Ingediend | 20 november 2020 |
---|---|
Beantwoord | 8 januari 2021 (na 49 dagen) |
Indiener | Raymond de Roon (PVV) |
Beantwoord door | Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | internationaal internationale samenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z22304.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-1269.html |
Ja.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Openbaar Ministerie en de rechter kijken vanuit verschillende kaders naar de vraag of een groep «terroristisch» is (zie ook Kamerstuk 32 623, nr. 268). Het Ministerie van Buitenlandse Zaken baseert zich in de eerste plaats op internationale terrorismelijsten van de VN en EU. Daarop zijn de terroristische groepen geplaatst waar internationaal consensus over bestaat. Ook baseert het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich op informatie van de inlichtingendiensten. In de Kamerbrief van 25 september 2020 (Kamerstuk 29 754, nr. 558) staat dat de inlichtingendiensten Ahrar al-Sham zien als een van oorsprong salafistische strijdgroep, gericht op het Syrisch conflict. Uit informatie van de Nederlandse veiligheidsdiensten blijkt dat deze groep zeer waarschijnlijk nooit een gewelddadige internationale agenda heeft gehad en dat het onwaarschijnlijk is dat hier op middellange tot lange termijn verandering in komt. Daarom zien de diensten de strijdgroep op dit moment niet als een direct gevaar voor de nationale veiligheid.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen contact gehad met de onlangs in Rijssen gearresteerde Syriër.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (o.a. Kamerstuk 32 623, nr. 258 en Kamerstuk 32 623, nr. 272) heeft Ahrar al-Sham geen Non Lethal Assistance (NLA) ontvangen, en voor zover bekend zijn er geen goederen indirect bij Ahrar al Sham terecht gekomen. Zoals eerder aan de Tweede Kamer gemeld viel echter nooit 100% uit te sluiten dat middelen onbedoeld in verkeerde handen konden vallen (Kamerstuk 27 925, nr. 534).
Zoals gemeld in de Kamerbrief van 13 november 2020 (Kamerstuk 32 623 nr. 313) is Al-Nahhas nooit beschuldigd van mensenrechtenschendingen of terroristische misdaden; daarvoor bestaan ook geen aanwijzingen.
Al-Nahas is Spaans staatsburger. Voor EU-onderdanen geldt, anders dan voor niet-EU-onderdanen, dat toegangsweigering en uitzetting alleen kan plaatsvinden indien er informatie beschikbaar is waaruit blijkt dat deze persoon een actuele bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Vanzelfsprekend dienen ook EU-onderdanen tijdens hun verblijf in Nederland zich te houden aan de Nederlandse wet- en regelgeving en kan er (strafrechtelijk) worden opgetreden als regels worden overtreden. Zie ook antwoord op vraag 5.
Nee, het kabinet deelt deze mening niet. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld baseren het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Openbaar Ministerie zich op andere kaders om te bepalen of een groep « terroristisch» is (Kamerstuk 29 754, nr. 558 en 32 623, nr. 268). Zie ook antwoord op vraag 2.
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 25 september (Kamerstuk 29 754 nr. 558) is de toepassing van de nationale sanctielijst territoriaal beperkt. Vanwege deze beperking wordt er slechts over gegaan tot een «nationale» bevriezingsmaatregel indien er sprake is van aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde, meer in het bijzonder indien aanwijzingen bestaan dat een organisatie of persoon in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan. Voor Ahrar al Sham ontbreken dergelijke aanknopingspunten. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Het Openbaar Ministerie is de enige instantie in Nederland die verdachten strafrechtelijk kan vervolgen. Of een verdachte wordt vervolgd, hangt af van de individuele omstandigheden van het specifieke geval. Er moet hiervoor in ieder geval sprake zijn van een strafbaar feit. Als een vreemdeling onherroepelijk wordt veroordeeld voor een misdrijf, kan dit gevolgen hebben voor het verblijfsrecht. Wat de gevolgen zijn is afhankelijk van het gepleegde misdrijf, de opgelegde straf en de verblijfsduur.
Daarnaast wordt artikel 1F Vluchtelingenverdrag tegengeworpen als er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat de vreemdeling weet heeft gehad van buiten Nederland gepleegde oorlogsmisdrijven, niet-politieke ernstige misdrijven en/of het schenden van mensenrechten en daar persoonlijk (mede)verantwoordelijk voor kan worden gehouden. Vreemdelingen die artikel 1F krijgen tegengeworpen komen niet in aanmerking voor rechtmatig verblijf en moeten uit Nederland vertrekken.
Tenslotte geldt dat een verblijfsvergunning wordt geweigerd of ingetrokken als wordt vastgesteld dat een vreemdeling een gevaar voor de nationale veiligheid vormt. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit een ambtsbericht van de AIVD.
Ja.