Ingediend | 28 mei 2021 |
---|---|
Beantwoord | 2 juli 2021 (na 35 dagen) |
Indiener | Agnes Mulder (CDA) |
Beantwoord door | Stef Blok (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | economie natuur en milieu organisatie en beleid overige economische sectoren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z09213.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-3434.html |
Ja.
Het totaal aantal meldingen was op 10 juni 121.
De betrokken gemeenten en instanties als Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland, GGD, de Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO), Veiligheidsregio en het RIVM hebben de dag na de brand een gezamenlijk advies uitgebracht aan met name de eigenaren van weiland op het moment dat er deeltjes worden aangetroffen4.
Uit dit advies volgt dat het gras wat vervuild is met deeltjes van zonnepanelen niet geschikt is als voer voor vee en daarom moet worden afgevoerd. De veroorzaker is op grond van de Wet milieubeheer verantwoordelijk voor het ongedaan maken van de milieugevolgen van de brand en wordt aansprakelijk gesteld voor de kosten voor het opruimen hiervan (zie ook antwoord op vraag 4).
Omdat de deeltjes verspreid zijn over vier gemeenten hebben deze gemeenten gezamenlijk de Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO) ingeschakeld. De FUMO inventariseert de naleving van de adviezen en heeft indien nodig het mandaat om de NVWA in te schakelen.
Het is juist dat dit primair een vraag is voor de verzekeraars van de veroorzaker en de benadeelden. Het Verbond van Verzekeraars geeft aan dat verzekeraars de schade zullen vergoeden die onder de dekking van de bij hun afgesloten polis valt. Dat kan per verzekeraar en verzekerde verschillen. Voor opruimingskosten is het mogelijk een beperkte dekking (bijvoorbeeld tot een bepaald percentage, enkel eigen erf, maximaal bedrag), een bredere dekking (opruimingskosten in de naburige omgeving, volledige kosten) of iets hier tussenin af te sluiten. Het is aan verzekerde om samen met zijn adviseur en in overleg met de verzekeraar bij het aangaan van de verzekering te bepalen in hoeverre hij deze kosten wenst te verzekeren.
De financiering van de opruimingskosten is een aansprakelijkheidskwestie die tussen de betreffende verzekeraars opgenomen dient te worden. Op basis van de lopende onderzoeken (zie antwoorden op vraag 7, 8 en 9) verwacht ik uw Kamer na de zomer nader te kunnen informeren over de risico’s en de mogelijke benodigde vervolgstappen om deze risico’s te mitigeren.
Het advies van de betrokken gemeenten en instanties als LTO, GGD, de Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO), Veiligheidsregio en het RIVM is om bij het aantreffen van deeltjes als volgt te handelen5:
Het Verbond van Verzekeraars onderzoekt op dit moment of de Stichting Salvage een coördinerende rol kan spelen bij het opruimen van de deeltje. Dit onderzoek bevindt zich in de afrondende fase en de uitkomsten worden na de zomer verwacht.
Het RIVM werkt aan 2 projecten die in dit verband relevant zijn. Ten eerste werkt het RIVM aan brandexperimenten om onderzoek te doen naar de samenstelling van de rook die vrijkomt bij branden met zonnepanelen en de stoffen die in deze rook aanwezig zijn. De brandexperimenten waren in het voorjaar van 2021 gepland maar hebben i.v.m. coronarestricties nog niet plaats kunnen vinden. Uitgaande van de huidige versoepelingen zullen de experimenten eind september plaatsvinden. De resultaten zullen dan naar verwachting begin 2022 worden gepubliceerd.
Het tweede project is het onderzoekproject «DIRECT» dat zich richt op de kennisbehoefte bij ontwerpers en belanghebbenden in de keten, om te komen tot een duurzaam en veilig ontwerp van producten of diensten. Zonnestroominstallaties zijn daarvoor een casus. Het DIRECT project loopt tot medio 2021, dan worden resultaten gepubliceerd.
N.a.v. de motie van de leden Agnes Mulder c.s. over knelpunten bij het verzekeren van zon-op-dak-projecten, coördineert de TKI Urban Energy het onderzoek naar de factoren (zoals installatie, dakisolatie en constructie) van zonnepanelen op daken die van invloed zijn op de brandveiligheid en daarmee op de verzekerbaarheid. De resultaten van het vooronderzoek zullen naar verwachting deze zomer beschikbaar zijn. Op basis van dit vooronderzoek zal vervolgens o.a. een brandtestprogramma worden opgezet en uitgevoerd.
Zoals ik ook aan heb gegeven in de beantwoording van eerdere Kamervragen over dit onderwerp (Aanhangsel Handelingen 2020–2021 II, nr. 184 en nr. 808) zal ik zodra de brandexperimenten van het RIVM en het onderzoek van het IFV zijn afgerond, hierover in overleg treden met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat om te bezien of er eventueel vervolgstappen nodig zijn.
Het onderzoek van het IFV is inmiddels in de afrondende fase en het onderzoeksrapport zal naar verwachting in de zomer gepubliceerd worden. In dit rapport zal het IFV, voor zover op basis van de literatuur mogelijk is, ook ingaan op de aanpak van de depositie van verbrandingsproducten en onverbrande resten van zonnepanelen.
Voor de bestrijding van een brand met zonnepanelen bestaan reeds richtlijnen. Indien uit de lopende onderzoeken blijkt dat een aanvullend protocol voor het opruimen van de depositie en afhandelen van branden met zonnepanelen nodig is, zal ik bezien welke eventueel vervolgstappen hiervoor nodig zijn. Een zogeheten «panelenprotocol» is daarbij één van de opties.
Zie antwoord vraag 9.
Zie antwoord vraag 9.
Op 26 en 28 mei jl. zijn er door de leden Van der Plas (BBB) en Agnes Mulder (CDA) vragen gesteld aan de Staatssecretaris van Economische Zaken (resp. 2021Z08969 en 2021Z09213), over de berichtgeving rondom de brand met zonnepanelen in Noardburgum. Deze vragen kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken worden beantwoord vanwege de benodigde afstemming. Ik doe mijn best om deze vragen voor 9 juli a.s. te beantwoorden.