Ingediend | 26 maart 2021 |
---|---|
Beantwoord | 21 april 2021 (na 26 dagen) |
Indiener | Tom van der Lee (GL) |
Beantwoord door | Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | belasting financiën |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z05011.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-2435.html |
Ja.
Zaken worden aangespannen op basis van bestaande investeringsverdragen. Deze verdragen kennen, zoals gebruikelijk in dergelijke verdragen, een brede definitie van het begrip investeerder. Hierdoor heeft iedere in Nederland gevestigde rechtspersoon, die investeringen in de zin van een dergelijk verdrag heeft gedaan, in de meeste gevallen toegang tot Investor State Dispute Settlement (ISDS) in het geval van een geschil (over een dergelijke investering) met een derde land waarmee Nederland een investeringsverdrag heeft afgesloten. Nederland heeft zich gecommitteerd de bilaterale verdragen te heronderhandelen op basis van een grondig gemoderniseerde inzet (de zogenaamde nieuwe «IBO-modeltekst») die in 2019 is aangenomen. Naast verschillende andere vernieuwingen bevat deze modeltekst ook een bepaling waarmee brievenbusmaatschappijen worden uitgesloten van bescherming aangezien het kabinet het gebruik van Nederlandse investeringsakkoorden door brievenbusmaatschappijen onwenselijk acht.
Internationale verdragsonderhandelingen zijn langdurige processen, ook zonder COVID-restricties. Er moet over veel technische details zorgvuldig worden onderhandeld, afgestemd worden met verschillende departementen zowel aan Nederlandse zijde als aan de zijde van de verdragspartners en daarnaast zijn verdragspartners het niet altijd eens met Nederland en de gemoderniseerde Nederlandse inzet.
Nederland heeft het onderhandelingsproces met 6 landen in meer of mindere mate gestart. Het gaat om Ecuador, Argentinië, Burkina Faso, Turkije, Irak en de VAE. Nederland heeft ook autorisatie van de Europese Commissie om onderhandelingen te starten met Oeganda, Nigeria, Tanzania en Qatar.
Zoals ook eerder aangeven in het Schriftelijk Overleg van de informele videoconferentie van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 2 maart 2021 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2294), liggen de (her-)onderhandelingen van bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO’s) momenteel grotendeels stil in verband met de praktische beperkingen die gelden ter bestrijding van de COVID-19 pandemie. Het gaat daarbij met name om de geldende reisrestricties. Daarnaast worden de praktische mogelijkheden om voortgang te boeken ook beperkt door de aanwijzing om niet met meerdere personen bijeen te komen en de beperkte beschikbare personele capaciteit zowel aan Nederlandse zijde als die aan de zijde van verdragspartners (die ook ingezet wordt voor het adresseren van acute aan COVID gerelateerde handels- en investeringsvraagstukken). Het kabinet is gecommitteerd aan de modernisering van de Nederlandse IBO’s en bekijkt de mogelijkheden om de (her-)onderhandelingen zo snel mogelijk te hervatten.
Overigens heronderhandelt Nederland niet alle verdragen zelf, sommige verdragen worden door de Europese Commissie namens de EU onderhandeld die dan de bestaande bilaterale investeringsverdragen van Europese lidstaten met dat land vervangen. Voorbeelden zijn de nieuwe Europese investeringsakkoorden met Vietnam, Canada (CETA) en Singapore en de onderhandelingen daarover met o.a. Mexico.
Europese lidstaten mogen op grond van Verordening 1219/2012 alleen bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten met derde landen sluiten dan wel heronderhandelen na toestemming van de Europese Commissie, zolang er geen overeenkomst tussen de Europese Unie en dat derde land bestaat, en de EU niet van plan is om met dat land te onderhandelen.
Nadat verdragen zijn (her-)onderhandeld dienen beide partijen deze nieuwe verdragen te ratificeren voordat deze in werking kunnen treden. Aan Nederlandse zijde vereist dit instemming van het parlement.
Zie antwoord vraag 3.
De modernisering van het Energiehandvestverdrag, waarbij ook de bepalingen inzake investeringsbescherming zullen worden besproken, is in april 2020 van start gegaan. Overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking, zoals vastgelegd in artikel 4, lid 3 VEU, coördineren de EU en de aan de onderhandelingen deelnemende EU lidstaten hun standpunten volledig en handelen zij dienovereenkomstig tijdens de onderhandelingen. Op 15 juli 2019 zijn hiervoor de EU-onderhandelingsrichtsnoeren door de Raad Buitenlandse Zaken aangenomen. Onderdeel van de EU-inzet bij de modernisering van het Energiehandsvestverdrag is om het recht van overheden om in het publieke belang te reguleren te expliciteren, verdere focus op de modernisering van investeringsbescherming en de geschillenbeslechtingprocedure, waar onder het uitsluiten van brievenbusfirma’s, en aandacht voor energietransitie en decarbonisatie in lijn met het Parijsakkoord.
De EU heeft ook een uitgewerkt EU-tekstvoorstel voor de onderhandeling ingediend bij het ECT-secretariaat voor toezending aan de verdragsluitende partijen. De complete tekst van de EU inzet en dit voorstel zijn uw Kamer toegegaan als bijlage van de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 16 november 2020 over de lopende onderhandelingen van de modernisering van het Energiehandvestverdrag (Kamerstuk 32 813, nr. 619)
ISDS-claims kunnen alleen ingediend worden op basis van een investeringsverdrag.
Wel bestaat de mogelijkheid voor (rechts-)personen, indien zij onder de Nederlandse rechtsmacht ressorteren, om een klacht in te dienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wegens schending van het recht op het ongestoord genot van eigendom (art. 1 van Protocol 1 bij het EVRM), voor zover het eerst de nationale rechtsmiddelen heeft uitgeput.