Ingediend | 13 april 2021 |
---|---|
Beantwoord | 31 mei 2021 (na 48 dagen) |
Indieners | Leonie Vestering (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | natuur- en landschapsbeheer natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z05813.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-2973.html |
Ja, ik ben bekend met deze berichten en de uitzending.
Bij de betreffende bomen zijn bij inspecties veiligheidsrisico’s geconstateerd, waarop de gemeente De Bilt op 16 december 2020 een kapvergunning heeft aangevraagd, die op 3 februari 2021 is verleend. Na afloop van de bezwaartermijn van 6 weken mochten de bomen gekapt worden vanaf 17 maart 2021. De vergunning is verleend op basis van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente De Bilt en is een jaar geldig.
Los van de kapvergunning zal een initiatiefnemer die een activiteit onderneemt, zoals het vellen van een boom, altijd vooraf moeten checken of de activiteit effect heeft op aanwezige soorten om strijd met de soortbeschermingsbepalingen uit hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming (hierna Wnb) te voorkomen. De betreffende boom waarin de eekhoorns zijn aangetroffen zijn daarom voorafgaand aan de kap door een medewerker met behulp van een hoogwerker gecontroleerd, waarbij de holtes van de boom aan de binnenzijde met de hand zijn gevoeld. Helaas is de holte waarin deze eekhoorntjes zaten daarbij over het hoofd gezien.
Op zich is het niet verboden om te kappen in het broedseizoen, maar dan moet wel voldaan zijn aan de eisen gesteld in de Wnb. Dit is hier gedaan door het vooraf controleren van de bomen op broedende vogels en andere nesten. Ik betreur dat dit zo gegaan is, maar mijn inziens ging het niet om roekeloze kap. Het feit is wel dat de Wnb is overtreden. Daarom heeft de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Utrecht, die belast is met het toezicht en de handhaving, een voornemen last onder dwangsom opgelegd.
Het gekapte bos bij verpleeghuis De Lichtenberg in Amersfoort is opgenomen op de kaart Oude boskernen. Daarmee is het een waardevol bosgebied en komt het in aanmerking voor een kapverbod. Het is aan de provincie Utrecht, als bevoegd gezag, om gebruik te maken van de bevoegdheid, als bedoeld in artikel 4.2, derde lid, van de Wnb om een kapverbod op te leggen. De provincie Utrecht heeft ervoor gekozen geen kapverbod op te leggen, omdat zij het realiseren van een zorginstelling als een zwaarwegend maatschappelijk belang beschouwt dat het toestaan van kap in dit geval rechtvaardigt.
Ik deel de bezorgdheid over de bescherming van bos en bomen met een beschermde status en zal het onderwerp onder de aandacht brengen bij de expertgroep over bomen en ruimtelijke ordening.
De regels over houtopstanden zijn opgenomen in hoofdstuk 4 van de Wnb. Binnen de bebouwde kom gelden deze regels niet, maar zijn de regels van de desbetreffende gemeente van toepassing. De gemeente kan dus zelf bepalen of bomen een beschermde status hebben of niet en of een kapvergunning moet worden aangevraagd.
Buiten de bebouwde kom geldt de Wnb en zijn, op enkele uitzonderingen na, de provincies bevoegd gezag. De Wnb verbiedt het geheel of gedeeltelijk vellen van houtopstanden zonder voorafgaande melding daarvan bij gedeputeerde staten, behoudens de in artikel 4.4 van de Wnb geregelde generieke uitzonderingen op de meldplicht en herbeplantingsplicht. Ter bescherming van houtopstanden kunnen gedeputeerde staten het vellen van houtopstanden telkens voor ten hoogste vijf jaar verbieden ter bescherming van bijzondere natuur-of landschapswaarden (artikel 4.2, derde lid, van de Wnb). Buiten de bebouwde kom is het dus vooral aan provincies als bevoegde gezagen om gebruik te maken van deze bevoegdheid.
Gedeputeerde staten van de provincie Utrecht hebben, in antwoord op vragen van provinciale staten, aangegeven dat het ecologisch werkprotocol niet op voorhand is ingeleverd. In de afgegeven ontheffing zijn voorwaarden opgenomen, waaronder het doen van een startmelding en het opstellen van een ecologisch werkprotocol. Het niet naleven hiervan is een overtreding van artikel 5.3 lid 4 van de Wnb. Daarom is de zaak opgepakt door de RUD Utrecht. Het is mogelijk dat zij een last onder dwangsom (LOD) opleggen vanwege het niet naleven van de voorschriften die verbonden zijn aan de ontheffing. Het onderzoek bij de RUD is nog lopende, waardoor de provincie vooruitlopend op dit onderzoek hier niet op in kan gaan.
Er is een ontheffing verleend voor een periode van vijf jaar4, 5, waarbij de verstoring door de werkzaamheden zo beperkt mogelijk moet worden gehouden en het gebied na de werkzaamheden weer aantrekkelijk is voor de das. De instandhouding van de soort mag dus niet in gevaar komen door de werkzaamheden.
Het klopt dat er geen specifiek toezicht of centrale regie is op het bomenkapbeleid van individuele gemeenten en provincies. Dat heeft te maken met de bevoegdheidsverdeling zoals deze beschreven is bij vraag 4. Vanwege het belang van het behoud van bomen en bossen voor biodiversiteit, klimaat en cultuurhistorie heb ik met provincies de Bossenstrategie opgesteld. De Bossenstrategie bevat onder meer acties om meer bomen in steden en dorpen te realiseren, met een streven van 1% meer bomen per jaar. Naast bosuitbreiding is ook aandacht voor het behoud voor oude bomen of bomen met een cultureel-erfgoed-waarde. Een expertgroep onderzoekt de mogelijkheden voor bosuitbreiding bij nieuwe woonwijken en behoud van het stedelijk groen. Dit beleid moet ertoe leiden dat er meer aandacht is voor het belang van bomen en bossen en dat er ook naar gehandeld wordt. Samenwerking tussen bevoegde gezagen en participatie van maatschappelijke organisaties zijn hierin sleutelwoorden.
Per boom wordt geen centraal register bijgehouden.
De verandering van de totaaloppervlakte bos in Nederland wordt wel bijgehouden. Elke 4 jaar publiceert de WUR deze bevindingen, waarvan de eerstvolgende in september 2021 verwacht wordt voor de periode 2017–2020. In 2017 is het laatste overzicht gepubliceerd. Tussen 2009 en 2017 is het oppervlakte bos in Nederland afgenomen van 373.400 hectare tot 370.000 hectare. Belangrijk hierin is te vermelden dat de desbetreffende onderzoekers hebben aangegeven dat er wat ruis in de modellen zit, waardoor het oppervlakte bos in 2013 waarschijnlijk is overschat.
In die periode is ongeveer 25.000 hectare bos verdwenen en 22.000 hectare bos aangeplant. Het verschil is voor een belangrijk deel te verklaren door omvorming van (naald)bos naar andere natuur met een hogere biodiversiteit (o.a. heide) en de uitvoering van herstelmaatregelen in Natura 2000 gebieden.
Een groot deel van het natuurbeleid is gedecentraliseerd naar de provincies en daarmee ook de uitvoering van de Wnb. Provincies hebben daarin een eigen verantwoordelijkheid. Op grond van de Wnb zijn gedeputeerde staten van de provincies bevoegd gezag voor het verlenen van ontheffingen voor het beheer van soorten. Ik vertrouw erop dat de provincies hierin zorgvuldig handelen. Gedeputeerde staten leggen primair verantwoording af aan provinciale staten van de betrokken provincie.
Binnen een gemeente oefent de gemeenteraad controle uit op burgemeester en wethouders. Het Rijk heeft niet de rol stelselmatig individuele provinciale of gemeentelijke besluiten te controleren. In het kader van de uitvoering van het natuurbeleid spreekt het Rijk veelvuldig met provincies. Tijdens die gesprekken worden mogelijke knelpunten besproken. Eventueel ingrijpen kan het Rijk met behulp van de instrumenten van het interbestuurlijk toezicht. Provincies kunnen eveneens gebruik maken van het instrumentarium van het interbestuurlijk toezicht jegens gemeenten.
Voordat een initiatiefnemer een activiteit onderneemt, zoals het vellen van een boom, zal deze altijd moeten checken of de activiteit effect heeft op aanwezige soorten om strijd met de soortbeschermingsbepalingen uit hoofdstuk 3 van de Wnb te voorkomen. De controle of de initiatiefnemer dat heeft gedaan is de verantwoordelijkheid van de provincies. Ik verwijs u daarvoor ook naar het antwoord op vraag 9.
In de gevallen dat het Rijk bevoegd gezag is voor het verlenen van ontheffingen, als het gaat om zaken van nationaal belang (bijvoorbeeld aanleg van wegen, spoorwegen, militaire terreinen etc.), controleert het Rijk de aanvraag op een effect op aanwezige beschermde dieren- en plantensoorten.
Nee, in principe voeren de provincies de controletaak naar behoren uit. Ongelukken dienen voorkomen te worden, maar ik zie in meer centrale regie geen modus waarin dergelijke incidenten wel voorkomen worden. Ik zal in samenspraak met de provincies en de VNG verkennen of er aanpassingen in het huidige beschermingsregime nodig zijn.
Het is het onderzoeken waard of uniformering meer betrouwbaarheid naar de burger oplevert. Als onderdeel van de uitvoering van de Bossenstrategie zal er een monitoring opgezet worden om de netto toename van het oppervlakte bos in Nederland bij te houden. Ik zal verkennen of een dergelijk centraal monitoringssysteem hierin geïntegreerd kan worden.
Dat klopt niet, de meldingsplicht geldt voor het kappen van houtopstanden buiten de bebouwde kom die groter zijn dan 1.000 vierkante meter of bij een rijbeplanting van meer dan 20 bomen, zolang ze niet onder een uitzondering vallen in artikel 4.1 van de Wnb. Hierin is geen onderscheid tussen provincies. Verder staat de meldingsplicht los van een mogelijke ontheffingsplicht van soortenbeschermingsbepalingen, ongeacht de omvang van het gebied of het aantal bomen.
Artikel 4.1 van de Wnb geeft aan in welke gevallen de wet niet van toepassing is en de gemeente bevoegd gezag is en dus zelf kan bepalen of een meldingsplicht nodig is of een vergunning voor het kappen van houtopstanden. Is de Wnb van toepassing, dan geldt op grond van artikel 4.2 een meldplicht voor van het vellen van een houtopstand, met uitzondering van het periodiek vellen van griend- of hakhout, behoudens de in artikel 4.4 geregelde generieke uitzonderingen op de meldplicht. Wat betreft de controle of beschermde plant- en diersoorten aanwezig zijn, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 10.
Er bestaat geen algeheel overzicht van het kapbeleid per provincie of gemeente.
Ja, die ruimte is er voor bomenkap binnen de bebouwde kom of wanneer de bomen onder een uitzondering vallen van artikel 4.1 van de Wnb. In die gevallen is de gemeente bevoegd gezag voor houtopstanden. Gemeenten zullen wel altijd rekening moeten houden met de overige bepalingen uit de Wet natuurbescherming, zoals de algemene zorgplicht en de artikelen over soortbescherming.
Ik ben mij zeer bewust van de bezorgdheid die burgers hebben bij de kap van bomen, maar er zijn situaties waarin een boom met spoed moet kunnen worden weggehaald, zoals wanneer hij op omvallen staat en er potentieel letsel of grote schade kan optreden.
Ik ben wel bereid om de mogelijkheden te verkennen hoe de betrokkenheid van burgers in het behoud van het stedelijk groen versterkt kan worden. Dit onderwerp zal ik onder de aandacht brengen bij de expertgroep over bomen en ruimtelijke ordening, die vanuit de Bossenstrategie zal worden opgezet.
Dat ben ik bereid te verkennen. Op welke termijn kan ik nu nog niet aangeven. Ik zal de expertgroep over bomen en ruimtelijke ordening verzoeken dit onderwerp in hun advies op te nemen.
Ik heb zo spoedig mogelijk antwoord gegeven op de vragen, waarbij een gedegen beantwoording meer tijd heeft gekost.
De vragen van de leden Wassenberg en Vestering (PvdD) het «per ongeluk» kappen van een beschermd bos en het kappen van bomen in het broedseizoen (ingezonden op 13 april, kenmerk 2021Z05813) kunnen helaas niet binnen de gebruikelijke termijn beantwoord worden, omdat het meer tijd kost om de juiste informatie in kaart te brengen en de vragen van uw leden op een gedegen manier te beantwoorden. Ik zal u de antwoorden zo spoedig mogelijk doen toekomen.