Ingediend | 26 maart 2021 |
---|---|
Beantwoord | 28 april 2021 (na 33 dagen) |
Indiener | Alexander Kops (PVV) |
Beantwoord door | Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | energie natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z05013.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-2512.html |
Het kabinet onderzoekt momenteel samen met de landelijke netbeheerders en netwerkbedrijven Gasunie en TenneT of en onder welke voorwaarden een deel van het gasnet kan worden ingezet voor het transport en distributie van waterstof. Medio mei is het onderzoek gereed en zal het aan de Kamer worden aangeboden. Uit het onderzoek zal blijken: (1) of een transportnet voor waterstof noodzakelijk is voor het behalen van de klimaatdoelstelling en het realiseren van de ambities van een CO2-vrije waterstofketen, (2) of het bestaande gasnet hiervoor kan worden ingezet en zo ja, (3), onder welke voorwaarden. Het kabinet wil vooraleerst de uitkomsten van dit onderzoek afwachten voordat verdere standpunten in worden genomen.
Bij CO2-reducerende technieken, de productie van hernieuwbare energie en de ontwikkeling van benodigde nieuwe energie-infrastructuren om de energietransitie te ondersteunen, is in een aantal gevallen nog geen sprake van een gelijk speelveld met alternatieven met (meer) CO2-uitstoot. Redenen kunnen zijn dat de CO2-kosten nog onvoldoende in de prijs kunnen worden meegenomen of dat er sprake is van innovatieve technieken die nog onvoldoende marktrijp zijn. In zulke gevallen kan het in het kader van het publiek belang nodig en wenselijk zijn dat met gerichte inzet van subsidies de business cases ondersteund worden. In beginsel is het uitgangspunt dat subsidies tijdelijk zijn.
In de Kamerbrief Kabinetsvisie Waterstof van 30 maart 2020 beschrijft het kabinet dat CO2-vrije waterstof een noodzakelijk onderdeel van onze toekomstige CO2-vrije energie- en grondstoffenvoorziening zal worden.2 Zoals aangegeven worden nut en noodzaak van een transportnet onderzocht en wordt bezien of het bestaande gasnet hiervoor kan worden ingezet. Hierbij worden inschattingen gemaakt van de vraag naar waterstof in Nederland en in de buurlanden, van de productie, van de noodzaak van opslag etc. Een eventueel besluit over de ontwikkeling van een transportnet voor waterstof, zal dus worden gebaseerd op onder andere inschattingen van de toekomstige vraag. Bij de uitrol is onder meer de geconcretiseerde vraag die voortkomt uit de energiestrategieën (CES) van de zes grootste industrieclusters van belang. Het kabinet heeft aangegeven met het Programma Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI) een grotere regierol op zich te nemen bij de uitrol van infrastructuur voor de industrie.
CO2-vrije waterstof is een onmisbaar onderdeel van een CO2-vrije energie- en grondstoffenvoorziening. In de kabinetsvisie op waterstof is aangegeven dat op termijn de inzet van CO2-vrije waterstof nodig is in de industrie, voor de productie van elektriciteit, in de mobiliteit en het transport en in de gebouwde omgeving. In de industrie bijvoorbeeld blijkt dit onder meer uit de koploperprogramma’s die door alle zes industriële clusters zijn opgesteld en aan mij zijn aangeboden op 22 oktober 2020. Hierin is de rol van waterstof voor het behalen van de klimaatdoelen weergegeven. Ook is met het advies van de Taskforce Infrastructuur Klimaatakkoord Industrie (TIKI) een industrie-brede onderbouwing gegeven voor de noodzaak van een CO2-vrij molecuul voor de verduurzaming van de industrie en de daarop volgende behoefte aan infrastructuur. De industriële clusters pleiten voor de ontwikkeling van een transportnet voor waterstof. Toegang tot waterstof stelt de industrie in staat om duurzame energie en duurzame grondstoffen in te kopen en zo kosteneffectief te verduurzamen. Dat draagt bij aan het behoud en de ontwikkeling van werkgelegenheid.
CO2-vrije waterstof zal in verschillende vormen van eindverbruik een rol krijgen: in de industrie als grondstof en als energiedrager voor de productie van hoge temperaturen, voor elektriciteitsproductie, in de mobiliteit en transport en in de gebouwde omgeving. Het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) waaraan in de vraag wordt gerefereerd, gaat specifiek in op de inzet van waterstof in de gebouwde omgeving. Het PBL noemt waterstof hierin een veelbelovende energiedrager en schetst tegelijkertijd onzekerheden ten aanzien van bijvoorbeeld de kostendaling van de productie van waterstof, de kosten van infrastructuur en de hoeveelheden waterstof die op termijn beschikbaar zijn voor de verwarming van gebouwen. We staan nu aan het begin van de ontwikkeling van een CO2-vrije waterstofketen en in de loop der tijd ontstaat een steeds betere inschatting van kosten en volumes. Hiervoor is het ook belangrijk om meer inzicht te krijgen in de toepassing van waterstof in verschillende eindverbruikerssectoren. Voor de gebouwde omgeving gebeurt dit o.a. door het onderzoeken van de toepasbaarheid en veiligheid van het verwarmen van gebouwen met waterstof, zodat wanneer waterstof breder beschikbaar wordt, duidelijk is hoe het ingezet kan worden.
Het klopt dat de inzet van waterstof momenteel duurder is dan de inzet van aardgas. In de PBL-adviezen voor de SDE++ 2021 komen de meerkosten voor waterstofproductie met elektrolyse uit op maximaal € 7/kg ten opzichte van grijze waterstof. De onrendabele top voor groene waterstof wordt niet geheel met de SDE++ afgedekt, omdat er maximaal 300 €/ton CO2-reductie wordt vergoed. Toepassing van CO2-afvang en opslag bij conventionele waterstofproductie («blauwe» waterstof) is momenteel veel goedkoper dan groene waterstof en een van de meest kosteneffectieve technieken in de SDE++ om CO2 te reduceren. De kosten voor het net zijn hierbij niet inbegrepen.
Zoals ook gesteld bij het antwoord op vraag 2, ziet het kabinet CO2-vrije waterstof als een noodzakelijk onderdeel van een CO2-vrije energie- en grondstoffenvoorziening. De meerkosten voor waterstofproductie waarvan op dit moment sprake is, ontstaan daarbij enerzijds door het uitblijven van een voldoende hoge CO2-prijs, en anderzijds door een voorlopig tekort aan private investeringen in schaalvergroting en verdere technologische ontwikkeling van productiefaciliteiten.
In de huidige fiscale systematiek zijn de tarieven voor waterstof en aardgas gekoppeld, dus een verhoging van de belasting op aardgasverbruik draagt niet bij aan het aantrekkelijker maken van de inzet van waterstof ten opzichte van aardgas.
Binnenkort ontvangt Uw Kamer de evaluatie van de energiebelasting met daarin onder meer denkrichtingen voor aanpassing van de energiebelasting om de energietransitie beter te stimuleren. Het komend kabinet kan deze evaluatie gebruiken om te komen tot eventuele wijzigingsvoorstellen voor de energiebelasting.
Zie antwoord vraag 6.