Ingediend | 9 maart 2021 |
---|---|
Beantwoord | 13 april 2021 (na 35 dagen) |
Indiener | Gijs van Dijk (PvdA) |
Beantwoord door | Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
Onderwerpen | ouderen sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z04349.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-2308.html |
Ja, met het artikel ben ik bekend.
Ik kan mij voorstellen dat het door de vraagsteller geschetste beeld ontstaat. Beide onderwerpen moeten echter worden gescheiden. Het beloningsbeleid is een zaak van het bestuur van de supermarkten, in overleg met de raad van commissarissen. De pensioenregeling voor supermarktmedewerkers wordt uitgevoerd door het bedrijfstakpensioenfonds voor de Levensmiddelen (hierna: pensioenfonds Levensmiddelen) of door een eigen ondernemingspensioenfonds, zoals bijvoorbeeld voor de medewerkers van Albert Heijn het geval is. De dekkingsgraad van het pensioenfonds Levensmiddelen is al langer op een laag niveau. Uit de informatie die mij bekend is, heeft het pensioenfonds vorig jaar aangegeven per 1 januari 2021 de pensioenopbouw te zullen verlagen en de pensioenpremie te verhogen. Uit berichtgeving van het pensioenfonds blijkt dat ook werkgevers bijdragen aan het herstel bij dit pensioenfonds. Door de verhoging van de pensioenpremie – die voor 70% door de werkgever wordt betaald- en het bevriezen van de franchise zijn de pensioenkosten voor de werkgever ook toegenomen. Uiteindelijk is het aan werkgevers en werknemers om met elkaar een premie en opbouw af te spreken en daarbij de financiële situatie van het pensioenfonds in aanmerking te nemen.
De steun voor bedrijven is gericht op het behoud van banen, zodat mensen aan het werk kunnen blijven en in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Dat is een ander vraagstuk dan een pensioenverlaging, die ook een impact kan hebben op een individuele gepensioneerde, maar niet het verschil betekent tussen het wel of niet hebben van een baan en inkomen. Het doel van een verlaging is om ervoor te zorgen dat het vermogen in het pensioenfonds evenwichtig verdeeld is over alle deelnemers.
Uit informatie van het pensioenfonds Levensmiddelen blijkt dat de korting per jaar uitkomt op ongeveer 0,85%.2 Ongeveer driekwart van de pensioenuitkeringen bij dit pensioenfonds is lager dan 250 euro per maand. Het fonds geeft aan te verwachten dat de meeste gepensioneerden er daarom ongeveer 2 euro per maand of minder op achteruit gaan. Ongeveer 95% van de pensioenuitkeringen bij het pensioenfonds is lager dan 850 euro per maand. Voor 95% van de gepensioneerden bedraagt de maandelijkse verlaging dan maximaal 10 euro.
Financiële markten kunnen veranderlijk zijn, waardoor de dekkingsgraad van een pensioenfonds maandelijks kan schommelen. In het huidige financiële toetsingskader voor pensioenfondsen gelden regels op basis waarvan tekorten en overschotten niet onmiddellijk maar gespreid worden verwerkt, om zo het effect van die schommelingen op de pensioenen te dempen. Maar daarvoor is nog steeds een meetmoment nodig. Dekkingsgraden kunnen na het meetmoment stijgen of dalen. Daar is op voorhand geen uitspraak over te doen en op voorhand is dus niet te zeggen of dat meetmoment tot een onnodige korting of onnodige indexatie leidt.
Hoewel pensioenen altijd afhankelijk zullen blijven van ontwikkelingen op financiële markten, onderstreept de vraagsteller inderdaad terecht de noodzaak tot vernieuwing van het pensioenstelsel. Een voordeel van het nieuwe pensioenstelsel is dat het beter mogelijk is om beleggingsrisico’s die deelnemers en gepensioneerden lopen af te stemmen op de risico’s die zij willen en kunnen dragen. Dit biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid om gepensioneerden minder bloot te stellen aan deze risico’s dan nu het geval is.
Ik heb met de vrijstellingsregeling onderkend dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie. Met die regeling heb ik onder voorwaarden ontheffing verleend van het voldoen aan de eisen die aan het (minimaal) vereist eigen vermogen worden gesteld. Een van die voorwaarden is dat een pensioenfonds een dekkingsgraad van minimaal 90% moet hebben. Het Bedrijfstakpensioenfonds Levensmiddelen heeft hieraan niet voldaan en moet ondanks de vrijstellingsregeling de pensioenen verlagen. Desondanks is de verlaging aanzienlijk kleiner dan die zonder vrijstellingsregeling geweest zou zijn. Immers moet nu gekort worden tot de 90% en niet tot een hogere dekkingsgraad. De grens van 90% vind ik een uiterste grens waaronder ik het onwenselijk vind dat pensioenfondsen zakken. Met een bodem van 90% wordt een balans gevonden tussen het voorkomen van enerzijds potentieel grote pensioenverlagingen die zouden moeten worden doorgevoerd bij het aanhouden van de reguliere grens van circa 104% en anderzijds het verder laten wegzakken van herstel bij pensioenfondsen.
Het financieel toetsingskader is een generiek kader dat voor alle pensioenfondsen van toepassing is, maar het houdt ook rekening met de specifieke kenmerken van een pensioenfonds. Dus hoewel alle pensioenfondsen dezelfde hersteltermijnen hanteren, is daaronder sprake van verschillende herstelkracht op basis van fondsspecifieke kenmerken. Het toetsingskader biedt daarnaast ruime hersteltermijnen met mogelijkheid tot het gespreid doorvoeren van pensioenverlagingen. Binnen de begrenzingen van het ftk hebben sociale partners en pensioenfondsbesturen ruimte om evenwichtig beleid te bepalen.
Ik vind het onwenselijk de vrijstellingsregeling die ik eind vorig jaar heb gepubliceerd aan te passen. Zoals ik bij mijn antwoord op vraag 6 aangaf, vind ik een dekkingsgraad van 90% een uiterste grens. De Pensioenwet biedt naast de generieke vrijstellingsgrond (artikel 142) waarop de vrijstellingsregeling is gebaseerd, een fondsspecifieke uitzondering (artikel 141) als een fonds kan aantonen dat redelijkerwijs niet aan de bij wet gestelde vereisten kan worden voldaan en de doeleinden van de vereisten op een andere manier worden bereikt. Een fonds zal dit aannemelijk moeten maken en DNB zal het verzoek toetsen aan de gestelde vereisten. Op voorhand is er geen aanleiding te veronderstellen dat het pensioenfonds Levensmiddelen aan deze wettelijke voorwaarden voldoet.