Ingediend | 9 december 2020 |
---|---|
Beantwoord | 15 januari 2021 (na 37 dagen) |
Indieners | Matthijs Sienot (D66), Lammert van Raan (PvdD), Carla Dik-Faber (CU) |
Beantwoord door | Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | natuur- en landschapsbeheer natuur en milieu organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z24390.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-1343.html |
Ja.
Ik herken het beeld dat het onderzoek schetst niet, maar dergelijke signalen worden zoals eerder aangegeven serieus genomen en onderzocht. Nederland stimuleert alleen duurzaam bosbeheer door middel van de duurzaamheidseisen verbonden aan de SDE++. De nationale eisen die in Nederland gelden voor de inzet van houtige biomassa behoren tot de strengste van de wereld. De houtpellets die in Nederland ingezet worden, komen in de praktijk veelal uit de reststromen van de reguliere productie van hout, bijvoorbeeld zaagsel uit houtzagerijen of tak en tophout uit het bos. Houtpellets worden ook gemaakt van (delen van) bomen, bijvoorbeeld (i) uit dunningshout (uit houtkap bedoeld om bomen in de directe omgeving ruimte, licht en lucht te gunnen om beter te kunnen groeien) of (ii) bomen waarvan het hout niet geschikt is voor het produceren van planken, bijvoorbeeld door ziekte of kromheid. In alle gevallen geldt dat het onttrekken van hout uit het bos, zij het van hele bomen of takresten, niet ten koste mag gaan van de ecologische kwaliteit van het bos, zoals biodiversiteit en bodemkwaliteit.
Zie antwoord vraag 2.
In Estland neemt de hoeveelheid bos toe, wat te zien is in de LULUCF-rapportage van Estland uit 20192. Volgens de huidige cijfers is het oppervlakte bos in Estland in de afgelopen 70 jaar 1,5 keer groter geworden. Estland heeft een grote bosbouwsector. Er wordt dus weliswaar bos gekapt voor de houtindustrie, maar meer bij geplant.
De bosbouwsector, inclusief de bosbeheerstrategie van herplanting, herstel en natuurbescherming, wordt gereguleerd in Estse wet- en regelgeving. Het beeld dat nieuwe bomen en bos nauwelijks kans krijgen om aan te groeien herken ik dan ook niet.
Alle biomassa die naar Nederland komt, moet gecontroleerd zijn door een conformiteitsbeoordelingsinstantie (CBI). Een CBI kan op twee manieren actief controleren:
door te certificeren: Nederland kent goedgekeurde certificeringsschema’s, bijvoorbeeld FSC. CBI’s bezoeken de leverancier voor certificeringsaudits. Daarmee is de duurzaamheid van toekomstige leveringen geborgd;
door te verifiëren. Hierbij controleert een CBI een specifieke lading biomassa op de Nederlandse eisen door een verificatie.
Het gebruik van biogrondstoffen is gedurende de transitie een nuttig en noodzakelijk alternatief voor het gebruik van fossiele brandstoffen. Het uitgangspunt van het kabinet is dat alleen duurzame biomassa werkelijk bijdraagt aan het tegengaan van klimaatverandering. Duurzame biomassa is klimaatneutraal vanwege de kringloop waarbij in de groeifase CO2 uit de lucht wordt opgenomen, waarna diezelfde hoeveelheid CO2 weer vrijkomt bij energieopwekking en er weer nieuwe vegetatie wordt aangeplant. Daarbij wil ik benadrukken dat biomassa een transitiebrandstof is als het gaat om elektriciteit- en warmteproductie.
Ik wil dit signaal verder onderzoeken en in gesprek gaan met de opstellers van het rapport «De duistere kant van de houtpellet». Ook zal ik hierover in gesprek gaan met mijn ambtsgenoot in Estland, mogelijk in het kader van een bezoek aan Estland.
Wel wil ik benadrukken dat om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie onder de SDE++ gelden voor de inzet van houtpellets strenge duurzaamheidseisen. Er wordt gecontroleerd door onafhankelijke certificerende instanties (CBI’s) of de bossen waar deze houtpellets vandaan komen voldoen aan deze eisen. Of de CBI’s hun werk goed uitvoeren wordt weer gecontroleerd door onafhankelijke accreditatie-instanties, zoals in Nederland de Raad voor Accreditatie. Ten slotte is er ook nog publiek toezicht van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) die een CBI kan controleren. Indien voor een levering biomassa niet voldaan blijkt te zijn aan de criteria, dan zal ik de subsidie terugvorderen.
Ik heb uw Kamer toegezegd te bezien «hoe de internationale commissie die de SER adviseert zich verhoudt tot andere internationale commissies en gremia». Ik zal de Kamer hierover separaat informeren.
Een extra aansporing is daarvoor niet nodig: het kabinet zet ook in op duurzame alternatieven zoals genoemd. Er lopen diverse trajecten om deze alternatieven te bevorderen, niet in de laatste plaats stimulering via de SDE+. Biogrondstoffen zijn nodig als transitiebrandstof, zoals ook aangegeven in het duurzaamheidskader biogrondstoffen (Kamerstuk 32 813, nr. 617).
Het kabinet kiest conform het SER-advies3 voor een verantwoorde inzet van biogrondstoffen met een voortvarende aanpak voor tijdige afbouw van de stimulering van laagwaardige toepassingen zoals elektriciteit en warmte, voor transitiegerichte toepassing in sectoren waar op middellange termijn geen alternatieven beschikbaar zijn zoals lucht- en scheepvaart, en voor opschaling van hoogwaardige toepassingen zoals de chemie. Het kabinet streeft daarmee naar een afgewogen en zo hoogwaardig mogelijk gebruik en naar de zorgvuldige realisatie van de doelen en afspraken uit het Klimaatakkoord en het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie.
De leden Sienot (D66), Dik-Faber (ChristenUnie) en Van Raan (PvdD) hebben mij op 9 december jl. vragen gesteld over kaalgekapte stukken bos in Estland voor Nederlandse biomassacentrales. Vanwege de voor beantwoording benodigde interdepartementale afstemming kunnen deze vragen helaas niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Ik zal u de beantwoording zo spoedig mogelijk doen toekomen.