Ingediend | 16 juli 2020 |
---|---|
Beantwoord | 17 augustus 2020 (na 32 dagen) |
Indiener | Sadet Karabulut |
Beantwoord door | Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
Onderwerpen | defensie economie internationaal internationale samenwerking overige economische sectoren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z14089.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-3786.html |
De huidige vergunning heeft geen betrekking op de Gowind. Verder kunnen er geen uitspraken worden gedaan over de details van de aanvraag. Dat betreft bedrijfsvertrouwelijke informatie.
Er kunnen geen uitspraken worden gedaan over de details van de aanvraag. Dat betreft bedrijfsvertrouwelijke informatie.
Bij iedere aanvraag voor een exportvergunning voor militaire goederen wordt nagegaan of EU-partners in de afgelopen drie jaar een vergelijkbare aanvraag hebben afgekeurd. Dat is niet het geval voor deze aanvraag. Nederland wisselt in de Raadswerkgroep COARM regelmatig kennis en informatie uit met andere EU-lidstaten die relevant is voor het exportcontrolebeleid jegens gevoelige bestemmingen. In het afgelopen jaar is kennis uitgewisseld over onder andere Egypte, Jemen, Libië, VAE en Saoedi-Arabië. Al deze discussies waren door Nederland geïnitieerd, met uitzondering van de discussie over Saoedi-Arabië. Uit deze besprekingen zijn geen bijzonderheden gebleken die de afgifte van deze aanvragen in de weg zouden staan.
Zie ook het antwoord op vraag 1. In het kader van deze aanvraag voor een exportvergunning is er geen overleg geweest tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Franse autoriteiten.
In het kader van de vergunningverlening is geen overleg geweest tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere landen dan Frankrijk, anders dan in algemene zin zoals genoemd onder vraag 3.
Het rapport waarnaar wordt verwezen is opgesteld in het kader van een educatieve oefening van de Model United Nations van een scholengemeenschap in Mexico en lijkt niet afkomstig van de International Maritime Organization (IMO). Er is ons geen vergelijkbaar rapport van de International Maritime Organizationbekend. Naar aanleiding van de Kamervragen is navraag gedaan bij de IMO die bevestigde dat het rapport niet van het IMO afkomstig is.
Tot juli 2019 is een aangepast toetsingskader in de vorm van een presumption of denial van kracht geweest op aanvragen naar Egypte in verband met mogelijke betrokkenheid van de Egyptische marine bij de maritieme blokkade van Jemen. Dit is in juli 2019 aangepast. U bent hierover op 16 juli 2019 geïnformeerd (Kamerstuk 22 054, nr. 312). De situatie in en rond Jemen wordt voortdurend en nauwkeurig gemonitord. Op basis van beschikbare informatie is er op dit moment geen aanleiding om dit beleid weer terug te draaien. Ook een recent rapport van het Europese parlement dat in juli 2020 is aangenomen door de Commissie voor Buitenlandse Zaken legt – anders dan voor Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten – geen direct verband tussen Egypte en mensenrechtenschendingen in Jemen.3
De mensenrechtensituatie in Egypte is en blijft een belangrijk onderdeel van gesprek met de Egyptische autoriteiten. Het kabinet maakt zich in toenemende mate zorgen over de mensenrechtensituatie in Egypte, met name over de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging, de vrijheid van vergadering en de positie van mensenrechtenverdedigers en journalisten in Egypte. Het kabinet kaart deze zorgen aan en onderstreept de noodzaak van verbeteringen op dit gebied. Zo deed secretaris-generaal Joke Brandt dit tijdens haar bezoek aan Egypte in februari 2020. Daarbij brengt de Nederlandse ambassadeur in Cairo deze zorgen regelmatig over in zijn contacten met de Egyptische autoriteiten. Ook in Den Haag worden de zorgen van het kabinet over de mensenrechtensituatie regelmatig met de Egyptische ambassadeur besproken. Nederland overlegt consequent met gelijkgezinde landen over onze inzet op mensenrechtengebied. Nederland heeft recent met een groep gelijkgezinde landen aandacht gevraagd voor de risico's die gevangenen in Egypte lopen vanwege de uitbraak van het Coronavirus.
De vergunning is afgegeven na zorgvuldige toetsing van de aanvraag op basis van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake Wapenexport. Daarbij wordt, onder criterium twee, ook gekeken in hoeverre de betreffende goederen (in dit geval radar- en C3-systemen) kunnen worden ingezet voor mensenrechtenschendingen en interne repressie. Indien dat het geval is, zou dat vanwege de zorgen van het kabinet over de mensenrechtensituatie in Egypte tot een negatieve uitkomst leiden. Er zijn geen aanwijzingen dat de eindgebruiker van deze goederen, de Egyptische marine, betrokken is geweest bij dergelijke mensenrechten-schendingen. Deze goederen (radar- en C3-systemen) lenen zich er qua aard en eigenschappen ook niet voor om ingezet te worden bij dergelijke mensenrechtenschendingen.
De vergunning is afgegeven na zorgvuldige toetsing van de aanvraag op basis van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake Wapenexport. Daarbij is met name in de toetsing aan criterium vier ook grondig gekeken naar het risico dat de transactie een risico vormt voor de regionale stabiliteit in en rond Libië.
Sisi heeft, ten tijde van de toetsing, aangegeven dat er wat hem betreft een rode lijn is bij Sirte/al-Jufra. Het kabinet heeft dit element meegewogen en kwam tot de conclusie dat er geen sprake was van concrete stappen richting militair interveniëren. Bovendien was er geen indicatie dat de Egyptische marine deze radar- en C3-systemen op een destabiliserende of ongeoorloofde wijze in zou zetten in de regio, noch waren er duidelijke intenties om dit op afzienbare termijn te doen. Toetsing aan criterium vier werd daarom positief beoordeeld.
Op dit moment is onduidelijk in hoeverre de ontwikkelingen in Egypte daadwerkelijk zullen resulteren in militaire acties in Libië en zo ja, welke vorm van militaire inzet het zou betreffen (directe of indirecte hulp en met inzet van welke strijdkrachten en welk materieel). Het is daarom te vroeg om te spreken van een duidelijk risico op een ongewenste inzet van deze goederen. De situatie wordt voortdurend en zeer nauwlettend gemonitord.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft kennisgenomen van de gemeenschappelijke maritieme oefening van Egypte en Saoedi-Arabië in de Rode Zee in februari 2020. Deze informatie is meegewogen bij de beoordeling van de vergunningaanvraag. De aanvraag voor de exportvergunning is getoetst op basis van het huidige wettelijke kader, het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport (2008/944/GBVB). Onder criterium vier van het EU Gemeenschappelijk Standpunt worden aanvragen voor exportvergunningen voor militaire goederen getoetst op het risico dat de transactie de regionale stabiliteit negatief beïnvloedt. Negatieve toetsing aan criterium vier vereist het bestaan van een duidelijk risico dat de goederen worden gebruikt voor agressie jegens een ander land of het met kracht bijzetten van territoriale aanspraken. Het is niet aangetoond dat de gemeenschappelijke oefening van Egypte en Saoedi-Arabië is gericht op agressie jegens een ander land of het met kracht bijzetten van territoriale aanspraken. Egypte heeft duidelijke veiligheidsbelangen in het Rode Zee gebied, zoals terrorismebestrijding en het beveiligen van commerciële vaarroutes. Er is geen informatie die erop wijst dat de Egyptische marine de goederen uit deze vergunningaanvraag (radar- en C3-systemen) op dit moment in de regio inzet omwille van agressie jegens een ander land of voor het met kracht bijzetten van territoriale aanspraken. Er is daarmee geen sprake van een duidelijk risico en toetsing aan criterium 4 is positief. De ontwikkelingen in de regio worden doorgaand en zorgvuldig gemonitord.
Nee. Vanuit het beginsel van rechtszekerheid heeft de vergunninghouder het recht om een eenmaal afgegeven vergunning ook daadwerkelijk te gebruiken. De gronden waarop een vergunning kan worden ingetrokken zien vooral op de situatie dat de vergunning is verstrekt op onjuiste of onvolledige gegevens die door de aanvrager zijn verstrekt of de situatie dat de vergunningsvoorschriften niet in acht zijn genomen. Hiervan is geen sprake. De vergunningaanvraag is zeer zorgvuldig getoetst op basis van het geldende toetsingskader: het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport. Er is op dit moment geen reden ter heroverweging van deze toetsing.