Ingediend | 4 november 2020 |
---|---|
Beantwoord | 24 november 2020 (na 20 dagen) |
Indiener | Tom van der Lee (GL) |
Beantwoord door | Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | energie natuur en milieu organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z20468.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-899.html |
Ja.
Windenergie op zee is een belangrijke pijler van de energietransitie. Met de huidige routekaart windenergie op zee 2030 zal de opgestelde capaciteit groeien naar circa 11 GW in 2030, wat goed is voor circa 40% van ons huidige elektriciteitsverbruik. Ook voor de verdere verduurzamingsopgave richting 2050 zal windenergie op zee een belangrijke rol spelen.
In mijn Kamerbrief van 26 mei (Kamerstuk 33 561 nr. 51) heb ik aangegeven dat een solide businesscase voor windenergie op zee een absolute randvoorwaarde is voor succesvolle verdere uitrol. In dezelfde brief heb ik aangekondigd een bredere brief te sturen over de toekomstige uitrol van windenergie op zee. Ik verwacht deze brief op korte termijn aan uw Kamer te sturen. In deze brief zal ik uitgebreid ingaan op het belang van een rendabele businesscase voor deze projecten om ook de verdere groei van windenergie op zee subsidievrij te houden.
In de transitie naar een klimaatneutrale energievoorziening in 2050 zal de rol van aardgas steeds kleiner worden. Dat betekent dat de betreffende sector zal krimpen, maar niet dat deze onbelangrijk zal zijn de komende decennia. Zolang er nog onvoldoende duurzame alternatieven zijn, is aardgas in de transitiefase van essentieel belang voor onze energievoorziening. Onder meer gelet op de milieueffecten geeft het kabinet de voorkeur aan gaswinning uit eigen bodem zolang aardgas nog nodig is en daar waar het veilig en verantwoord mogelijk is.
De investeringsaftrek geldt alleen voor aardolie- en aardgasprojecten en niet voor windenergie-op-zee-projecten. De investeringsaftrek is onderdeel van de Mijnbouwwet. Deze kan gebruikt worden bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor het winstaandeel dat op grond van artikel 65 van de Mijnbouwwet wordt geheven van mijnbouwondernemingen die een vergunning hebben voor de winning van aardolie of aardgas. De investeringsaftrek is dus een korting op de additionele winstheffing die partijen die aardolie en aardgas winnen, moeten betalen aan de Staat, naast de vennootschapsbelasting. Partijen die windenergie-op-zee-projecten ontwikkelen en/of exploiteren betalen niet een dergelijke extra winstheffing. Een korting op een niet bestaande heffing is uiteraard niet mogelijk en daarom kan ook geen inschatting worden gegeven van het effect ervan.
Desalniettemin vind ik het van belang om de businesscase voor windenergie-op-zee-projecten rendabel te houden. De overheid doet in de huidige aanpak van windenergie op zee veel om risico’s voor deze projecten te verkleinen en daarmee investeren in windenergie op zee aantrekkelijk te maken. Zo worden alle voorbereidingen voor het windpark (locatiestudies en vergunningen) en de netaansluiting door de overheid geregeld. De praktijk laat zien dat dit leidt tot een aantrekkelijk investeringsklimaat. De tenders voor windenergie op zee zijn sinds enkele jaren – als een van de eerste plekken in de wereld – zonder subsidie succesvol.
Begin dit jaar heeft onderzoeksbureau Afry in mijn opdracht onderzoek gedaan naar hoe windenergie op zee ook in de toekomst rendabel kan blijven (Kamerstuk 33 561, nr. 51). De belangrijkste aanbevelingen in dit rapport zagen op het goed verbinden van nieuwe vraag naar elektriciteit en nieuw aanbod van windenergie op zee in de toekomst. In de eerder genoemde brief over de toekomstige uitrol van windenergie op zee zal ik aangeven welke acties in gang worden gezet om de aanpak rondom windenergie op zee toekomstbestendig te maken zodat de verdere uitrol van windenergie op zee goed aansluit op de vraag en investeren in windenergie op zee aantrekkelijk blijft.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.