Ingediend | 18 december 2020 |
---|---|
Beantwoord | 22 februari 2021 (na 66 dagen) |
Indiener | Corinne Ellemeet (GL) |
Beantwoord door | Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | verzekeringen zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z25445.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-1826.html |
Ja.
Of er al dan niet sprake is van «medische noodzaak» en een «medische indicatie», en in het verlengde daarvan de vraag of deze zorg vergoed moet worden, zijn belangrijke vragen voor het zorgstelsel en het functioneren van de Zorgverzekeringswet (Zvw). In een Kamerbrief van mijn ambtsvoorganger van 21 juni 20192 is uiteengezet hoe een medische indicatie wordt vastgesteld, wat het vaststellen van noodzakelijk betekent en wat dat betekent voor de vergoeding.
Kortweg komt het erop neer dat het aan de zorgprofessional is om de medische indicatie vast te stellen. Alleen zorgprofessionals stellen vast of er medisch gezien iets aan de hand is met een patiënt. Er moet sprake zijn van een noodzaak waaruit blijkt dat de patiënt redelijkerwijs op verantwoorde (hulpmiddelen)zorg is aangewezen (artikel 2.1 Besluit zorgverzekering). Hierbij baseert een zorgverlener zich bij voorkeur op de richtlijnen of kwaliteitstandaarden van de beroepsgroep. Juridisch gezien bestaat er daarmee geen onderscheid tussen het vaststellen van de medische noodzakelijkheid voor hulpmiddelen, geneesmiddelen of behandelingen.
Een separate vraag is of een medische behandeling in aanmerking komt voor vergoeding vanuit de Zvw. Het wettelijk vastgelegde basispakket is voor iedereen gelijk en kent met name voor de medisch specialistische behandelingen, geneesmiddelen en hulpmiddelen een open instroom.
Daarin is de «zorg die zorgprofessionals plegen te bieden» in principe leidend voor het verzekerde pakket. Tevens geldt voor het verzekerd pakket dat de behandeling, geneesmiddel en hulpmiddel moet voldoen aan de stand van de wetenschap en praktijk, dus effectief en werkzaam zijn bij de vastgestelde indicatie (artikel 2.1 lid 2 Besluit zorgverzekering).
Voor de vergoeding van hulpmiddelen zijn bij ministeriële regeling zogenaamde «functionerende hulpmiddelen» en verbandmiddelen aangewezen.3 De term «functionerende» betekent hier dat het hulpmiddel adequaat en gebruiksklaar is. Daarmee kan worden geregeld in welke gevallen de verzekerde recht heeft op hulpmiddelenzorg. Op die manier is de omschrijving van hulpmiddelenzorg zo dat uitgegaan wordt van het opheffen of verminderen van de verloren gegane lichaamsfunctie, functiestoornis of functioneringsproblemen. Deze functiegerichte omschrijving van de hulpmiddelenzorg heeft als aangrijpingspunt de te corrigeren aandoening of handicap. Dit biedt meer ruimte voor maatwerk en innovatie in tegenstelling tot een gesloten limitatieve lijst van hulpmiddelen.
Ten aanzien van de in het nieuwsbericht aangehaalde lijmrestverwijderaar heb ik begrepen dat de vergoedingsvraag momenteel onder de rechter ligt. Deze rechtszaak volgt op een eerdere uitspraak waaruit bleek dat, onder voorwaarde, de lijmrestverwijderaar voor vergoeding in aanmerking komt, waartegen de zorgverzekeraar hoger beroep heeft aangetekend. Aangezien het onder de rechter ligt, laat ik mij hier niet verder over uit.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Uit de monitor hulpmiddelenzorg van de NZa 20194 blijkt dat zorgverzekeraars de afgelopen jaren voor de inkoop van diverse hulpmiddelen aanpassingen hebben doorgevoerd. Daarbij signaleert men dat hulpmiddelen steeds vaker in bruikleen worden gegeven, het aantal machtigingen wordt teruggedrongen, men vaker gebruik maakt van meerjarencontracten en de selectieve inkoop verder wordt doorgevoerd. Enerzijds leidt dat ertoe dat een deel van de hulpmiddelen beter worden ingekocht. Dat is goed voor de betaalbaarheid van de zorg. Anderzijds vinden zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders dat bij een aantal hulpmiddelen de bodem is bereikt en dat de prijs niet verder omlaag kan. Ik heb geen zicht op hoeveel zorgverzekeraars voor hulpmiddelen daadwerkelijk betalen of besparen. Dat wordt vastgelegd in de overeenkomsten tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders.
Met de manier waarop onze zorg is georganiseerd, creëren we zoveel mogelijk waarde voor de patiënt. Als er signalen zijn dat het beter moet, dan kunnen de randvoorwaarden en de prikkels daarop aangepast worden.
Ik zie het als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle betrokken partijen dat het juiste hulpmiddel bij de juiste patiënt wordt ingezet om zowel de kwaliteit als de doelmatigheid van de zorg te bevorderen en te behouden. Bij voorkeur wordt dit ingevuld op basis van gezamenlijk gedragen kwaliteitstandaarden zodat ook de kwaliteit en uniformiteit van het basispakket gewaarborgd wordt, bijvoorbeeld met het generieke kwaliteitskader voor de hulpmiddelenzorg.
Ik ondersteun die initiatieven en binnen het programma wordt al gewerkt aan het verminderen van onnodige administratieve lasten op onderdelen van de hulpmiddelenzorg.
Ik heb daar geen exact beeld van, maar ik heb ook geen concrete signalen ontvangen dat er op dit moment een risico bestaat met betrekking tot de beschikbaarheid van kwalitatief volwaardige adequate en noodzakelijke hulpmiddelen in Nederland. Binnen de sector zijn er veelal meerdere aanbieders met vergelijkbare producten waardoor er alternatieven zijn.
Wel ben ik bekend met signalen van producenten dat de marktomstandigheden lastiger zijn geworden. Producenten gaan daar verschillend mee om. Sommige partijen kiezen voor een consolidatiestrategie, waarmee zij door fusies of overnames in staat blijven hun bedrijfsmodel gezond te houden. Indien de beschikbaarheid van bepaalde hulpmiddelen in gedrang is, dan is het aan zorgverzekeraars om daarop in te grijpen en voor passende alternatieven te zorgen.
De zorgverzekeraars hebben die verantwoordelijkheid omdat ze een zorgplicht hebben naar hun verzekerden.
De vragen van het Kamerlid Ellemeet (GL) over over het bericht «Medische hulpmiddelen: de patiënt betaalt de rekening» (2020Z25445) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat er meer tijd nodig is om de benodigde informatie voor het beantwoorden van de vragen te verzamelen. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de kamervragen doen toekomen.