Ingediend | 30 april 2021 |
---|---|
Beantwoord | 28 juni 2021 (na 59 dagen) |
Indiener | Lammert van Raan (PvdD) |
Beantwoord door | Stef Blok (minister economische zaken) (VVD), Bas van 't Wout (VVD) |
Onderwerpen | natuur en milieu organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z07254.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-3332.html |
Ja.
Deze uitspraak van het Duitse Constitutioneel Hof moet worden begrepen in de context van de Duitse rechtsorde en de uitleg van de bepalingen van de Duitse Grondwet. Dat laat zich niet zonder meer vertalen naar de Nederlandse rechtsorde, waarin andere verhoudingen en (Grond)wettelijke bepalingen aan de orde zijn.
Zie antwoord vraag 2.
Nee. De uitspraak van het Duitse Constitutioneel Hof (Bundesverfassungsgericht) heeft betrekking op de Duitse Klimaatwet (Klimaschutzgesetz, 2019). Het Constitutioneel Hof heeft geoordeeld dat enkele bepalingen van de Duitse Klimaatwet niet in overeenstemming zijn met artikel 20a van de Duitse Grondwet (Grundgezetz), waarin de verantwoordelijkheid voor de staat is vastgelegd om – ook voor toekomstige generaties – het milieu en dieren te beschermen door middel van wetgeving en rechtspraak.
De Duitse Klimaatwet bevatte de doelstelling om in 2050 klimaatneutraal te zijn en in 2030 de uitstoot van broeikasgassen met ten minste 55% te reduceren ten opzichte van 1990. Ook zijn voor de periode tot 2030 reductieroutes met emissieplafonds voor verschillende sectoren vastgelegd. Voor de periode na 2030 is geen reductietraject vastgelegd. De Klimaatwet bepaalt dat het reductietraject voor na 2030 in 2025 wordt vastgesteld.
Het Constitutioneel Hof stelt vast dat de emissies die tot 2030 worden toegestaan op grond van de Klimaatwet de resterende opties voor emissiereductie na 2030 aanzienlijk beperken. In de periode na 2030 zullen steeds snellere en urgentere emissiereducties nodig zijn om het doel van klimaatneutraliteit te bereiken. Het hof stelt dat deze toekomstige verplichtingen impact hebben op elk type vrijheid dat door grondrechten wordt beschermd, omdat vrijwel alle aspecten van het menselijke leven nog steeds te maken hebben met uitstoot van broeikasgassen en dus mogelijk worden bedreigd door noodzakelijke ingrijpende emissiereducties na 2030. Dat legt een onevenredige last op toekomstige generaties en is in strijd is met artikel 20a van de Duitse Grondwet, aldus het hof.
De wetgever had voorzorgsmaatregelen moeten nemen om deze grote last te verlichten. Het hof heeft de wetgever daarom opgedragen uiterlijk eind 2022 de Klimaatwet aan te passen en preciezer te omschrijven hoe het traject na 2030 er uitziet om de transitie naar klimaatneutraliteit te realiseren.
Voor de Nederlandse Grondwet en de Nederlandse Klimaatwet, zie de antwoorden op vraag 8 vraag 9 en vraag 12.
Ik begrijp deze passage zo dat ingrijpende maatregelen nodig zullen zijn om de uitstoot van broeikasgassen drastisch te verminderen.
Met het huidige Nederlandse beleid wordt ingezet op een geleidelijke transitie richting een situatie waarbij conform de Nederlandse Klimaatwet de uitstoot in 2050 is teruggebracht tot maximaal 5% van de uitstoot in 1990. Dit 2050-doel en het daarmee samenhangende beleid zullen aangepast moeten worden om het in lijn te brengen met het doel van klimaatneutraliteit voor de Europese Unie in 2050, dat in de Europese Klimaatwet wordt verankerd.
De transitie die nodig is, vergt inspanningen van de huidige en toekomstige generaties die resulteren in ingrijpende veranderingen van consumptie- en productiepatronen.
Nee, dat erken ik niet. Ik erken wel dat volgens de raming van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) het huidige beleid nog onvoldoende is om in 2030 het streefdoel van 49% emissiereductie ten opzichte van 1990 te realiseren vanwege o.a. het feit dat nog niet al het beleid door PBL is doorgerekend, ontwikkelingen op de energiemarkten en statistische bijstellingen. Hier zal het kabinet, in lijn met de borgingscyclus van de Klimaatwet, in de Klimaatnota die in oktober verschijnt, ook invulling aan geven.
Het beleid is gericht op een uitstootreductie die in lijn is met de doelen uit het Parijsakkoord op een manier die haalbaar en betaalbaar is en die ook belangen als gelijk speelveld en leveringszekerheid meeneemt. Daarmee wordt beoogd voldoende voortgang te boeken, zodat voorkomen wordt dat door partijen in de samenleving nu of in de toekomst grote kosten moeten worden gemaakt die voorkomen hadden kunnen worden.
Een juridisch verschil tussen de Duitse Grondwet en de Nederlandse Grondwet is dat de opdracht die in artikel 20a van de Duitse Grondwet voor de staat – en in het bijzonder voor de wetgever – is opgenomen om zorg te dragen voor het milieu vereist dat dit gebeurt met een blik op toekomstige generaties. In artikel 21 van de Nederlandse Grondwet is de zorgplicht van de overheid voor de bewoonbaarheid van het land en de bescherming van het leefmilieu opgenomen, maar is geen verwijzing naar toekomstige generaties opgenomen. Ik ga hier in het antwoord op vraag 9 nader op in.
Artikel 21 van de Nederlandse Grondwet bepaalt dat de zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu. Een groot aantal wetten geeft gestalte aan de zorgplicht van artikel 21 Grondwet, zoals de Wet milieubeheer, de Wet natuurbescherming, de Klimaatwet en, in de toekomst, de Omgevingswet.
De doelen uit de Klimaatwet voor het terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen, evenals het wettelijk kader dat de wet biedt voor het ontwikkelen van beleid om invulling te geven aan de verantwoordelijkheid die Nederland heeft om de mondiale stijging van de temperatuur te beperken, zien bij uitstek ook op de belangen van toekomstige generaties.
In de Omgevingswet vormt «duurzame ontwikkeling» het kerndoel van de wet (artikel 1.3 Omgevingswet). De toepassing van de (toekomstige) Omgevingswet moet plaatsvinden met het oog op duurzame ontwikkeling. Duurzame ontwikkeling is in de Omgevingswet gedefinieerd als «een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden voor toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen» (bijlage 1 Omgevingswet). Verder verwijst de Omgevingswet naar het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, waarmee in de Omgevingsvisie rekening wordt gehouden (artikel 3.3 Omgevingswet).
Effecten van klimaatverandering kunnen een voldoende reëel en ernstig risico op aantasting van het leven en welzijn van personen met zich meebrengen, waarvoor geldt dat staten een deelverantwoordelijkheid hebben in het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen (zie Urgenda-uitspraak). Dit verband tussen mensenrechten en klimaat geldt in het bijzonder voor degenen die het meest met de gevolgen van klimaatverandering te maken gaan krijgen, zoals kinderen en toekomstige generaties. Daarom wordt – op grond van internationale afspraken, Europeesrechtelijke verplichtingen en de Nederlandse regelgeving – door de regering klimaatbeleid gevoerd dat zich richt op de lange termijn, zowel ten aanzien van het reduceren van de (Nederlandse) broeikasgasuitstoot, als op het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van Nederland.
Op grond van internationale verdragen, Europeesrechtelijke verplichtingen en nationale regelgeving gelden tevens waarborgen om natuurwaarden te beschermen. Deze wet- en regelgeving bepalen de taken en verantwoordelijkheid van de overheid en leggen beperkingen op aan activiteiten die schadelijk kunnen zijn voor de natuur. Daarmee waarborgt deze wet- en regelgeving een goede en robuuste bescherming van de natuur, nu en in de toekomst.
Zie antwoord vraag 10.
Nee. De Klimaatwet biedt een kader voor het ontwikkelen van nationaal beleid gericht op het onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde de wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken. Uit een doorrekening van het Energieonderzoek Centrum Nederland en het PBL uit 2017 blijkt dat de in de wet vastgelegde doelen – met de toen geldende inzichten – in lijn zijn met de doelstelling uit de Overeenkomst van Parijs om de temperatuurstijging tot ruim onder de 2oC te beperken. Als gevolg van de (aanstaande) inwerkingtreding van de Europese Klimaatwet zullen de doelen in artikel 2 van de Nederlandse Klimaatwet moeten worden aangepast om de nationale doelen in lijn te brengen met de (aangescherpte) klimaatdoelen voor de Unie die in de Europese Klimaatwet worden vastgelegd. Het PBL heeft beoordeeld dat het ambitieuze EU-doel van een klimaatneutrale Unie in 2050 in lijn is met de temperatuurdoelstelling van de Overeenkomst van Parijs en dat het EU-doel van ten minste 55% reductie in 2030 grosso modo aansluit bij dit doel voor 2050.
Ja, ik herinner mij die stemming.
In het antwoord op vraag 9 heb ik aangegeven dat verschillende wetten, waaronder de Nederlandse Klimaatwet, gestalte geven aan de zorgplicht van artikel 21 van de Grondwet.
Op 30 april jl. heeft het lid Van Raan vragen gesteld over het bericht dat de Duitse Klimaatwet deels ongrondwettelijk is. In verband met de benodigde interdepartementale afstemming lukt het helaas niet om de vragen binnen de termijn van 3 weken te beantwoorden. Ik zal u de beantwoording zo spoedig mogelijk doen toekomen.