Ingediend | 24 november 2020 |
---|---|
Beantwoord | 17 december 2020 (na 23 dagen) |
Indieners | Jaco Geurts (CDA), Helma Lodders (VVD) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | dieren gezondheidsrisico's landbouw zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z22585.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-1151.html |
Ja. Maar ook in vorige seizoenen met hoogpathogene vogelgriep (HPAI) werden bedrijven besmet ondanks de bioveiligheidsmaatregelen waaronder de ophokplicht.
Op dit moment zijn er 9 hobbybedrijven besmet met vogelgriep. Ook hobbyhouders zijn wettelijk verplicht verschijnselen van HPAI te melden bij de NVWA. Ze kunnen hierover de eigen dierenarts raadplegen.
De deskundigengroep dierziekten wordt zo vaak als nodig bevraagd over diergezondheidsonderwerpen. Dit jaar is de deskundigengroep dierziekten drie keer geraadpleegd over COVID-19 gerelateerd aan nertsen en zes keer over HPAI.
Alle verslagen van de Deskundigengroep dierziekten worden uiteindelijk op de site gepubliceerd. In de meeste gevallen, zeker wanneer de actualiteitswaarde hoog is, worden deze verslagen kort na de totstandkoming als bijlagen bij een Kamerbrief verzonden. Dat was ook bij de laatste twee recente verslagen.
Gezondheidsdienst voor Dieren: reguliere serologische monitoring van commerciële pluimveebedrijven Dutch Wildlife Health Centre (DWHC): monitoring dode wilde vogels Erasmus Medisch Centrum (EMC): aanvullende monitoring levende wilde vogels Faculteit Diergeneeskunde (FD): analyse mogelijke insleeproutes besmette bedrijven Wageningen Bioveterinary Research (WBVR): analyse introductiemoment besmette bedrijven
Het EMC en WBVR analyseren de genetische codes van de gevonden HPAI virussen en vergelijken deze met eerder in Nederland en andere landen gevonden virussen. Op die manier kan er een inschatting gegeven worden van de herkomst van de virussen. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Er worden al vergaande maatregelen getroffen om de kans op insleep van HPAI op Nederlandse pluimveebedrijven zo klein mogelijk te maken. Bioveiligheid is daarbij het kernbegrip. Pluimveehouders zijn zelf verantwoordelijk voor een optimale bioveiligheid op hun pluimveebedrijven. Dat betekent bijvoorbeeld dat het schone weg vuile weg principe is geïmplementeerd op het erf, dat er hygiëne procedures zijn voor het betreden van de stallen en dat er een goede ongediertebestrijding is. De pluimveehouder zorgt er ook voor dat iedereen die op zijn bedrijf komt deze procedures naleeft. De pluimveesector heeft op 1 december in samenwerking met de gezondheidsdienst een webinar georganiseerd over dit onderwerp. Hier is via de sociale media veel aandacht aan gegeven.
Ja, ik heb het EMC direct gevraagd hiermee aan de slag te gaan. Vondsten van HPAI positieve wilde vogels worden doorgegeven aan NVWA.
Er zijn geen specifieke vragen over dit onderwerp aan de deskundigengroep gesteld. Dat wil niet zeggen dat er niet naar de mogelijke rol van ventilatie systemen bij de insleep van vogelgriep wordt gekeken. Bijvoorbeeld, één van de acties uit de roadmap vogelgriep betrof onderzoek naar het mogelijke effect van windbreekgaas voor de luchtinlaten ventilatieopeningen op de kans op insleep van vogelgriep te verkleinen.
Ja. Op de besmette bedrijven wordt door de Faculteit Diergeneeskunde (FD) onderzoek gedaan naar mogelijke besmetting routes. Een verslag van alle resultaten zal begin volgend jaar opgeleverd worden maar resultaten worden ook tussentijds gedeeld.
Ik deel de mening dat er serieus gekeken moet worden naar mogelijke besmetting routes en dat daarbij ook gekeken moet worden naar ventilatiesystemen. Dat gebeurt nu ook.
Deze informatie is mij niet bekend. Al in het eerste decennium van deze eeuw werd het zoönotische HPAI H5N1 virus door wilde vogels verspreid en werden gehouden vogels waaronder pluimvee met dit virus besmet. Toen gelukkig niet in Nederland.
Ik heb een aantal van getroffen veehouders gesproken. En mijn ambtenaren hebben intensief contact met vertegenwoordigers van de pluimveesector en pluimveedierenartsen. Onlangs is er een brainstormsessie geweest met deskundigen en sectorvertegenwoordigers om ideeën te verzamelen over de vervolgaanpak. En eerder is samen met de pluimveesector en de Dierenbescherming de roadmap vogelgriep opgesteld waarin veel onderzoeksvoorstellen zijn gedaan en opgevolgd. Over de uitvoering en de opvolging van de acties uit deze roadmap is regelmatig contact met de sector en de Dierenbescherming.
Alle onderdelen van bioveiligheid zijn belangrijk om de insleep van vogelgriep te voorkomen. Een adequate knaagdierbeheersing volgens de Integrated Pest Management (IPM) aanpak is één van deze onderdelen. Een veehouder kan een IPM-gecertificeerde knaagdierbeheerser inschakelen voor knaagdierbeheersing, maar kan dit ook zelf ter hand nemen. In dat geval dient de veehouder zich te bekwamen in knaagdierbeheersing volgens IPM. In mijn brief aan uw Kamer van 21 oktober inzake de beantwoording van de Kamervragen van het lid Lodders over de toegezegde brief over stalbranden (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar, 2020 – 2021, nr. 433) gaan de Staatssecretaris van IenW onder meer nader in op de eisen die gesteld worden aan veehouders die zelf knaagdierbeheersing volgens IPM ter hand willen nemen.
Ja. In de gebieden met de concrete risico’s, de beschermings- en toezichtsgebieden, wordt niet bemonsterd. De salmonella controles zijn belangrijk in het kader van de voedselveiligheid en een Europese verplichting. De monsternames gaan daarom in de rest van Nederland door. De monsternemers houden zich aan de voorgeschreven hygiëneprotocollen, waardoor dit bezoek veilig kan plaatsvinden.
Ja, dat klopt. Er zitten veel aspecten aan de Europese verplichting om vlees afkomstig van dieren uit een beschermingsgebied nationaal af te zetten, zoals inspanningen van ketenpartijen om over deze afzet in vredestijd afspraken te maken, de praktische mogelijkheden om dit vlees ook binnen de Europese Unie gekanaliseerd te kunnen afzetten en de internationale standaarden van de Wereldorganisatie voor Diergezondheid over vogelgriep en regionalisatie. Ik kan daarom nu niet toezeggen dat ik dit onderwerp Europees zal agenderen.