Ingediend | 10 juni 2021 |
---|---|
Beantwoord | 25 oktober 2021 (na 137 dagen) |
Indiener | Tjeerd de Groot (D66) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | natuur- en landschapsbeheer natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z10436.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-415.html |
Ja.
Uit artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn volgt dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet mag verslechteren. Dit betekent dat behoud duurzaam geborgd moet worden. Het kabinet geeft dan ook invulling aan deze verplichting. De structurele aanpak draagt bij aan de afname van de stikstofdepositie in alle gebieden. Met de structurele aanpak, die met de Wet stikstofreductie en natuurverbetering is verankerd in de Wet natuurbescherming, wordt beoogd via een robuust pakket aan maatregelen duurzaam behoud van de natuur te verzekeren en wordt verder gewerkt aan het realiseren van de verbeterdoelstellingen. Dit door én in te zetten op een aanmerkelijke vermindering van de stikstofdepositie én een verdere impuls te geven aan verbetering van de voor stikstof gevoelige natuur. Dit draagt bij aan het op landelijk niveau realiseren van een gunstige staat van instandhouding. De structurele aanpak voorziet in een omvangrijk pakket aan natuur- en bronmaatregelen gericht op structurele reductie van de stikstofbelasting en op herstel en verbetering van de natuurcondities in de Natura 2000-gebieden. Dit structurele pakket inclusief de maatregelen en financiële middelen die in de brief van 24 april 2020 zijn aangekondigd, is ook doorgerekend door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Om die ambitie en opgave voor stikstofreductie richting te geven, zijn er doelen in de vorm van wettelijk vastgelegde resultaatsverplichtende omgevingswaarden geformuleerd voor 2025, 2030 en 2035: in 2025 dient ten minste 40 procent van de hectares met stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarde (KDW) te zijn gebracht, in 2030 is dat 50% en in 2035 74%. De inzet is om hiermee een robuust aantal hectares onder de KDW te brengen en ook substantiële stikstofreductie te bereiken op overige stikstofgevoelige hectares. De gunstige staat van instandhouding wordt niet enkel bereikt door een reductie van de stikstofdepositie, maar ook aspecten als versnippering, hydrologie en een te beperkt leefgebied zijn hiervoor van belang. Onder meer via het Natuurpact en het programma Natuur wordt aan de verbetering hiervan gewerkt.
Bij het ontwerp van de structurele aanpak is gebruik gemaakt van de meest recente informatie met landelijke dekking over de staat van de natuur.
Dit zijn de beheerplannen die voor alle Natura 2000-gebieden zijn opgesteld conform de Wet natuurbescherming. Daarin staan de nodige passende maatregelen en instandhoudingsmaatregelen. Ook zijn daarbij de PAS-gebiedsanalyses betrokken. Op basis daarvan is per gebied geconcludeerd in hoeverre behoud geborgd is, en herstel mogelijk wordt gemaakt in het licht van de depositietrend tot 2030 en de PAS-herstelmaatregelen.
Op basis daarvan is een deel van de (effecten van de) bronmaatregelen beschikbaar voor maatschappelijke en economische activiteiten, aangezien die aanvullend zijn op dit structurele pakket en op hetgeen dat nodig is om aan artikel 6, eerste en tweede lid, van de Habitatrichtlijn te voldoen.
Met het structurele pakket en de gebiedsgerichte analyses en uitwerking wordt beoogd om blijvend te voorkomen dat verslechtering in de gebieden optreedt en er wordt gewerkt aan natuurverbetering. Door de uitwerking van de gebiedsplannen en het programma stikstofreductie en natuurverbetering zal de komende periode daarbij met meer precisie duidelijk worden welke hectares met stikstofgevoelige natuur per Natura 2000-gebied als gevolg van maatregelen onder de KDW komen. Het kan zijn dat de mate van depositiereductie, of de snelheid waarmee die wordt bereikt, onvoldoende blijkt te zijn in concrete gebieden. Het gaat dan om gevallen waar ondanks genomen bron- en herstelmaatregelen tóch verslechtering optreedt.
In de afgelopen jaren was duidelijk dat de natuur in een zorgelijke staat verkeert. Desondanks was niet bekend of de natuurkwaliteit geborgd is. De natuurdoelanalyses, die momenteel in voorbereiding zijn voor elk Natura 2000-gebied, zullen daarover meer uitsluitsel geven, waarbij ook wetenschappelijke informatie die recentelijk is gepubliceerd wordt betrokken, waaronder het rapport van Bobbink e.a.2 De natuurdoelanalyses zijn ook de basis voor de verdere gebiedsgerichte uitwerking van de structurele aanpak tot het blijvend kunnen voldoen aan de doelstellingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Deze analyses verwacht ik medio 2022 bij de publicatie van het programma stikstofreductie en natuurverbetering.
Vooruitlopend op deze nadere informatie, anticipeert het kabinet in twee stappen op de mogelijke uitkomsten van deze natuurdoelanalyses. Ten eerste is in de systematiek van de wet een waarborg opgenomen: er wordt gemonitord welke effecten de bron- en natuurmaatregelen hebben. Als het structurele pakket verslechtering (in specifieke gebieden) niet kan voorkomen, is een aanvullende bronmaatregel nodig om een zodanige vermindering van depositie te bewerkstelligen dat verslechtering wél kan worden voorkomen. Het pakket zal daarop dan worden aangepast.
De tweede wijze waarop het kabinet hierop anticipeert, is het ontwikkelen van een verdere stikstofaanpak. Zoals ik eerder heb aangegeven, is de structurele aanpak een eerste stap. Het kabinet heeft meermaals aangegeven dat er vervolgstappen nodig zijn. De recente signalen over de natuurkwaliteit versterken deze constatering. Bij deze verdere aanpak is het ook denkbaar om een meer integrale gebiedsgerichte benadering toe te passen waarbij meerdere internationaal verplichtende opgaven (natuur, water en klimaat) aan elkaar verbonden worden. Dit moet ertoe leiden dat de natuur een flinke boost krijgt. Ik verwacht uw Kamer hier voor de begrotingsbehandeling LNV nader over te kunnen informeren.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Dat is helaas niet gelukt.
Op 18 juni jongstleden heeft het lid De Groot (D66) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vragen gesteld over de interpretatie van artikel 6 van de habitatrichtlijn. Vanwege de benodigde afstemming betreffende de beantwoording kunnen deze vragen niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoord worden. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.