Ingediend | 5 februari 2021 |
---|---|
Beantwoord | 12 februari 2021 (na 7 dagen) |
Indiener | Paul van Meenen (D66) |
Beantwoord door | Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap voortgezet onderwijs |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z02412.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-1688.html |
Ja.
Ik heb geen zicht op een absoluut aantal leerlingen in groep 8 dat de afgelopen maanden fysiek onderwijs heeft gevolgd, omdat de monitoring zich richtte op scholen in hun totaliteit en niet specifiek op groep 8. Uit een recente AVS-peiling blijkt dat in de laatste week van januari 23 procent van de leerlingen één of meerdere dagen op school kwam, waarvan 14 procent vanwege een cruciaal beroep van een van de ouders en 9 procent vanwege een kwetsbare positie. Ik blijf monitoren hoeveel leerlingen in de afgelopen periode fysiek onderwijs hebben gehad.
Een initieel beeld is dat over de gehele linie achterstanden zijn opgelopen, zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek van Cito2 en Oxford University3. Desalniettemin blijkt uit het onderzoek van Cito dat ook leerlingen die onderwijs op afstand hebben gevolgd groei hebben doorgemaakt, zij het dat die groei minder is dan in reguliere jaren. Uit de AVS-peiling blijkt daarnaast dat 64 procent van de schoolleiders grote verschillen tussen leerlingen ziet in de leerprestaties. Om een goed beeld te krijgen van de mate van opgelopen achterstanden, wordt dit schooljaar voorafgaand aan en tijdens de eindtoetsafname door middel van psychometrische analyses bekeken hoe groot de opgelopen achterstanden zijn.
Fysiek onderwijs is voor alle leerlingen in het funderend onderwijs van groot belang. Tegelijkertijd hebben scholen zich enorm ingezet op het realiseren van zo goed mogelijk afstandsonderwijs. Zoals hierboven aangegeven, wordt dit schooljaar voorafgaand aan en tijdens de eindtoetsafname bekeken hoe groot de opgelopen achterstanden zijn. Met de eindtoetsaanbieders bekijk ik hoe we dit schooljaar in de normering rekening kunnen houden met opgelopen achterstanden, indien de analyses laten zien dat deze er zijn. Het uitgangspunt is dat de toetsadviezen zoveel mogelijk aansluiten bij het potentieel van de leerlingen. Zo zorgen we dat het gebrek aan fysiek onderwijs geen invloed heeft op de toetsadviezen.
Naast het toetsadvies geeft de eindtoets ook dit schooljaar inzicht in de beheersing van de referentieniveaus taal en rekenen. De berekening van deze referentieniveaus wordt niet gewijzigd. Op deze manier krijgen scholen inzicht in waar leerlingen op dat moment staan.
Met beide punten ben ik het eens. Met de eindtoetsaanbieders zorg ik ervoor dat ook dit schooljaar de eindtoets met het bovengenoemde uitgangspunt wordt ingezet en dat er rekening wordt gehouden met opgelopen achterstanden.
Alle leerlingen moeten voldoende tijd krijgen om in een realistisch tempo hun opleiding te volgen en om op het voor hen best passende niveau te komen. Er is veel aandacht voor leerlingen die komend jaar de overstap maken naar het voortgezet onderwijs. Deze leerlingen zijn zowel in groep 7 als in groep 8 geconfronteerd met de scholensluiting en hebben voorafgaand aan de overstap naar het voortgezet onderwijs mogelijk niet meer voldoende tijd en ruimte om opgelopen achterstanden in te halen. Om die reden is in het Nationaal Programma Onderwijs na corona specifieke aandacht voor deze leerlingen. Het is van belang dat in het voortgezet onderwijs goed gemonitord wordt of deze leerlingen onderwijs volgen op het niveau dat recht doet aan hun capaciteiten en mogelijkheden.
Daarnaast worden basisscholen, zowel vanuit OCW als vanuit een coalitie van de PO-Raad, het Lerarencollectief en de AVS, opgeroepen om leerlingen kansrijk te adviseren, dubbele adviezen te geven en het voordeel van de twijfel te bieden. Voor schooladvisering kunnen scholen gebruikmaken van de Handreiking schooladvisering. Het Lerarencollectief heeft daarbij handige tutorials4 gemaakt. Daarin is ook specifiek aandacht voor schooladvisering in tijden van corona.
Naast kansrijke advisering door de basisscholen is ook kansrijke plaatsing in het voortgezet onderwijs belangrijk. Daar heb ik alle scholen in het voortgezet onderwijs onlangs in een brief op gewezen.5
Zie het antwoord op vraag 5.
DUO heeft het aanbod van verschillende soorten brugklassen over de afgelopen jaren in kaart gebracht.6 Dit ziet er als volgt uit:
2017/2018
2018/2019
2019/2020
Aandeel scholen met minstens één heterogene brugklas in het eerste leerjaar
73%
71%
72%
Aandeel scholen met minstens één heterogene brugklas in het tweede leerjaar
52%
51%
51%
Hierbij moet worden aangetekend dat dit beeld is gebaseerd op registraties van scholen in BRON. Het landelijke beeld van het aantal leerlingen dat is ingeschreven in een bepaald soort brugklas komt niet één op één overeen met de feitelijke inrichting van de onderbouw in de praktijk. Daardoor is het beperkt mogelijk om uit dit overzicht conclusies te trekken. Het voorzichtige beeld is evenwel dat het aantal scholen dat (ook) brede brugklassen aanbiedt is gestabiliseerd. Breder samengestelde brugklassen kunnen leerlingen helpen in de eerste leerjaren van het voortgezet onderwijs eenvoudig over te stappen naar een ander niveau. Ook daar heb ik alle scholen in het voortgezet onderwijs in de bij vraag 5 genoemde brief7 op gewezen. Ik verwacht dat het aantal scholen dat voor het aanbieden van brede brugklassen zal kiezen hierom enigszins zal stijgen. Daarnaast kunnen scholen er ook op andere manieren voor zorgen dat leerlingen goed doorstromen en kunnen overstappen, bijvoorbeeld door de leervorderingen van leerlingen heel nauwgezet te volgen en bij de overgangsvergadering de optie om naar een ander niveau door te stromen nadrukkelijk in beeld te hebben.
Ik erken dat het voortgezet onderwijs een grote rol speelt in de uitwerking van kansrijke advisering. Naast de oproep tot kansrijke advisering richting basisscholen is daarom, zoals eerder aangegeven, ook aan scholen in het voortgezet onderwijs gevraagd om leerlingen kansrijk te plaatsen. Deze boodschap is via verschillende communicatiekanalen verspreid, onder andere via de VO-raad. In de eerder genoemde brief8 die ik scholen in het voortgezet onderwijs recentelijk stuurde, heb ik hen opgeroepen leerlingen bij de plaatsing ambitieus te behandelen en om (extra) heterogene en verlengde brugklassen in te richten. Op die manier hebben leerlingen nog wat langer de tijd voordat de definitieve niveaukeuze gemaakt moet worden. Daarbij kunnen scholen flexibel omgaan met het toepassen van hun overgangsbeleid, zodat leerlingen de tijd en ruimte hebben om eventueel opgelopen leerachterstanden in te halen.
Ja, zie het antwoord op vraag 3.
Nee. De waarde van de eindtoets is gelijk aan die van andere jaren. Het toetsadvies van de eindtoets dient als objectief, tweede gegeven bij het schooladvies. Juist om de eindtoets ook dit schooljaar zijn functie goed te laten vervullen, bekijken we hoe we in de normering kunnen corrigeren voor opgelopen achterstanden. Als er achterstanden zijn, leidt een niet aangepaste norm van het toetsadvies ertoe dat een groep leerlingen geen kans heeft op heroverweging en bijstelling van het schooladvies. Daardoor zou deze groep onnodig langdurig de gevolgen van de huidige situatie ondervinden. Ik benadruk hierbij nogmaals dat het schooladvies van de basisschool leidend blijft voor de overgang van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs. Het schooladvies is gebaseerd op een breed inzicht in de ontwikkeling van de leerling op de langere termijn. Als basisscholen, zeker in deze situatie, rekening houden met kansrijk adviseren, is de kans groot dat een leerling een schooladvies krijgt dat recht doet aan de capaciteiten en mogelijkheden van de leerling.
DUO monitort de leerlingen die vorig jaar de overstap naar het voortgezet onderwijs maakten tot aan leerjaar drie. Tegen die tijd wordt de Kamer daarvan op de hoogte gebracht.
In nauw contact met alle betrokken partijen, waaronder de PO-Raad, de VO-raad, DUO, Ouders en Onderwijs, de Inspectie van het Onderwijs en het Lerarencollectief, worden de afwegingen omtrent de overgang van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs gemaakt. Het belang van het doorgaan van de eindtoets wordt door al deze partijen onderschreven. Door OCW is daarnaast voor de eindtoetsen het uitgangspunt opgesteld dat het toetsadvies zoveel als mogelijk aansluit bij het potentieel van een leerling, ook als de leerling de kennis op het moment van de eindtoetsafname vanwege corona nog niet laat zien. Dit uitgangspunt wordt onderschreven door de eindtoetsaanbieders en de technisch experts en vormt de basis van psychometrische en onderwijskundige voorstellen voor een zorgvuldige normering van de eindtoetsen. Deze voorstellen worden besproken in een stuurgroep, die wordt voorgezeten door OCW en verder bestaat uit de toetsaanbieders, de Expertgroep Toetsen PO en Stichting Cito. In de stuurgroep wordt de normering van de alternatieve eindtoetsaanbieders definitief vastgelegd. De normering van de Centrale Eindtoets wordt bepaald door het CvTE, op basis van dezelfde uitgangspunten als die van de alternatieve aanbieders.
Ik heb deze vragen zo snel mogelijk beantwoord.