Ingediend | 11 maart 2021 |
---|---|
Beantwoord | 6 april 2021 (na 26 dagen) |
Indiener | Tjeerd de Groot (D66) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | landbouw planten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z04475.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-2254.html |
Ik heb uw Kamer vorig jaar geïnformeerd over het feit dat er sprake is van een tekort aan specialistische beoordelingscapaciteit in Europa en dat er een scheve verdeling is van het werk over de lidstaten, waarbij het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (hierna: Ctgb) bovengemiddeld veel werk levert. Het Ctgb heeft de beoordelingscapaciteit de afgelopen jaren uitgebreid, maar dat kan niet voorkomen dat de vraag inmiddels groter is dan het Ctgb kan accommoderen (Kamerstuk 27 858, nr. 521). Om ervoor te zorgen dat doorlooptijden per aanvraag niet teveel toenemen heeft het Ctgb als rapporterend lidstaat daarom (naast andere maatregelen) bijvoorbeeld de instroom van Europese aanvragen voor onder andere de goedkeuring van nieuwe werkzame stoffen en de zonale toelating van nieuwe gewasbeschermingsmiddelen voorlopig moeten beperken.
Het Ctgb heeft voor de komende jaren al een behoorlijk aantal aanvragen voor nieuwe stoffen en nieuwe middelen als rapporterend lidstaat geaccepteerd en in de planning opgenomen, waaronder veel nieuwe biologische stoffen en middelen (zie paragraaf 5.1 van het werkplan / de begroting kalenderjaar 2021 van het Ctgb2).
Het is van groot belang dat producenten hun intentie om een Europese of zonale aanvraag te doen op tijd aan het Ctgb melden, zodat het Ctgb deze aanvraag kan opnemen in de planning op het gewenste tijdstip. Mocht het Ctgb onverhoopt op dit tijdstip geen ruimte hebben als rapporterend lidstaat, dan kan de producent ervoor kiezen de aanvraag bij een andere lidstaat in te dienen. Deze lidstaat voert dan de beoordeling uit. Het Ctgb kan op basis van zo’n beoordeling voor een gewasbeschermingsmiddel een toelating afgeven als de producent een aanvraag voor de toelating van dit middel indient bij het Ctgb als betrokken lidstaat. Voor dit type aanvragen geldt geen beperking van de instroom.
Jaarlijks bekijkt het Ctgb of bijstelling van de instroom van aanvragen en groei van de capaciteit nodig is, rekening houdend met het absorptievermogen van de organisatie.
Het gaat hierbij overigens niet alleen om de capaciteit van het Ctgb, maar ook om de capaciteit van de andere bevoegde autoriteiten in de Europese Unie. Dit is dan ook een aandachtspunt in mijn inbreng in het kader van de REFIT van Verordening (EG) 1107/2009.
Ik onderschrijf de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 uiteraard. Deze richt zich op het realiseren van weerbare planten en teeltsystemen en het verbinden van land- en tuinbouw met natuur. Dit leidt tot het verminderen van de behoefte aan gewasbeschermingsmiddelen. Als er dan toch gewasbeschermingsmiddelen nodig zijn voor het bestrijden van ziekten, plagen en onkruiden, dan bij voorkeur laag-risicomiddelen, nagenoeg zonder emissies naar het milieu en nagenoeg zonder residuen op producten voor de voedselconsumptie (Kamerstuk 27 858, nr. 449). Het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 bevat vele acties om de hierboven genoemde doelen te realiseren en om ervoor te zorgen dat agrarische ondernemers een breed palet aan handelingsperspectieven krijgen. Eén van deze handelingsperspectieven is de beschikbaarheid van gewasbeschermingsmiddelen, waaronder laag-risicomiddelen (Kamerstuk 27 858, nr. 518). Wij werken daar hard aan. Tegelijkertijd is de beoordelingscapaciteit van het Ctgb en de andere bevoegde autoriteiten helaas niet oneindig.
Zie antwoord vraag 2.
Verordening (EG) 1107/2009 bevat wettelijke termijnen voor het afhandelen van dossiers voor werkzame stoffen en voor gewasbeschermingsmiddelen. Een Europese (her)beoordeling van een dossier voor een werkzame stof kost in principe drie jaar. Een zonale beoordeling van een dossier voor een gewasbeschermingsmiddel op basis van een goedgekeurde werkzame stof kost in principe 120 dagen voor een laag-risicomiddel en één jaar voor de overige middelen.
Er kunnen zich echter situaties voordoen, dat een producent gedurende een traject van (her)beoordeling van een dossier gevraagd wordt om aanvullende informatie te leveren. Het leveren van aanvullende informatie kost tijd, waardoor de doorlooptijd van het afhandelen van zo’n dossier meestal langer wordt.
Nee. Integendeel, het Ctgb heeft voor de komende jaren juist al een behoorlijk aantal aanvragen voor nieuwe stoffen en nieuwe middelen als rapporterend lidstaat geaccepteerd en in de planning opgenomen, waaronder veel nieuwe biologische stoffen en middelen (zie verder het antwoord op vraag 1).
Mijn inzet in de Europese Unie op het versnellen en vereenvoudigen van de goedkeuring en toelating van «groene gewasbeschermingsmiddelen» (middelen met een werkzame stof van natuurlijke herkomst zoals plantenextracten, feromonen en micro-organismen) richt zich nu vooral op een actieve betrokkenheid van Nederlandse experts bij het aanpassen van de datavereisten voor stoffen op basis van micro-organismen.
Daarnaast heb ik in het kader van de REFIT van Verordening (EG) 1107/2009 in de Raad gepleit voor het versnellen en vereenvoudigen van de goedkeurings- en toelatingsprocedures voor laag-risicostoffen en -middelen (Kamerstuk 27 858, nr. 515). «Groene» gewasbeschermingsmiddelen blijken vaak te worden ingedeeld als laag-risicostof of -middel. Het is belangrijk dat de Europese Commissie invulling geeft aan deze oproep. Waar mogelijk, zoals bij stoffen op basis van micro-organismen, zal Nederland daaraan bijdragen.
Het Ctgb heeft een zogenaamd «green team» met beoordelaars gespecialiseerd in «groene gewasbeschermingsmiddelen» (middelen met een werkzame stof van natuurlijke herkomst zoals plantenextracten, feromonen en micro-organismen). De beschikbaarheid van deze expertise is een belangrijke randvoorwaarde voor het goed kunnen beoordelen van dergelijke middelen.
Ik realiseer me dat agrarische ondernemers een breed palet aan handelingsperspectieven nodig hebben om de transitie naar weerbare planten en teeltsystemen te realiseren en dat de beschikbaarheid van gewasbeschermingsmiddelen, waaronder laag-risicomiddelen, er daar een van is.
Het is overigens niet zo dat er geen nieuwe werkzame stoffen en gewasbeschermingsmiddelen beschikbaar komen. Alle lidstaten werken daar hard aan. We moeten ons echter realiseren dat de beoordelingscapaciteit niet oneindig is.
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 6.