Ingediend | 16 oktober 2020 |
---|---|
Beantwoord | 24 november 2020 (na 39 dagen) |
Indieners | Tom van den Nieuwenhuijzen-Wittens (GL), Laura Bromet (GL) |
Beantwoord door | Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | bodem energie natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z19139.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-897.html |
Ja.
Ja, ik ben bekend met het voornemen om productiewater in de regio Schoonebeek te injecteren. Afgelopen juli heb ik de Kamer per brief2 geïnformeerd over de ontwikkelingen rondom de verwerking van het productiewater van de oliewinning in Schoonebeek. NAM injecteert dit water in uitgeproduceerde gasvelden in Twente. In de brief heb ik ook vooruitgeblikt op het voornemen van NAM om de injectie uit te breiden naar de regio Schoonebeek.
Ook heb ik de Kamer al eerder geïnformeerd3 over de samenstelling van het injectiewater. Het injectiewater bestaat uit formatiewater4, gecondenseerde stoom en naar verhouding zeer kleine hoeveelheden mijnbouwhulpstoffen. De samenstelling van het injectiewater is getoetst aan de Euralnormen5 en op basis hiervan aangemerkt als «niet gevaarlijke afvalstof».
In de Mededeling voornemen voor waterinjectie in de regio Schoonebeek6 zijn de risico’s op hoofdlijnen in kaart gebracht. De volgende stap is het opstellen van een milieueffectrapportage (hierna: MER). In de MER worden de risico’s in meer detail onderzocht. Op dit moment worden er geen grensoverschrijdende risico’s verwacht. De locaties die NAM op het oog heeft voor injectie zijn de gasvelden bij Dalen, Oosterhesselen en Schoonebeek. Ik ben mij ervan bewust dat een deel van het Schoonebeek gasveld zich uitstrekt over de grens met Duitsland. In dit gasveld wordt er reeds productiewater geïnjecteerd en op dit moment zijn er geen grensoverschrijdende risico’s.
In Europa zijn afspraken gemaakt over hoe en wanneer buurlanden elkaar informeren bij mogelijke grensoverschrijdende milieugevolgen. Dit is vastgelegd in het verdrag van Espoo. Daarbovenop zijn er specifieke bilaterale uitvoeringsafspraken tussen Nederland en de buurlanden België en Duitsland. In de gezamenlijke verklaring tussen Duitsland en Nederland7 zijn afspraken gemaakt over de te ondernemen stappen, inclusief de verantwoordelijkheden en de rolverdeling hierbij, als er sprake is van een project met mogelijk belangrijke grensoverschrijdende milieugevolgen waarvoor een MER wordt uitgevoerd. Bij de voorgenomen injectie in de regio Schoonebeek is er op dit moment geen sprake van grensoverschrijdende milieugevolgen (zie ook mijn antwoord op vraag8. Conform de werkafspraken tussen Duitsland en Nederland is de gemeente Emlichheim daarom niet actief betrokken bij het MER. De stukken die ten behoeve van de MER zijn opgesteld zijn wel ter informatie naar de gemeente Emlichheim gestuurd. Indien uit de MER of anderszins blijkt dat er toch sprake is van een grensoverschrijdend risico, dan zal de gemeente Emlichheim alsnog, conform de afspraken tussen Nederland en Duitsland en het verdrag van Espoo, actief worden betrokken bij de besluitvorming.
De gemeente Emlichheim heeft haar zorgen met mij gedeeld en ik zal NAM vragen deze te adresseren in de MER. De informatie die tot nu toe over het project bekend is, is gedeeld met de gemeente Emlichheim.
Samenwerking betreffende grensoverschrijdende risico’s is vastgelegd in het verdrag van Espoo en de specifieke bilaterale afspraken gemaakt tussen buurlanden (zie ook mijn antwoord op vraag9. Naast dit verdrag geldt ook dat we gewoon buurlanden van elkaar zijn. Er zijn goede relaties en contacten op verschillende niveaus. Zoals ik al aangaf in mijn antwoord op vraag 5 zal ik NAM vragen rekening te houden met de zorgen van de gemeente Emlichheim. Daarnaast kan de Duitse gemeente ook contact met mij, de gemeente Emmen, de provincie Drenthe of het Staatstoezicht op de Mijnen (hierna: SodM) opnemen.
Zie antwoord vraag 6.
Zowel de korte- als lange termijn risico’s van injectie in uitgeproduceerde gasvelden zijn geanalyseerd en beschreven in de meeste recente evaluatie van de injectie in Twente10. De geïdentificeerde risico’s zijn kans op aardbevingen, lekkage van injectiewater en oplossen van afdekkende zoutlagen. De mate waarin deze generieke risico’s voor een specifiek gasveld relevant zijn, kan per gasveld verschillen en wordt daarom ook per gasveld vooraf onderzocht. Deze onderzoeken zijn onderdeel van de iedere vergunningaanvraag voor injectie, zo ook voor de voorgenomen injectie in de regio Schoonebeek.
Voordat een vergunning wordt afgegeven moeten de risico’s onderzocht worden. Daarbij worden specifieke beheersmaatregelen per risico opgesteld waarmee de risico’s beperkt of weggenomen worden. Alleen als de risico’s goed beheersbaar zijn en de injectie veilig kan, wordt een vergunning verleend. SodM wordt betrokken bij dit besluit. Daarnaast stelt een mijnbouwonderneming vooraf een waterinjectie managementplan op om de injectie veilig uit te voeren. Dit plan wordt door SodM beoordeeld en SodM houdt toezicht op de uitvoering ervan.
De risico’s van injectie in de Twentse gasvelden wordt met regelmaat opnieuw belicht conform de voorwaarden gesteld in de vergunning voor de injectie. Iedere zes jaar dient NAM de injectie en mogelijke alternatieven voor de verwerking van het productiewater te evalueren volgens de CE-afwegingsmethodiek11 of een gelijkwaardige methode. Hierin worden zowel de korte als lange termijn risico’s meegewogen. De aanstaande evaluatie is op verzoek van de Kamer12 vervroegd en zal in 2021 worden uitgevoerd. SodM houdt toezicht op het uitvoeren van de evaluatie. Ook is de Commissie m.e.r. hierbij betrokken. Inzichten uit deze evaluatie worden meegenomen in de MER van injectie in de regio Schoonebeek. Daarnaast neemt SodM de uitkomsten van de evaluatie, en de uitkomsten van andere rapportageverplichtingen en onderzoeken, mee in het toezicht om te bezien in hoeverre de risicobeheersmaatregelen en -systemen voor een veilige injectieoperatie op orde zijn.
Zie antwoord vraag 8.