft geen ander beeld van deze situatie geschetst.15
Ik kan, zoals u weet, helaas niet ingaan op individuele zaken.
Het meest recente ambtsbericht maakt melding van het feit dat in het verleden NISS-medewerkers op Soedanese ambassades en consulaten betrokken waren bij de monitoring van Soedanese leden van de diaspora. Daaruit volgt echter nog niet dat daarmee een risico bij terugkeer een gegeven is. Het staat vreemdelingen echter vrij om een opvolgende asielaanvraag in te dienen indien zij gelet op het ambtsbericht menen dat er nieuwe elementen en bevindingen zijn die hun asielrelaas kunnen ondersteunen.
De recente berichtgeving van de NRC heeft mijn eerdere standpunt niet veranderd. Ook het meest recente ambtsbericht en navraag bij andere Europese lidstaten hebben geen aanleiding gegeven om mijn eerdere standpunt aan te passen. Hierover heb ik uw Kamer per brief d.d. 21 juni 2021 geïnformeerd.18
Het is niet ongebruikelijk dat voor het verkrijgen van een vervangend reisdocument informatie aan een ambassade verstrekt moet worden over de datum, tijden en vluchtnummers waarop de desbetreffende vreemdeling terugkeert naar het betreffende land van herkomst. Dat is een werkwijze die bij meerdere herkomstlanden geldt. Daarbij komt dat in geval van gedwongen terugkeer, de vreemdeling wordt aangemeld bij de luchtvaartmaatschappij onder andere vanwege de begeleiding door de KMar. De passagierslijsten maken daar ook melding van ten behoeve van een ordentelijk terugkeerverloop en veiligheid gedurende de vlucht. Deze passagierslijsten zijn ook bij de grensautoriteiten bekend.
Er wordt door de DT&V medewerkers nooit gecommuniceerd dat het uitgeprocedeerde asielzoekers betreft.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 15 reeds heb aangegeven, hebben de door u aangehaalde artikelen niet geleid tot een ander inzicht omtrent de besluitvorming in de zaken die daarin worden aangehaald dan wel de wijze van beoordeling in bredere zin. In betreffende zaken is de asiel- en vertrekprocedure zorgvuldig verlopen en heeft de IND- op basis van de toen bekende feiten en omstandigheden het afwijzende besluit op juiste gronden genomen. Daarnaast kent het bestuursrechtelijk stelsel voldoende waarborgen om een asielzoeker de bescherming te geven die hem op grond van het unierecht en het EVRM toekomt.
Ik zie in voornoemde artikelen dan ook geen aanleiding om de wijze waarop asielaanvragen inhoudelijk worden beoordeeld door onafhankelijke onderzoekers door te laten lichten.
Er bestaat geen verplichting, internationaal of anderszins, om toe te zien op de situatie ná terugkeer. Het uitgangspunt is een goed doorlopen procedure en een zorgvuldige besluitvorming. Dit laat onverlet dat het een vreemdeling vrijstaat om een verzoek in te dienen tot teruggeleiding naar Nederland. Gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zal een dergelijk verzoek moeten worden aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit waaruit de bevoegdheid tot uitzetting voortvloeide.
Dit betekent echter niet dat de vreemdeling door het doen van een dergelijk verzoek al een recht heeft om terug te keren naar Nederland om hier een nieuwe asielprocedure te doorlopen. De samenwerkingsverplichting waar u op doelt, vloeit voort uit de zogenoemde Kwalificatierichtlijn. Deze richtlijn heeft enkel betrekking op asielzoekers die op het grondgebied van de lidstaten verblijven. Ook uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU en het Europees Hof voor de rechten van de mens kan worden afgeleid dat er geen recht bestaat op overkomst van vreemdelingen die in hun land van herkomst verblijven en een asielaanvraag willen indienen in een lidstaat.20
Overigens merk ik op dat het in de regel erg moeilijk zal zijn om gebeurtenissen die zich mogelijk hebben voorgedaan na terugkeer in het land van herkomst in causaal verband te stellen met de in Nederland doorlopen asielprocedure.
Ja.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Ceder (ChristenUnie), Jasper van Dijk (SP), Van der Werf (D66) en Piri (PvdA), van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het terugsturen van Soedanese afgewezen asielzoekers naar Soedan (ingezonden 22 juni 2021) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.