Ingediend | 15 april 2021 |
---|---|
Beantwoord | 26 augustus 2021 (na 133 dagen) |
Indieners | Jasper van Dijk , Sylvana Simons (BIJ1), Don Ceder (CU), Kati Piri (PvdA) |
Beantwoord door | Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | migratie en integratie onderwijs en wetenschap organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z06124.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-3837.html |
Ik heb kennisgenomen van het rapport «Onzichtbaar». Ik heb ook kennis genomen van de in dat rapport genoemde schatting van Amsterdamse scholen dat zij ongeveer rond de 4 en 6% ongedocumenteerde leerlingen op school hebben. Het is niet mogelijk om aan te geven hoeveel onrechtmatig in Nederland verblijvende kinderen landelijk onderwijs volgen. Wel kan ik aangeven hoeveel kinderen zonder burgerservicenummer (BSN) onderwijs volgen. Deze getallen omvatten onrechtmatig verblijvende kinderen in Nederland, maar omvatten ook een bredere groep kinderen. Het komt ook bij andere groepen kinderen namelijk voor dat ze geen BSN hebben en het onderscheid tussen die groepen is niet zichtbaar in de gegevens. Mijn inschatting is dat het landelijke aantal onrechtmatig verblijvende kinderen in het onderwijs lager is dan de totale percentages kinderen zonder BSN die ik hieronder weergeef. Zoals in het rapport ook wordt aangegeven, zijn de vermoedelijke Amsterdamse percentages uit het rapport hoger dan het landelijk gemiddelde. De getallen hieronder hebben betrekking op leerlingen ingeschreven in het schooljaar 2020/21.
Onderwijssoort
Aantal ongedocumenteerde leerlingen/studenten
Totaal aantal leerlingen/studenten
Percentage
Basisonderwijs
10.281
1.573.818
0,65%
MBO
966
720.136
0,13%
SO
292
40.474
0,72%
VO
3.233
947.329
0,34%
VSO
474
49.656
0,95%
15.246
3.331.413
0,46%
Voor het primair onderwijs én het voortgezet onderwijs laat ik een onderzoek uitzetten naar de verschillende doelgroepen die nieuwkomersonderwijs nodig hebben. Er komen namelijk signalen binnen dat scholen niet voor alle kinderen die nieuwkomersonderwijs nodig hebben ook bijzondere bekostiging ontvangen. Daarbij laat ik, naast een aantal andere groepen, ook kijken naar kinderen die ongedocumenteerd in Nederland verblijven en die pas korter dan enkele jaren in Nederland zijn. Het doelgroepenbeleid voor nieuwkomers in het onderwijs is gericht op kinderen die nog nieuw zijn in het Nederlandse onderwijs en kinderen in Nederland hebben ongeacht hun verblijfsstatus recht op onderwijs. Ik zie vanuit onderwijskundig perspectief geen noodzaak om onrechtmatig verblijvende vreemdelingen die al langer in Nederland zijn in het onderzoek te betrekken.
Dat klopt ten dele. Na hun 18e verjaardag mag een jongere die niet in het BRP voorkomt geen nieuwe opleiding meer beginnen. Maar hij of zij mag de opleiding waaraan hij of zij is begonnen vóór zijn of haar 18e verjaardag blijven volgen totdat deze opleiding is afgerond, inclusief de stage. Ook als de stage pas start nadat de leerling of student 18 is geworden mag hij of zij deze stage volgen zodat hij of zij de opleiding kan afronden.
Uiteraard heeft de onmogelijkheid voor jongeren boven de 18 om een nieuwe opleiding te beginnen ingrijpende gevolgen voor hen. Volwassenen zonder verblijfsrecht hebben echter ingevolgde de leerplichtwet 1969 geen mogelijkheid om na hun 18e verder vervolgonderwijs te volgen in Nederland. Van deze groep wordt verwacht dat zij terugkeren naar het land van herkomst. De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) kunnen hierbij begeleiden en ondersteuning bieden bij het vertrek uit Nederland.
Omdat niet bekend is waar deze leerlingen verblijven na het volgen van het onderwijs, is dit moeilijk te onderzoeken. Er zijn ook geen cijfers over hun activiteit op de arbeidsmarkt. Gegeven het wettelijke kader, zie ik ook geen reden voor nader onderzoek.
Er is in de beschikbare gegevens geen zicht op de totale hoeveelheid personen die als kind in Nederland waren en naar het land van herkomst zijn teruggekeerd. Ik zie ook geen noodzaak om daar onderzoek naar te doen. Kinderen hebben namelijk ongeacht hun verblijfsstatus recht op onderwijs, waar hun toekomst ook ligt.