Ingediend | 3 september 2020 |
---|---|
Beantwoord | 27 oktober 2020 (na 54 dagen) |
Indiener | Laura Bromet (GL) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | landbouw natuur en milieu organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z15493.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-583.html |
Ja.
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gebruikt als input voor haar modellen de stikstofuitstoot van de landbouw uit de Emissieregistratie. Deze stikstofuitstoot wordt jaarlijks berekend met het NEMA-model (NEMA staat voor Nationaal Emissiemodel voor Ammoniak). Over deze berekening wordt gerapporteerd in Emissies naar lucht uit de landbouw door Wageningen University & Research (WUR), dat de berekening uitvoert onder begeleiding van de werkgroep NEMA van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM). De berekeningen van emissies uit de landbouw en uit stallen zijn gebaseerd op een veelheid van metingen en aannames en wordt jaarlijks verbeterd op basis van nieuwe inzichten en gegevens. Hiermee hebben we een robuust model voor de uitstoot en depositie van stikstof in Nederland.
De materie is complex, waardoor modellen, ook die van TNO, helaas onzekerheden bevatten. Het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof onder voorzitterschap van de heer Hordijk heeft in hun eindadvies aanbevelingen gedaan om te komen tot een vermindering van de onzekerheden. Ik heb uw Kamer op 13 oktober jl. de kabinetsreactie gestuurd op dit eindadvies. De inzet van het kabinet is om de onzekerheden te beperken.
Gegevens over het aantal gehouden dieren en dierproductierechten zijn bekend bij RVO. Deze worden, binnen de grenzen van de AVG, aan elkaar en aan andere gegevens gekoppeld en waar nodig aan een nadere inspectie onderworpen door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Vergunningen die door provincies of gemeenten worden afgegeven worden gecontroleerd door het betreffende bevoegde gezag.
Het controleren van de mestproductie aan de hand van onder meer dierrechten en fosfaatrechten, is een verantwoordelijkheid van het Rijk en wordt in dit geval uitgevoerd door RVO en de NVWA. Het is ten principale zo dat de overheidslaag die de vergunning of rechten uitgeeft ook de uitvoering en handhaving voor zijn rekening neemt.
Ik vind fraude in alle gevallen een zeer kwalijke zaak, zeker ook richting ondernemers die zich wel netjes aan de regels houden. Door de pakkans te vergroten en met stevige (financiële) consequenties te confronteren neemt de fraudeprikkel af. De pakkans wordt vergroot door risico gebaseerd te controleren met gebruikmaking van gecombineerde datastromen. Het is een continu proces om dit te verbeteren en verder te optimaliseren. In de herbezinning van het mestbeleid is een van de doelen om de mestketen transparanter te maken en de uitvoering en handhaving te vereenvoudigen.
Satellietdata kunnen een waardevolle aanvulling zijn op andere metingen, maar kunnen ze niet vervangen, onder andere omdat de meteorologische omstandigheden van invloed zijn op het waarnemingsvermogen van satellieten. Overigens bevestigen de satellietdata de beelden die het RIVM al op basis van metingen bepaalt.
In Nederland zijn meerdere regionale meetnetwerken actief. Enerzijds zijn dit formele meetstations in beheer van regionale uitvoerings- en omgevingsdiensten en GGD’s en anderzijds gaat dit om sensormetingen(snuffelpalen) in beheer van bedrijven, gemeenten of burgerinitiatieven. De meetstations van de verschillende diensten en GGD’s die onderdeel uitmaken van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) worden door het RIVM gebruikt bij het kalibreren van modelberekeningen. De sensormetingen zijn momenteel echter nog van onvoldoende kwaliteit om gebruikt te worden in het kader van modelkalibratie. Door de snelle ontwikkelingen op het gebied van sensormetingen wordt in het kader van het Schone Lucht Akkoord (SLA) de voorbereiding getroffen voor een pilot om ervaring op te doen met (regionale) sensornetwerken en de rol die dit soort metingen (fijnstof en NO2) kunnen vervullen in aanvulling op het LML en modelberekeningen. Het is momenteel nog niet duidelijk waar deze pilotprojecten precies gerealiseerd zullen worden. Daarbij is op te merken dat de regionale sensormetingen in de provincie Noord-Brabant enkel fijnstof en NO2 betreffen, en geen NH3. Dit komt doordat de kwaliteit van de huidige NH3-sensoren voor de lage concentraties NH3 in de buitenlucht nog onvoldoende is. In het geval van ammoniak zal er op korte termijn dan ook geen sprake zijn van sensormetingen die gecombineerd kunnen worden met formele modelberekeningen.
Op 3 september jl. heeft het lid Bromet (GroenLinks) vragen gesteld over het artikel «Ten koste van mens en milieu», op 9 september jl. heeft het lid Moorlag (PvdA) vragen gesteld over het bericht dat de cijfers over de uitstoot van stikstof door de veestapel niet kloppen, op 10 september jl. heeft het lid De Groot (D66) vragen gesteld over het bericht «Onderzoek: Sjoemelende boeren. Ten koste van mens en milieu» en op 11 september jl. heeft het lid Wassenberg (PvdD) vragen gesteld over de stikstofcrisis en het gebrekkig toezicht op en handhaving van dieraantallen en natuurvergunningen. In verband met de samenhang tussen de vragen en de benodigde afstemming daarover kunnen de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken worden beantwoord. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.