Ingediend | 14 juli 2020 |
---|---|
Beantwoord | 13 oktober 2020 (na 91 dagen) |
Indiener | Farid Azarkan (DENK) |
Beantwoord door | Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
Onderwerpen | belasting financiën |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z13986.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-357.html |
Ja.
Ja.
In de brief van 10 juli jl.3 hebben wij uw Kamer aangegeven dat meer onderzoek gedaan moet worden naar projectcode 1043 en de gevolgen die dit mogelijk heeft voor belastingplichtigen. Ook hebben wij toegezegd om voor het verleden te beoordelen of voldoende waarborgen aanwezig waren, en of die ook daadwerkelijk in de praktijk zijn gebracht. De afgelopen maanden heeft de Belastingdienst feitenonderzoek gedaan naar projectcode 1043. De eerste bevindingen van dit onderzoek zijn opgenomen in een feitenrelaas. Dit feitenrelaas is een eerste stap in het onderzoek naar projectcode 1043. Het onderzoek naar projectcode 1043 is dus nog niet afgerond. Onder andere het toegezegde onderzoek om te beoordelen of voldoende waarborgen aanwezig zijn, en of die ook daadwerkelijk in de praktijk zijn gebracht, moet zorgvuldig gebeuren. Hiervoor is meer tijd nodig. Om te voorkomen dat er, gedurende het vervolgonderzoek, risico’s voor een disproportionele behandeling zijn, nemen wij, in ieder geval voor de duur van het vervolgonderzoek, de volgende maatregelen. Ten eerste zullen wij extra alert zijn op signalen van burgers die aangeven dat ze in hun ogen onterecht worden bevraagd en gevolgd door de Belastingdienst. Ten tweede zullen we de komende periode het toekennen van de AKI-codes 1043 en 1044 aanhouden. Ten derde zullen we de beoordeling van uitgeworpen aangiften in het kader van de AKI-codes 1043 en 1044 extra laten toetsen door fiscaal-rechtelijke vakspecialisten. Ten vierde werken we parallel aan het onderzoek aan nieuwe handleidingen, waarin de waarborgen duidelijker zijn verwoord en die ervoor zorgen dat de werkzaamheden conform de AVG worden uitgevoerd. Deze maatregelen zijn toegelicht in de brief «Onderzoek naar projectcode 1043 en beantwoording Kamervragen» waaraan deze beantwoording is bijgevoegd.
Wij informeren de Kamer altijd naar eer en geweten en zo juist en volledig mogelijk.
Ja. Wij informeren de Kamer altijd naar eer en geweten en zo juist en volledig mogelijk.
Er zijn grote fouten gemaakt. De problemen met de kinderopvangtoeslag, maar ook het recentere KMPG-rapport over FSV en het rapport van de AP over oneigenlijk gebruik van (dubbele) nationaliteit bij Toeslagen, laten dat zien. Deze problemen uit het verleden moeten wij aanpakken. In onze brief van 14 september jl.4 hebben wij uiteengezet hoe wij toe gaan werken naar de beste Belastingdienst voor Nederland. Belangrijke uitgangspunten zijn: een organisatie met oog en oor voor burgers en bedrijven, een organisatie met focus op fiscale taken en een organisatie met vakmanschap, de juiste cultuur en uitstekende ICT-voorzieningen. Een open en veilige cultuur is daar onmisbaar voor. Wij staan voor een werkomgeving waar medewerkers met vakmanschap hun werk kunnen uitvoeren, zich veilig voelen en fouten kunnen maken en daarvan kunnen leren. Veiligheid en vertrouwen zijn belangrijke randvoorwaarden om, ook op de andere vlakken, aan de gewenste cultuur te werken. De prioriteit van het programma leiderschap en cultuur ligt daarom in de eerste fase op het creëren van een open en veilig werkklimaat en het versterken van de samenwerking om de grote inhoudelijke opgaven te kunnen realiseren, met nadrukkelijke aandacht voor burgers en bedrijven. De top van het ministerie en de Belastingdienst hebben een belangrijke voorbeeldfunctie in het toewerken naar de gewenste cultuur. De afgelopen periode hebben de top van het ministerie en de Belastingdienst daarom intensief over de onderlinge samenwerking en het noodzakelijke leiderschap gesproken, mede in relatie tot actuele gebeurtenissen, zoals de aangifte. We kijken hierin niet alleen vooruit, maar reflecteren ook op het verleden om hiervan te kunnen leren. De komende periode blijft de top van het ministerie en de Belastingdienst veel tijd en aandacht besteden aan de onderlinge samenwerking. Om zo te bouwen aan het herstel en fundament van vertrouwen en veiligheid, zowel naar buiten naar de burgers en bedrijven als intern gericht naar de medewerkers in de organisatie.
Bij de selectie van aangiften binnen projectcode 1043 spelen de in de vraag genoemde criteria etniciteit, tweede nationaliteit, buitenlandse achternaam en geboorteplaats nu geen rol meer. Het gegeven etniciteit en geboorteplaats komt in de query’s niet voor. De achternaam van belastingplichtigen komt wel in de query’s die worden gebruikt bij de analyse van de aangiften op de vermoedelijke aanwezigheid van systeemfraude voor, maar is niet gebruikt voor de selectie.
De tweede nationaliteit wordt sinds 31 januari 2015 niet meer door de Basisregistratie Personen verstrekt en is 23 juli 2015 uit de persoonsadministratie van de Belastingdienst, Beheer van Relaties (hierna: BVR) verwijderd. Wel is ons bekend geworden dat in het aantekeningenveld -een veld met vrije invoer- van de BVR soms gegevens als tweede nationaliteit of geboorteland werden ingevuld door individuele medewerkers van de Belastingdienst. Dit lichten wij nader toe in de beantwoording van het SO Nationaliteit.
Het veld met het gegeven over de eerste nationaliteit werd in juli 2019 uit de blauwdruk -het overzicht van relevante fiscale gegevens voor een aanvraag- en in november 2019 uit de query’s aan de «Poort», waar aangiften inkomensheffingen binnenkomen, verwijderd, omdat het niet werd gebruikt bij de selectie, en handhaven van het veld een ongewenst ander beeld zou kunnen geven.
Er is bij projectcode 1043 een keer een centrale selectieregel ingezet waarbij onder andere gebruik is gemaakt van het nationaliteitsgegeven. Tijdens het besloten deel van de technische briefing op 2 juli jl. is aan uw Kamer een toelichting op deze selectieregel gegeven. In de Kamerbrief «Rectificatie brief van 28 april 2020 over de Voortgangsrapportage Toeslagen» van 11 mei jl. heb ik aangegeven extra zekerheid te willen krijgen over het gebruik van nationaliteit in risicomodellen en selectieregels. De risicomodellen en selectieregels worden doorgelicht en deze doorlichting loopt mee in het onderzoeksproces dat wij in onze brief van 10 juli 2020 hebben aangekondigd. Het gebruik van de andere genoemde selectiecriteria wordt meegenomen in het vervolgonderzoek naar projectcode 1043. In de brief van 12 oktober jl. over «FSV – Plan van aanpak, beantwoording schriftelijke vragen en reactie verzoeken van uw Kamer van 10 september 2020» bent u in het plan van aanpak «Herstellen, Verbeteren en Borgen» separaat geïnformeerd over een vervolgonderzoek naar projectcode 1043.
Wij zijn van mening dat de Belastingdienst, net als de andere onderdelen van de overheid, niet mag discrimineren. Discriminatie is ontoelaatbaar en moet op alle mogelijke manieren voorkomen en bestreden worden. Er ligt daarom ook bij de Belastingdienst een belangrijke verantwoordelijkheid voor de voorkoming en bestrijding van discriminatie. De Belastingdienst heeft, vanwege zijn specifieke rol in een democratische rechtsstaat, bij uitstek een verantwoordelijkheid om conform het gelijkheidsbeginsel te handelen. Zoals eerder is aangegeven vinden wij het in dit licht onwenselijk om persoonskenmerken die betrekking hebben op een dubbele nationaliteit of een etniciteit te gebruiken voor de handhavingstaak van de Belastingdienst. Daarom gaan we niet alleen analyses doen en processen en systemen aanpakken, maar ook onze medewerkers opleiden.
Uit het onderzoeksrapport van de AP5 volgt dat er sprake is van discriminatie, als de verwerking van persoonsgegevens leidt tot een onderscheid naar ras of etnische afkomst. Wij onderschrijven dit en keuren dit ten strengste af.
Het begrip «institutionele vooringenomenheid» is afkomstig uit de rapporten van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen6. Hiervan is sprake als gesignaleerde vooringenomenheid van een overheidsonderdeel blijkt uit een institutionele houding die vastligt in instructies en organisatie. Voor de Belastingdienst/Toeslagen heeft de Adviescommissie reeds geconcludeerd dat er sprake was van institutionele vooringenomenheid. Deze conclusie delen wij. Wij hebben op dit moment geen indicatie dat sprake is van institutionele vooringenomenheid bij andere onderdelen van de Belastingdienst.
Daarnaast heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) in haar onderzoeksrapport van 17 juli jl. geconcludeerd dat de Belastingdienst/Toeslagen geen onderscheid heeft gemaakt naar ras of etnische afkomt. Wel is er volgens de AP sprake geweest van discriminerende verwerkingen. De AP heeft geconstateerd dat de handelwijze van Toeslagen bij drie verwerkingen van nationaliteit onrechtmatig was. Toeslagen heeft op deze punten in strijd gehandeld met de Wet bescherming persoonsgegevens en sinds 25 mei 2018 in strijd met de Algemene verordening gegevensbescherming. Tevens was er bij twee van deze drie verwerkingen sprake van discriminerend en daarmee onbehoorlijk handelen. De AP stelt dat er sprake is van onderscheid maken op grond van nationaliteit, zonder dat daar een objectieve rechtvaardiging voor bestaat. Het is aan de AP om te besluiten of zij consequenties verbindt aan deze constateringen. In mijn brief van 17 juli «Reactie rapport Autoriteit Persoonsgegevens»7 heb ik aangegeven dat ik de bevindingen van de AP over de werkwijze bij Toeslagen als zeer ernstig beschouw en dat de AVG en het verbod op discriminatiestrikt gerespecteerd dienen te worden. Gelijke gevallen dienen gelijk behandeld te worden. Ook heb ik aangegeven dat ik volledig mee zal werken aan een eventuele vervolgprocedure.
Project 1043 is geen geheim project. Het is één projectcode van de toezichtprojecten van de Belastingdienst waarover in diverse halfjaarsrapportages van de Belastingdienst is gerapporteerd. Vroege rapportage over het fenomeen systeemfraude, is terug te vinden in de beheersverslagen 2009 en 2010 en in halfjaarsrapportages. Inmiddels is voorkoming en bestrijding van systeemfraude een vast onderdeel van de uitvoerings- en toezichtstrategie van de Belastingdienst. Dit is o.a. terug te vinden in het Jaarplan Belastingdienst 2019 – onderdeel Particulieren – «Systeemfraude bestrijden»8. De Tweede Kamer is over de voortgang geïnformeerd in de eerste, tweede en derde Voortgangsrapportages 2019. Bij projectcode 1043 worden aangiften uitgeworpen vanwege een verhoogd risico op systeemfraude. Dan moet de beoordeling en behandeling van een aangifte door een inspecteur nog plaatsvinden, waarbij wordt gekeken of er daadwerkelijk sprake is van systeemfraude. Dit kan leiden tot het inschakelen van de Boete- en Fraudecoördinator. Ook kan een zaak worden aangemeld bij de FIOD. Deze stappen worden pas gezet als de bevindingen van de aangiftebehandeling daartoe aanleiding geven op basis van de aanmeldingsrichtlijnen.
De betrokken belastingplichtige wordt geïnformeerd over bevindingen en in de gelegenheid gesteld om informatie aan te leveren die de juistheid van zijn aangifte onderbouwen, voordat tot correcties of andere maatregelen wordt overgegaan.
Vanaf het begin van het project 1043 in 2010 zijn de aangiften van circa 158.000 belastingplichtigen beoordeeld op een mogelijk risico op systeemfraude in de inkomstenbelasting. De Belastingdienst heeft tot taak om systeemfraude op te sporen. Dit gebeurt via risicoselectie, aangezien er elk jaar miljoenen aangiften te verwerken zijn. Als uitkomst van deze analyse kan een aangifte aan een inspecteur worden voorgelegd voor nadere beoordeling. Ten behoeve van de beoordeling van de aangifte kan de inspecteur bewijsstukken opvragen om bijvoorbeeld opgevoerde aftrekposten te kunnen beoordelen.
Hierbij geldt niet dat elke uitgeworpen aangifte bestempeld wordt als frauduleus.
De risicomodellen van de Belastingdienst worden vastgesteld op basis van historische patronen uit de data van de Belastingdienst en maken gebruik van contra-informatie. Daarbij kent de Belastingdienst verschillende maatregelen om zelfbevestiging te voorkomen, waaronder het gebruik van representatieve steekproeven om de risico-indicatoren in het risicomodel te toetsen en te trainen. In het Schriftelijk Overleg naar aanleiding van de brief «Rectificatie brief 28 april 2020 over de Voortgangsrapportage Toeslagen» gaan we hier verder op in.
Op basis van de modellen wordt een indicatie gegeven van de kans dat een aangifte of een verzoek onjuistheden bevat. Een risicomodel doet daarmee voorspellingen over de betrouwbaarheid van een aangifte of een verzoek. Daarbij wordt evenwel nooit een besluit tot het corrigeren van een verzoek of een aangifte automatisch door een risicomodel genomen. Een dergelijke correctie wordt altijd door een inspecteur vastgesteld en opgelegd. Daarom is het gebruik risicomodellen door de Belastingdienst op zichzelf niet in strijd met de AVG.
In de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) staat dat «profilering» elke vorm van geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens is, waarbij die persoonsgegevens gebruikt worden om persoonlijke aspecten (zoals gezondheid of beroepsprestaties) van burgers te evalueren9. In haar onderzoeksrapport naar de Belastingdienst10 hanteert de AP een beoordelingskader om vast te stellen of sprake is van profilering. Wij sluiten ons aan bij dit beoordelingskader:
Profileren wordt op zichzelf niet verboden door de AVG, maar mag nooit leiden tot automatische besluitvorming. In dat geval is de profilering in strijd met artikel 22, eerste lid van de AVG.
Naast de beschreven risicomodellen worden selectieregels gebruikt. Als uitgangspunt geldt dat de selectiecriteria worden gebaseerd op de wet- en regelgeving; bijvoorbeeld in de wet genoemde eisen en/of grensbedragen. Daarbij wordt ook rekening gehouden met antwoorden op vragen in het aangiftebiljet en bijvoorbeeld bevindingen uit controles (individueel of op basis van representatieve steekproeven uit de hele verzameling aangiften) in het lopende jaar of eerdere jaren (onderzoek en feiten). Dit wordt gecombineerd met de expertise en ervaringen van medewerkers, om informatie uit eerdere jaren nader te duiden.
In de brief van 12 oktober jl. over «FSV – Plan van aanpak, beantwoording schriftelijke vragen en reactie verzoeken van uw Kamer van 10 september 2020» bent u ook geïnformeerd over deze problematiek. In deze brief en in het concept plan van aanpak wordt aangegeven hoe wij om gaan met uw verzoek tot schoning van 10 september jl., het vervolgonderzoek en acties m.b.t. het op orde brengen van de processen. Hieronder valt ook de omgang met risico-selectie. Ook geven wij aan dat de processen rond risicoselectie en signalen van mogelijke fraude per direct worden opgepakt.
In 2010 is projectcode 1043 ingevoerd voor de landelijke aanpak van systeemfraude in het aangifte- en voorlopige aanslagproces in de inkomstenbelasting. Voor het identificeren van vermoedens van fraude is een «detectie aan de Poort» ingericht. Hier komen de voorlopige teruggave-verzoeken en de aangiften inkomstenbelasting binnen. De analisten aan de Poort beoordelen op basis van verschillende query’s (waarin parameters zijn ingebouwd) of bij de binnenkomende aangiften inkomstenbelasting een verhoogd risico op systeemfraude aanwezig is. De aangiften waarbij dat het geval is, worden uitgeworpen binnen het project 1043 en krijgen een code (AKI 1043 of AKI 1044). De AKI 1043 wordt gebruikt voor risicovolle aangiften van individuele belastingplichtigen en voor risicovolle aangiften van belastingplichtigen van wie de aangifte door tussenkomst van een facilitator is ingediend. De AKI 1044 staat voor aangiften van belastingplichtigen waarvan de fiscaal dienstverlener of facilitator in een strafrechtelijk onderzoek is betrokken. Beide AKI-codes horen bij het project 1043. De AKI-code 1044 dient niet verward te worden met het project 1044. Dit project heeft betrekking op de zogenaamde «steekproef ondernemingen» en heeft geen relatie met project 1043.
De aangiften inkomstenbelasting die op basis van query’s en een analyse door de analisten bij de Poort een AKI-code krijgen toebedeeld worden, nadat ze door de selectiemodule zijn gegaan, aangeboden aan de zogenaamde intensief toezichtteams van de directie Particulieren. Hier vindt een handmatige beoordeling plaats.
Wanneer een aangifte wordt behandeld, beoordeelt de inspecteur of de aangifte juist is. Hierbij maakt de inspecteur gebruik van alle informatie die hij tot zijn beschikking heeft. Indien nodig kan de inspecteur ervoor kiezen om een vragenbrief te sturen naar de belastingplichtige om aanvullende (originele) stukken aan te leveren, die van belang kunnen zijn voor de beoordeling door de inspecteur.
Indien de inspecteur na beoordeling van de aangifte tot de conclusie komt dat deze onjuist is, wordt de belastingplichtige schriftelijk in kennis gesteld van het voornemen om van de aangifte af te wijken. In deze brief staat opgenomen met betrekking tot welk onderwerp de aangifte (naar de mening van de inspecteur) onjuist is. In deze brief wordt de belastingplichtige in staat gesteld om aanvullende (originele) stukken aan te leveren die nog van belang kunnen zijn.
In het belastingrecht is de bewijslast zo verdeeld dat de inspecteur de bewijslast draagt voor inkomensverhogende elementen en de belastingplichtige voor de inkomensverlagende elementen. Indien een belastingplichtige een aftrekpost in zijn aangifte opvoert, leidt dat tot verlaging van het belastbaar inkomen en zal hij desgevraagd de benodigde bewijsstukken moeten overleggen om deze aftrekpost aannemelijk te maken. Hierbij gaat het lang niet altijd om fraude, maar ook om het goed toepassen van het recht op deze aftrekposten.
Binnen het project 1043 worden aangiften behandeld waarbij een verhoogd risico op systeemfraude aanwezig is. Van deze aangiften staat niet op voorhand vast dat sprake is van systeemfraude; in sommige gevallen is sprake van een vergissing of blijkt de aangifte correct te zijn. De hiervoor beschreven bewijslast die geldt in het belastingrecht is ook van toepassing op de aangiften die worden uitgeworpen in het kader van project 1043. Op die manier wordt de juistheid van de aangifte beoordeeld.
In de jaren 2011 tot en met 2019 zijn er circa 30.000 navorderingsaanslagen opgelegd. Het betreffen minder burgers, omdat er burgers zijn die meerdere navorderingsaanslagen opgelegd hebben gekregen. Om hoeveel burgers het gaat is niet inzichtelijk te maken. Het gaat hier overigens, over het algemeen, niet over eerder goedgekeurde aangiften, maar over inhoudelijk nog niet eerder beoordeelde aangiften.
Hierbij moet opgemerkt worden dat de Belastingdienst niet beschikt over deze gegevens over de jaren 2014 en 2015, omdat de effectmeting op het project systeemfraude inkomstenbelasting niet structureel was ingericht. De gegevens over de jaren 2011 tot en met 2013 komen uit het jaarverslag 2014 project systeemfraude inkomstenbelasting. In de beginjaren van het project werd deze informatie afzonderlijk bijgehouden en gerapporteerd. Informatie over het aantal opgelegde navorderingsaanslagen hierna is niet voorhanden gebleken.
De aan de Poort opgevoerde AKI’s blijven geldig voor de vijf belastingjaren volgend op het belastingjaar waarin de AKI werd opgevoerd. Deze signalering wordt opgevoerd om de aangiften van deze belastingplichtige gedurende vijf volgende belastingjaren te kunnen uitwerpen voor analyse. Als de aangifte voor het eerste jaar na de opvoering van de AKI binnenkomt, ziet de Poort de resultaten van de beoordeling van het voorgaande jaar. Die beoordeling is een zwaarwegende factor bij het bepalen van het gewenste toezicht voor het nieuwe jaar. Als de aangifte voor het nieuwe jaar geen risico’s bevat die behandeling door het Intensief Toezicht-team vereisen, dan deblokkeert de Poort de AKI. De aangifte van dat jaar heeft dan in principe geen AKI-code meer en wordt dus niet geconfronteerd met extra toezicht.
De Fraude Signaleringsvoorziening (FSV) werd gebruikt voor de aanpak van systeemfraude Inkomstenbelasting door interne en externe risicosignalen te registreren en was van 2013 tot begin 2018 in gebruik voor project 1043. Aangiften die voor nader onderzoek in aanmerking kwamen, werden geregistreerd in FSV van de ingebruikname van FSV in 2013 tot 2018.
Met het vervolgonderzoek van FSV zal worden bekeken wat of dit gevolgen heeft gehad voor burgers en zo ja welke gevolgen.
Met deze themaregel hebben we altijd benadrukt dat de Belastingdienst burgers en bedrijven wil helpen hun belastingzaken op een eenvoudige manier goed te regelen. Dit geldt nog steeds, ook al gebruiken we de regel niet meer in onze voorlichting. In de periode waarin we de themaregel gebruikten, maakten we het vooral makkelijker door bij de aangifte gegevens vooraf in te vullen. Uw vragen onderstrepen nog eens dat daarnaast een zorgvuldig gebruik en beheer van gegevens van het allergrootste belang is.
Als het eerste deel van deze vraag betrekking heeft op het Wob-verzoek van RTL Nieuws en Trouw van 2019, dan verwijs ik naar het Wob-besluit dat naar aanleiding daarvan is gepubliceerd op 15 november 201911. De relevante informatie die bij dit besluit is openbaar gemaakt is ook met de Kamer gedeeld.
Voor toezichthoudende taken, waaronder het voorkomen en bestrijden van misbruik, maakt de Belastingdienst gebruik van een palet aan toezichtsinstrumenten waaronder een repressieve aanpak. Het opsporen en aanpakken van fraude moet vanzelfsprekend gebeuren met respect voor de geldende wet- en regelgeving.
In 2013 zijn twee presentaties gehouden voor de Staatssecretaris over de fraudeaanpak. Deze presentaties zijn (samen met de verslagen van het MT-fraude van de Belastingdienst) recent grotendeels openbaar gemaakt naar aanleiding van een Wob-verzoek12.
Project 1043 is geen geheim project. Mij zijn tot nu toe geen signalen bekend dat hier sprake is van institutionele vooringenomenheid. In 2010 is projectcode 1043 ingevoerd voor de landelijke aanpak van systeemfraude in de inkomstenbelasting. Het detecteren van vermoedelijke systeemfraude inkomensheffingen binnen de kaders van de uitvoerings- en toezichtstrategie is een belangrijke taak van de Belastingdienst. De detectie van de aangiften vindt plaats op basis van objectieve risicoselectie. Bij deze risicoselectie worden alle binnenkomende aangiften vergeleken met bij de Belastingdienst bekende contra-informatie zoals loon-, bank- en hypotheekgegevens. De criteria en parameters die bij dit onderzoek worden gebruikt, zijn ontleend aan reeds bekende en historische patronen van onregelmatigheden in combinatie met nieuwe ontwikkelingen die zich voordoen. Daarbij kent de Belastingdienst verschillende maatregelen om zelfbevestiging te voorkomen, waaronder het gebruik van representatieve steekproeven om de risico-indicatoren in het risicomodel te toetsen en te trainen. In het Schriftelijk Overleg naar aanleiding van de brief «Rectificatie brief 28 april 2020 over de Voortgangsrapportage Toeslagen» gaan we hier verder op in.
Het betekent uitdrukkelijk niet dat de gedetecteerde aangifte vooraf wordt betiteld of bestempeld als frauduleus, maar behelst wel een vermoeden van een verhoogd risico op systeemfraude.
De in de vraag genoemde zorgkosten, giften en uitgaven voor pensioenvoorzieningen kunnen aspecten zijn die in de risicoselectie zijn opgenomen. De detectie van de aangiften vindt plaats op basis van objectieve risicoselectie. Bij deze risicoselectie worden alle binnenkomende aangiften vergeleken met bij de Belastingdienst bekende contra-informatie zoals loon-, bank- en hypotheekgegevens. De criteria en parameters die bij dit onderzoek worden gebruikt, zijn ontleend aan reeds bekende patronen van onregelmatigheden in combinatie met nieuwe ontwikkelingen die zich voordoen.
Het betekent uitdrukkelijk niet dat de aangifte, waarin dergelijke aftrekposten zijn opgevoerd, vooraf wordt betiteld of bestempeld als frauduleus, maar behelst wel een vermoeden van een verhoogd risico op de aanwezigheid van systeemfraude.
Het totale aantal klanten van facilitators waarnaar een onderzoek liep, bedraagt circa 212.000.
Een groot deel van de aangiften van deze klanten is na en handmatige analyse en geautomatiseerde selectie aan de poort niet voor beoordeling door een Intensief Toezicht Team uitgeworpen en heeft dus geen AKI 1043 of AKI 1044 opgevoerd gekregen.
Vanaf 2017 is een onderscheid gemaakt tussen aangiften van belastingplichtigen waarvan de fiscaal dienstverlener betrokken was in strafrechtelijk onderzoek, die AKI-code 1044 kregen, en aangiften waarbij om andere redenen een verhoogd risico op systeemfraude aanwezig was, verzameld onder AKI-code 1043. In de jaren 2017–2019 werden de aangiften van ongeveer 10.500 belastingplichtigen onder de AKI-code 1044 bij project 1043 betrokken.
In de periode 2013 tot heden heeft het CAF-team 218 casussen opgevoerd waarbij mogelijke systeemfraude in de inkomstenbelasting en de betrokkenheid van belastingadviseurs centraal stond. 18 casussen zijn om diverse redenen niet verder onderzocht en daarom afgevoerd. Van de overige 200 casussen zijn er rond de 20 waarvan het onderzoek nog niet is afgerond. Het onderzoek naar de overige 180 casussen is afgerond.
De oorsprong van projectcode 1043 ligt in 2007. Toen waren er signalen dat op grote schaal sprake was van georganiseerde fraude waarbij uitbetaling van voorlopige teruggaven op basis van onjuiste gegevens plaatsvond. In 2010 is projectcode 1043 ingevoerd voor de landelijke aanpak van systeemfraude in het aangifte- en voorlopige aanslagproces in de inkomstenbelasting. Op 14 april 2011 bood de Staatssecretaris de Fiscale agenda aan bij Tweede Kamer13 waarin maatregelen werden aangekondigd om systeemfraude te bestrijden. De maatregelen omvatten activiteiten gericht op het voorkomen van systeemfraude, uitvoeringsmaatregelen die plegers van systeemfraude aanpakten en activiteiten waarmee slachtoffers van identiteitsfraude werden geholpen. Alle activiteiten werden gecoördineerd door de zogeheten «antifraudebox» waarin alle disciplines binnen de Belastingdienst samenwerkten.
Verder zijn verschillende antifraudemaatregelen ingevoerd, zoals «geen voorschot bij onvoldoende gegevens over de aanvrager», «opschorting van uitbetaling bij twijfel over adres» en het «project 1 bankrekeningnummer» dat voorkwam dat meerdere BSN’s aan één bankrekeningnummer gekoppeld konden zijn. De werking van project 1043 wordt nader beschreven in het antwoord op vraag 14.
Alvorens de vragen te kunnen beantwoorden moesten de feiten over projectcode 1043 duidelijk zijn. Het onderzoek naar projectcode 1043 diende zorgvuldig uitgevoerd te worden. Hierdoor is het niet mogelijk geweest om vragen te beantwoorden voor de publicaties in Trouw en RTL Nieuws.
In de periode 2013 tot heden heeft het CAF-team 218 casussen opgevoerd waarbij mogelijke systeemfraude in de inkomstenbelasting en de betrokkenheid van belastingadviseurs centraal stond. 18 casussen zijn om diverse redenen niet verder onderzocht. Van de overige 200 casussen zijn er rond de 20 waarvan het onderzoek nog niet is afgerond.
Een groot deel van de aangiften van deze klanten is na handmatige analyse en geautomatiseerde selectie aan de poort niet voor beoordeling door een Intensief Toezicht Team uitgeworpen en heeft dus geen AKI 1043 of AKI 1044 opgevoerd gekregen.
Vanaf 2017 is een onderscheid gemaakt tussen aangiften waarbij om andere redenen een vermoeden van fraude aanwezig was, verzameld onder AKI-code 1043, en aangiften van belastingplichtigen waarvan de fiscaal dienstverlener betrokken was in strafrechtelijk onderzoek, die AKI-code 1044 kregen. In de jaren 2017–2019 werden de aangiften van ongeveer 10.500 belastingplichtigen om deze reden onder de AKI-code 1044 bij project 1043 betrokken.
Het betreft hier het proces van de inhoudelijke controle van de aangiften. In de periode 2010–2019 zijn de aangiften van circa 158.000 belastingplichtigen beoordeeld in het kader van project 1043. Binnen dit aantal bevinden zich burgers wier aangiften op basis van risicoselectie zijn uitgeworpen voor handmatige beoordeling, omdat bijvoorbeeld hoge aftrekposten werden gesignaleerd. Waar nodig kon de inspecteur aanvullende vragen stellen of onderbouwing van bijvoorbeeld hoge aftrekposten opvragen. Zoals opgenomen in de beantwoording van vraag 15 onderscheidt de bewijslast binnen project 1043 zich niet van het reguliere toezichtproces.
Uit de ons bekende gegevens blijkt dat de aangiften van circa 158.000 belastingplichtigen in de periode 2010–2019 zijn beoordeeld binnen project 1043.
Voor de belastingjaren 2012, 2013 en 2015 t/m 201914 is vastgesteld dat circa 150.000 aangiften zijn beoordeeld op een vermoeden van systeemfraude.
Als in een aangifte kenmerken worden aangetroffen die op een verhoogd risico op systeemfraude duiden, kan een AKI 1043 worden opgenomen voor die aangifte om duidelijk te maken dat behandeling gewenst is. In de genoemde jaren werd de term fraude gebruikt voor aangiften met AKI 1043 die werden geselecteerd voor behandeling. Met de kennis van nu zou deze term niet gebruikt worden. De vermelding «fraude» wordt nu dan ook niet meer gebruikt in de systemen.
De aangiften met deze AKI’s worden herkend door de selectiemodule en via «uitworp gewenst» voor behandeling verder geleid naar een Intensief Toezicht Team voor handmatige beoordeling. Een opgevoerd behandelvoornemen voor de beoordeling of er sprake is van systeemfraude, in dit geval door middel van een AKI 1043 en AKI 1044, betekent uitdrukkelijk niet dat de aangifte vooraf wordt betiteld of bestempeld als frauduleus, maar behelst wel een vermoeden van een verhoogd risico op systeemfraude. Dat vermoeden is gebaseerd op enerzijds contra-informatie en parameters die gebruikt worden in de selectiemodule en anderzijds op de facilitator die als intermediair betrokken is (geweest) bij het indienen van de betreffende aangifte en die bijvoorbeeld reeds is betrokken in een (strafrechtelijk) onderzoek.
Tijdens de technische briefing op 2 juli jl. is aan uw Kamer een toelichting gegeven op de risicomodellen en selectieregels. In het openbare deel van de technische briefing is de werking en totstandkoming van de centrale risicomodellen en selectiemodules voor belastingplichtigen nader toegelicht en in het besloten deel is specifiek ingegaan op de werking van een selectieregel voor verzoeken om voorlopige aanslagen in de inkomstenheffing.
Bij risicoselectie worden de aangiften of verzoeken om voorlopige teruggaven vergeleken met bij de Belastingdienst bekende contra-informatie zoals loon-, bank- en hypotheekgegevens. Op basis van deze contra-informatie kan de inspecteur een nader onderzoek instellen. De criteria en parameters die bij dit onderzoek worden gebruikt, zijn ontleend aan reeds bekende patronen van onregelmatigheden in combinatie met nieuwe ontwikkelingen die zich voordoen.
Een voorbeeld: Iemand met een bruto jaarinkomen van € 25.000 claimt een giftenaftrek van € 10.000. De giften beslaan een dusdanig deel van het inkomen dat de inspecteur hierin een gerechtvaardigde reden heeft om nadere vragen te stellen over de aangifte en bewijsstukken op te vragen.
Dit herken ik niet. Het is geen beleid om opgevoerde aftrekposten standaard af te wijzen. Elke aangifte die door de selectiemodule wordt aangeboden (uitgeworpen) voor beoordeling wordt individueel beoordeeld. Een aangifte kan om verschillende redenen worden uitgeworpen voor individuele beoordeling. Bijvoorbeeld als zorgkosten worden opgevoerd die het jaar er voor (deels) zijn gecorrigeerd. De belastingplichtige krijgt dan een brief van de inspecteur met het verzoek aannemelijk te maken dat de aftrekpost rechtmatig is. De bewijslast voor inkomensverlagende elementen zoals aftrekposten ligt bij de belastingplichtige. Als de belastingplichtige naar het oordeel van de inspecteur de kosten niet aannemelijk maakt of wanneer blijkt dat het om uitgaven gaat die wettelijk niet (fiscaal) aftrekbaar zijn dan zal de inspecteur afwijken van de ingediende aangifte. De inspecteur zal van dit voornemen de belastingplichtige in kennis stellen. Een eventuele reactie wordt beoordeeld en uiteindelijk leidt dit tot vaststelling van de aanslag. Deze definitieve aanslag is achtereenvolgens vatbaar voor bezwaar en beroep.
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar dat op vraag 15.
Het wordt door de Belastingdienst niet herkend dat bewijsstukken waaruit zou blijken dat aftrekposten terecht waren, vaak niet worden geaccepteerd.
Als de belastingplichtige naar het oordeel van de inspecteur de kosten niet aannemelijk maakt of wanneer blijkt dat het om uitgaven gaat die wettelijk niet aftrekbaar zijn dan zal de inspecteur afwijken van de ingediende aangifte. De inspecteur zal van dit voornemen de belastingplichtige in kennis stellen. Een eventuele reactie wordt beoordeeld en uiteindelijk leidt dit tot vaststelling van de aanslag. Deze definitieve aanslag is achtereenvolgens vatbaar voor bezwaar en beroep.
Wanneer de Belastingdienst voor het vaststellen van de aanslag meer informatie nodig heeft, wordt contact gezocht met de belastingplichtige. Tijdens dit contact wordt duidelijk gemaakt aan de belastingplichtige welke informatie de Belastingdienst graag wil ontvangen en wordt een reactietermijn geboden om eventueel nog aanvullende informatie te verstrekken voordat de correctie wordt opgelegd.
Als een aangifte in het kader van project 1043 voor behandeling wordt uitgeworpen, dan is alleen nog maar sprake van een vermoeden van systeemfraude. Voor zover wij weten zijn burgers in deze fase niet bestempeld als mogelijke fraudeurs. Wel kon de indiener van hun aangiften in een onderzoek naar vermoedelijke fraude betrokken zijn waardoor hun aangifte soms inhoudelijk beoordeeld moest worden. Die beoordeling kan in sommige gevallen ook leiden tot een vermoeden van fraude inzake de aangifte zelf.
In de antwoorden op vragen 11 en 37 is ingegaan op de wijze waarop deze aangiftes worden behandeld en de belastingplichtige in staat wordt gesteld de juistheid van zijn aangifte te onderbouwen.
De belastingtelefoonmedewerkers gebruiken voor het verstrekken van informatie aan belastingplichtigen (burgers en bedrijven) dialoogondersteuningen en kunnen daarnaast een aantal informatiesystemen raadplegen. De basislijn is dat belastingtelefoonmedewerkers alleen informatie verstrekken aan belastingplichtigen waarover belastingplichtigen zelf ook (kunnen) beschikken. De Belastingtelefoon heeft nadere instructies voor het informeren van de belastingplichtige bij project 1043. Deze instructies zijn als bijlage15 meegestuurd. In deze instructies is over project 1044 opgenomen dat sprake is van georganiseerde fraude. Dit is fout, aangezien projectcode 1044 gaat over «steekproef ondernemingen» en fraude nog niet bewezen hoeft te zijn. Dit heeft daarom mogelijk tot een verkeerd beeld geleid bij de behandelend medewerker van de BelastingTelefoon. We betreuren dit. De instructies worden op dit punt verbeterd en geactualiseerd.
Breder geldt dat indien er een onderzoek loopt naar fraude, dit niet altijd wordt gemeld aan de persoon of onderneming die dat betreft, om te voorkomen dat hierop kan worden geacteerd. Dat neemt niet weg dat de Belastingdienst zich in die gevallen ook dient te houden aan de reguliere bezwaar- en beroepsprocedures.
Nee. Deze cijfers herkennen wij niet. Wanneer «onder een vergrootglas liggen» wordt gedefinieerd als het inhoudelijk controleren van een ingediende aangifte dan geldt het volgende. Volgens de ons bekende gegevens zijn er op dit moment ongeveer 4.000 mensen waarvan de belastingaangifte over 2019 nog niet heeft geleid tot een definitieve aanslag, die in 2017–2019 betrokken waren bij CAF en waarvan de aangifte in het kader van project 1043 is uitgeworpen.
Er zijn geen belastingplichtigen automatisch op een controlelijst gezet vanwege het eerdere vermoeden van fraude met toeslagen. Het kan incidenteel wel voorkomen dat een aangifte van een gedupeerde ouder die betrokken is bij het hersteltraject van toeslagen, binnen projectcode 1043 is behandeld op basis van de gebruikelijke risicoselectie die van toepassing is op alle aangiften die worden ingediend. Onderdeel van het risico kan zijn dat de aangifte inkomstenbelasting van een ouder is ingediend door een facilitator. In het begin is door het CAF een paar keer geanalyseerd of belastingplichtigen waarbij systeemfraude in de inkomstenbelasting was geconstateerd mogelijk ook onjuiste toeslagaanvragen hadden gedaan en andersom, maar dat bleek in de overgrote meerderheid niet het geval, waarna deze analyse niet meer werd uitgevoerd.
Er is geen duidelijke (juridische) definitie, ook niet in de AVG, wat een zwarte lijst is. Dat laat onverlet dat de Belastingdienst de processen zorgvuldig en conform en wet- en regelgeving, zoals de AVG, moet uitvoeren. Dit betekent dat burgers niet onterechte gevolgen zouden mogen ondervinden van toezicht- en handhavingsprocessen.
Ten aanzien van de Fraudesignaleringsvoorziening (FSV)16 heeft KPMG geconcludeerd dat er onvoldoende waarborgen waren om aan de zes kernbeginselen van de AVG te voldoen. Hierdoor is de behandeling van burgers niet in alle gevallen voldoende zorgvuldig geweest en is in een aantal gevallen inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van burgers, bijvoorbeeld doordat signalen te lang zijn bewaard en mogelijk verder verwerkt zijn buiten FSV om.
Het KPMG-rapport concludeert dat er binnen de in het rapport beschreven context, geen primaire processen of toezichtprocessen zijn gevonden die in dezelfde mate risicosignalen verwerken, of die een sterke gelijkenis met FSV vertonen. Het rapport bevat een overzicht van in meer of mindere mate vergelijkbare toezichtprocessen.
Om nog beter in beeld te krijgen welke lijsten en applicaties er binnen de Belastingdienst zijn en waarvoor ze precies gebruikt worden, heb ik besloten om een grondige, dienstbrede analyse uit te voeren waarbij het gehele applicatie- en gegevenslandschap wordt doorlopen.
Als er ouders zouden zijn die betrokken zijn bij het hersteltraject van Toeslagen en die ten onrechte op een lijst staan, dan zullen deze daaruit verwijderd worden, wat overigens vanzelfsprekend geldt voor alle burgers. Zoals aangegeven in de Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag17 worden de uitsluitlijsten bij Toeslagen geschoond.
AKI’s worden binnen de Belastingdienst ingezet als onderdeel van de uitvoerings- en toezichtstrategie waardoor toezichtcapaciteit effectiever kan worden ingezet. In het geval van de AKI 1043 en AKI 1044 betekent de aanwezigheid hiervan niet dat de belastingplichtige wordt bestempeld als fraudeur, maar is enkel sprake van een verhoogd risico op systeemfraude. Zonder de identificatie van deze risico’s is gericht toezicht niet mogelijk, daarom ben ik niet bereid het gebruik van AKI’s te beëindigen. Wel willen wij wijzen op het toegezegde vervolgonderzoek naar projectcode 1043 waarin wordt onderzocht of voldoende waarborgen aanwezig zijn, en of die ook daadwerkelijk in de praktijk zijn gebracht.
Met een AKI kan een inspecteur een behandelvoornemen opvoeren voor aangiften over de daaropvolgende belastingjaren. Bijvoorbeeld wanneer in een aangifte zorgkosten waren opgevoerd die gedeeltelijk niet aftrekbaar zijn gebleken of wanneer bepaalde kosten juist niet opnieuw uitgevraagd hoeven te worden. Met de beheertaak «Afwijkende behandeling» worden signalen vastgelegd die de geautomatiseerde verwerking van een aangifte kunnen beïnvloeden. De afwijkende behandeling «uitworp gewenst» in het kader van projectcode 1043 maakt dat de aangifte wordt bekeken aan de Poort. Daar wordt de vergelijking met het voorgaande jaar gemaakt en daarmee nog een keer beoordeeld of daadwerkelijke uitvraag nodig is. Als dat niet nodig blijkt wordt de AKI geschoond en de aangifte nogmaals door de standaard weegmodule geleid.
Bij het opvoeren van een AKI met «uitworp gewenst» dient een inspecteur aan te geven waarom de aangifte behandeld moet worden. Voorbeelden zijn aanmerkelijk belang, bron van inkomen, gebruikelijk loon, grensarbeid, internationaal belastingrecht, maar ook project 1043 waarin AKI 1043 en AKI 1044 worden gebruikt voor de behandelvoornemens van aangiften met een verhoogd risico op systeemfraude.
Als in een aangifte kenmerken worden aangetroffen die duiden op een verhoogd risico op systeemfraude, kan een AKI 1043 worden opgenomen voor die aangifte.
Een voor een ingediende aangifte opgevoerd behandelvoornemen, in dit geval door middel van een AKI 1043, betekent uitdrukkelijk niet dat de aangifte vooraf wordt betiteld of bestempeld als frauduleus, maar behelst wel een vermoeden van een mogelijk verhoogd risico op systeemfraude. Dat vermoeden is gebaseerd op enerzijds contra-informatie en parameters die gebruikt worden in de selectiemodule en anderzijds op de facilitator die als intermediair betrokken is (geweest) bij het indienen van de betreffende aangifte
Voor de beoordeling van de AKI 1043 wordt een belastingplichtige vervolgens op de reguliere manier gevraagd om de opgevoerde aftrekpost te onderbouwen middels (originele) bescheiden en betalingsbewijzen.
Burgers worden niet geblokkeerd. Een blokkering betekent dat een automatische definitieve aanslag door ABS18 wordt tegengehouden zolang nadere beoordeling in gang is. Wanneer in een aangifte kenmerken worden aangetroffen die op een verhoogd risico op systeemfraude wijzen, wordt een AKI 1043 of AKI 1044 opgenomen voor die aangifte.
De aan de Poort opgevoerde AKI’s blijven geldig voor de vijf belastingjaren volgend op het belastingjaar waarin de AKI werd opgevoerd. Hierdoor kan in de volgende jaren gemonitord worden of behandeling door het Intensief Toezichtteam nodig is. Als de aangifte voor het eerste jaar na de opvoering van de AKI binnenkomt, ziet de Poort de resultaten van de beoordeling van het voorgaande jaar. Die beoordeling is een zwaarwegende factor bij het bepalen van het gewenste toezicht voor het nieuwe jaar. Als de aangifte voor het nieuwe jaar geen risico’s bevat die behandeling door het Intensief Toezicht-team vereisen, dan deblokkeert de Poort de AKI. Dit gebeurt met terugwerkende kracht door de einddatum te zetten op het voorafgaande jaar. Dus vanaf het onderliggende jaar zit de AKI niet meer op de aangifte.
Zolang een belastingplichtige echter persisteert in het in aftrek brengen van bedragen die (gedeeltelijk) niet aftrekbaar zijn, zal de AKI-code 1043 niet worden verwijderd en worden de aangiften van belastingplichtige over latere belastingjaren ook uitgeworpen. Voor de beoordeling van de AKI 1043 wordt de belastingplichtige vervolgens op de reguliere manier gevraagd om de opgevoerde aftrekpost te onderbouwen middels (originele) bescheiden en betalingsbewijzen.
Ondanks deze deblokkering kan het voorkomen dat in latere belastingjaren, na analyse aan de poort, de aangiften van belastingplichtigen een nieuwe AKI 1043 of AKI 1044 rechtvaardigen. Dit doet zich bijvoorbeeld voor in de situatie dat de analisten in latere belastingjaren aan de poort opnieuw aanleiding hebben voor een vermoeden van systeemfraude. In dat geval krijgt een aangifte waarvan de AKI 1043 was verwijderd, over een volgend belastingjaar opnieuw een AKI 1043 of een AKI 1044.
Hoe de deblokkering in de praktijk werkte en hoe het zou moeten werken wordt meegenomen in het eerdergenoemde vervolgonderzoek naar de waarborgen voor projectcode 1043. Als er signalen zijn dat de deblokkeringsprocedure niet altijd juist is toegepast, dan zullen deze nader onderzocht worden.
Zoals aangegeven in de brief van 26 mei jl.19, willen wij in zicht krijgen of er daadwerkelijk sprake is van negatieve effecten op burgers en bedrijven en hoe substantieel deze negatieve effecten dan zijn. In deze brief van 26 mei hebben wij aangegeven dat wij bij dit onderzoek, conform de wens van uw Kamer, ook partijen buiten de gebruikelijke raamovereenkomst willen betrekken.
De AP heeft op 17 juli jl. haar onderzoeksrapport over Belastingdienst/Toeslagen gepubliceerd. In dit onderzoek komt de autoriteit tot de conclusie dat Belastingdienst/Toeslagen niet (direct of indirect) de etniciteit van burgers heeft verwerkt. Op dit moment hebben wij geen indicaties dat dit anders is bij de overige onderdelen van de Belastingdienst. Binnenkort zal gestart worden met het brede onderzoek dat wij hebben aangekondigd in onze brief van 10 juli jl. Hiermee geven wij tevens invulling aan de dringende oproep van de AP om ook breder binnen de Belastingdienst te bezien of nationaliteit niet onrechtmatig in systemen aanwezig is en wordt gebruikt en een expliciete wettelijke grondslag op te nemen indien nationaliteit wel benodigd is in het toezicht. Daarnaast heeft de AP een onderzoek aangekondigd naar de verwerking van persoonsgegevens in de FSV-applicatie.
In onze brief van 10 juli jl. over FSV hebben wij een breed onderzoek aangekondigd naar de wijze waarop de Belastingdienst persoonsgegevens verwerkt. In dit onderzoek zullen alle gegevensverwerkingen van de Belastingdienst worden beoordeeld en zal worden getoetst in hoeverre zij voldoen aan de eisen van de AVG, de Baseline Informatiebeveiliging Overheid en de Archiefwet. Het concept plan van aanpak voor dit onderzoek ontvangt uw Kamer tegelijkertijd met deze brief. In dit onderzoek zullen ook de risicomodellen en selectieregels (en daarmee de selectiecriteria) van de Belastingdienst worden doorgelicht. Mocht uit een van deze onderzoeken blijken dat de Belastingdienst wel gebruik heeft gemaakt van de etniciteit van burgers in zijn toezicht, dan zullen wij daar uiteraard gepaste maatregelen op nemen. Wij willen op dit moment niet vooruitlopen op deze maatregelen.
Zoals ik tijdens het Algemeen Overleg van 21 augustus jl. met uw Kamer heb aangegeven, vergt het zorgvuldig helpen van gedupeerde ouders die betrokken zijn bij het hersteltraject van toeslagen meer tijd dan aanvankelijk was ingeschat. Dit is gebleken uit de eerste 108 dossiers die in juli jl. tot uitbetaling zijn gekomen. Mijn motivatie, en die van de medewerkers binnen de Herstelorganisatie, om alle gedupeerde ouders te helpen is en blijft groot. Ik heb op dit moment geen reden te veronderstellen dat het behandelen van de dossiers van gedupeerde ouders die betrokken zijn bij het hersteltraject van toeslagen en het uitbetalen van compensatie vertraging oplopen door eventuele andere onderzoeken binnen de Belastingdienst waarin zij mogelijk voorkomen. In de Voortgangsrapportages zal ik uw Kamer periodiek informeren over de voortgang van de hersteloperatie.
Wij hebben uw Kamer altijd zo transparant mogelijk geïnformeerd over eventuele zaken die mis zijn gegaan bij de fraudeaanpak van de Belastingdienst. Omdat wij ook zelf willen weten of er zaken niet goed zijn gegaan, hebben we naast intern onderzoek ook extern onderzoek laten uitvoeren en gaan we nog nader onderzoek laten doen.
Het feitenrelaas is ondertussen afgerond en samen met de beantwoording van uw Kamervragen meegestuurd. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.
Wij hechten belang aan het lerend vermogen van de organisatie en het vermogen kritisch te reflecteren, lessen te trekken, en die toe te passen in de toekomst. Wij willen dat dit vermogen verder wordt ontwikkeld binnen de Belastingdienst en dat praten over wat wel en ook wat niet goed is gegaan vanzelfsprekend wordt en signalen beter worden opgepakt. Daarom is hier veel aandacht voor in het cultuurprogramma; in de afgelopen maanden voerden medewerkers en leidinggevenden in de hele organisatie intensief het gesprek over waar zij in het dagelijkse werk trots op zijn en waar verandering nodig is. Deze gesprekken zullen we ook de komende tijd blijven voeren.
Vanaf september volgen de eerste leidinggevenden van de top van de Belastingdienst een ontwikkelassessment om hen te ondersteunen in de ontwikkeling van de gewenste leiderschapskwaliteiten. Het programma is erop gericht dat in 2021 alle circa 1500 leidinggevenden dit ontwikkelinstrument hebben gebruikt en dat feedback en reflectie vast gebruik zijn in het management van de dienst.
Wij zijn vanzelfsprekend bereid relevante informatie met uw Kamer te delen om invulling te geven aan de inlichtingenplicht van uw Kamer. Dit doen wij door de beantwoording van deze Kamervragen en de tegelijkertijd verzonden Kamerbrief over het concept plan van aanpak vervolg FSV. Op dit moment wordt tevens een besluit voorbereid op een recent Wob-verzoek van RTL/Nieuws waarin gevraagd wordt achtergronddocumenten openbaar te maken die o.a. te maken hebben met FSV. Indien dit aanvullende inzichten oplevert, zullen wij uw Kamer daarover informeren.
Het functioneren van individuele ambtenaren maakt geen onderdeel uit van het debat met uw Kamer en het is staand beleid daarover ook geen mededelingen te doen.
Het functioneren van individuele ambtenaren maakt geen onderdeel uit van het debat met uw Kamer en het is staand beleid daarover ook geen mededelingen te doen.
De bestrijding van systeemfraude is een belangrijke taak van de Belastingdienst en een vast onderdeel van de uitvoerings- en toezichtstrategie. Dit is o.a. terug te vinden in het Jaarplan Belastingdienst 2019 – onderdeel Particulieren – «Systeemfraude bestrijden»20. Hieruit blijkt dat het bestrijden van systeemfraude staand beleid is. De Tweede Kamer is over de voortgang geïnformeerd in de eerste, tweede en derde Voortgangsrapportage over 2019. Vroege rapportage over het fenomeen systeemfraude, die naar de Kamer is gestuurd, is terug te vinden in o.a. het beheersverslag 2009 en 2010. Zie ook het feitenrelaas dat als bijlage21 is meegestuurd.
Het is voor de Belastingdienst onmogelijk om alle aangiften en verzoeken handmatig te beoordelen. Daarvoor is eenvoudigweg niet voldoende capaciteit beschikbaar. Daarom maakt de Belastingdienst voortdurend keuzes over waar de beschikbare capaciteit op wordt ingezet op basis van de uitvoerings- en toezichtstrategie. Deze strategie richt zich op het voorkomen van fouten in de aangiften en verzoeken van burgers, door het gemakkelijk te maken om een goede aangifte en aanvraag te doen, bijvoorbeeld door de vooringevulde aangifte en door dienstverlening. Ook worden interventies zoveel mogelijk afgestemd op het gedrag van burgers en bedrijven en – bij bewust niet-naleven – op het afdwingen van naleving.
Daarbij maakt de Belastingdienst onder meer gebruik van selectieregels en risicomodellen om het toezicht te kunnen richten op de aangiften en verzoeken waar de kans op niet-naleving het grootst is. De deels geautomatiseerde risicoselectie van de Belastingdienst zorgt ervoor dat veel aangiften en verzoeken snel aan een eerste beoordeling kunnen worden onderworpen. Hierdoor kunnen burgers en bedrijven in veel gevallen ook snel duidelijkheid krijgen over hun aangifte of verzoek. Burgers en bedrijven zijn hierbij gebaat.
Daarbij merken wij wel op dat het risicogestuurde toezicht door de Belastingdienst op een aantal punten moet worden verbeterd. Dit blijkt onder andere uit het onderzoeksrapport van de AP naar Belastingdienst/Toeslagen en het onderzoek van KPMG in het kader van FSV. Hier gaan wij samen met de medewerkers de komende periode hard mee aan de slag. Een aantal verbetermaatregelen die wij in dat kader willen nemen, zijn hierboven reeds toegelicht.
Ja. Bij de beoordeling van de aangifte wordt de belastingplichtige gelegenheid geboden om te reageren op de voorgenomen beslissing van de inspecteur. Na vaststelling van de (navordering)aanslag staat de mogelijkheid van bezwaar open waarbij een heroverweging van het bestreden besluit door een andere inspecteur plaatsvindt. In deze fase kan de belastingplichtige ook gebruik maken van zijn recht om te worden gehoord. Indien de behandeling van het bezwaar niet leidt tot het gewenste resultaat kan de belastingplichtige beroep instellen waarbij de belastingplichtige het bestreden besluit en het handelen van de Belastingdienst in de eerdere fases kan voorleggen aan de belastingrechter.
Wij hechten grote waarde aan het bewaren van stukken in overeenstemming met de archiefwet. Ik zie op dit moment geen aanleiding om dit verder te laten onderzoeken. Uw Kamer heeft daarnaast een specifiek verzoek gedaan om te stoppen met schonen. Zoals aangegeven begrijpen wij dit verzoek. Eerder hebben wij aangegeven dat de lopende vernietigingsactiviteiten door Doc-Direkt voor wat betreft toeslagendossiers zijn stopgezet en dat de dossiers die voor vernietiging in aanmerking zouden komen apart zijn opgeslagen. Ook is, ten aanzien van Toeslagen, besloten om managementverslagen, mails en overige zaakgebonden informatie tot nader order niet te vernietigen.
Wij willen dit ook gaan doen ten aanzien van de omgang met risico-selectie en fraudesignalen. Wij zullen de niet-gestructureerde informatie, zoals mails en afdelingsschijven, bewaren voor verder onderzoek. Uiteraard worden de juiste juridische en technische waarborgen hierbij in acht genomen. Voor de ondersteunende systemen ten behoeve van de handhaving- en toezichtprocessen onderzoeken we hoe we kunnen waarborgen dat de informatie uit deze systemen beschikbaar blijft voor verder onderzoek.
Er zijn geen signalen bekend dat belastingplichtigen in financiële nood zijn geraakt doordat een aftrekpost niet is toegekend, terwijl zij daarbinnen de fiscale wet- en regelgeving wel recht op hadden. Wanneer na beoordeling van de aangifte en de overgelegde bewijsstukken door de inspecteur wordt afgeweken van de aangifte, gebeurt dit met inachtneming van fiscale wet- en regelgeving, waarbij volgens het belastingrecht de bewijslast voor inkomensverlagende elementen bij de belastingplichtige ligt. Wanneer de inspecteur voornemens is af te wijken van de ingediende aangifte dan zal hij de belastingplichtige daarvan in kennis stellen. Een eventuele reactie wordt beoordeeld en uiteindelijk leidt dit tot vaststelling van de aanslag. Deze definitieve aanslag is achtereenvolgens vatbaar voor bezwaar en beroep. Wordt een belastingplichtige hierbij in het gelijk gesteld, dan wordt de aanslag hierop aangepast.
Belastingplichtigen die niet aan hun betalingsplicht Inkomstenbelasting kunnen voldoen, kunnen middels een formulier een betalingsregeling of kwijtschelding voor particulieren aanvragen.
Wij blijven echter openstaan voor eventuele signalen die erop zouden duiden dat dit niet altijd goed is verlopen en nemen deze signalen serieus. Een onterechte afwijzing van een aftrekpost mag niet leiden tot financiële problemen en wij hechten eraan dat dit niet gebeurt.
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar dat op vraag 58.
Door middel van vooroverleg biedt de Belastingdienst de mogelijkheid aan bedrijven, en ook aan burgers, vooraf zekerheid te krijgen over de toepassing van wet- en regelgeving op het gebied van de Nederlandse belastingheffing. Het vooroverleg kan leiden tot een standpunt van de inspecteur over de manier waarop het recht in een specifiek geval zal worden toegepast. Dat gebeurt binnen de kaders van wet- en regelgeving, beleid en jurisprudentie. Zekerheid vooraf leidt voor een belastingplichtige dus niet tot een fiscaal gunstigere behandeling door de Nederlandse Belastingdienst dan de behandeling van eenzelfde feitencomplex achteraf.
Deze kwalificaties laten wij voor rekening van de vragensteller.
Wanneer dat voor een goed en volledig feitencomplex in het kader van de beoordeling van aangiften inkomstenbelasting nodig is, kunnen bankafschriften opgevraagd worden. Zo kan in het kader van een vermogensvergelijking, waarbij wordt beoordeeld of het mogelijk is geweest om bepaalde uitgaven te doen, ook vragen worden gesteld over privéuitgaven. Wanneer de bankafschriften bij de desbetreffende bank worden opgevraagd dan dient die aanvraag gefiatteerd te worden door een afdelingshoofd. Een ander voorbeeld is de situatie waarin een aftrekpost van enige omvang contant betaald wordt; dan kan de inspecteur vragen stellen over de herkomst van het geld, waaronder bijvoorbeeld contante opnamen vanaf een bankrekening. Wanneer de herkomst van de gestelde contante uitgave niet duidelijk wordt gemaakt, kan dat een van de omstandigheden zijn die bijdragen aan het feit dat in fiscale zin niet aannemelijk wordt dat de uitgave daadwerkelijk is gedaan, dan wel tot de gedachte leiden dat er mogelijk sprake is van andere niet aangegeven inkomsten of vermogensbestanddelen. Overigens is in recente uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven ook naar voren gekomen dat dit steunbewijs in sommige gevallen benodigd is voor het door de belastingplichtige aannemelijk maken van geclaimde aftrekposten, conform de bewijslastverdeling in het belastingrecht.
Systeemfraude kan zich ook voordoen door middel van aftrek van giften in een aangifte. Ten behoeve van de beoordeling van opgevoerde giften in een aangifte kan de inspecteur, als naar zijn oordeel feiten en omstandigheden dat rechtvaardigen, conform de bewijslastverdeling vragen om bewijsstukken en kan de inspecteur daar in het kader van het beoordelen van de aangifte ook vragen over stellen. Het opvragen van bewijstukken kan onderdeel uitmaken van een regulier fiscaal onderzoek.
Vertrouwen van zowel burgers en bedrijven als medewerkers in onze dienst is van groot belang om aan de gewenste cultuur te kunnen werken. Het herstel van het vertrouwen vraagt tijd. Het is daarom van groot belang dat de Belastingdienst lessen trekt uit het verleden; signalen vanaf de werkvloer moeten tijdig naar boven komen en serieus worden opgepakt door de top. Stap voor stap wordt nu gebouwd aan een stabiel functionerende organisatie met een professionele cultuur waardoor het vertrouwen van burgers en bedrijven moet herstellen. Daarom werken wij samen met de top van het ministerie en de Belastingdienst aan een verandering van de cultuur. Als resultaat zien wij een Belastingdienst die in verbondenheid toewerkt naar de gewenste dienstverlening waarin rechtstatelijk handelen centraal staat met daarbij nadrukkelijk oog voor de menselijke maat. Voor de acties die wij hiervoor in gang hebben gezet verwijzen we naar onze brief van 14 september jl.25
De brief laat zien dat de betreffende ambtenaren betrokken zijn bij het functioneren van de Belastingdienst. Wij nemen de signalen van de VHMF, en die van onze eigen medezeggenschap, serieus en werken zo nauw mogelijk samen aan een betere Belastingdienst.
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar dat op vraag 64.
Aan het genoemde rapport van de Nationale ombudsman is veel aandacht besteed. De aanbevelingen zijn, op basis van de destijds beschikbare kennis en inzichten, gevolgd en tot uitvoering gebracht. Op basis van nadere informatie bleek de ernst van de feiten en de gestelde problematiek omvangrijker en de omgang met de aanbevelingen niet voldoende. Daarna is de (re)actie bijgesteld en is ingezet op recht doen aan gedupeerde ouders.
Die visie deel ik met de Nationale ombudsman. In onze brieven van 27 februari27 en 14 september jl.28 beschrijven we het toekomstbeeld van de Belastingdienst: een betrouwbare, benaderbare en behulpzame dienst. Een organisatie waarin niet alleen oog is voor het goed uitvoeren van de taak, maar ook voor de manier waarop we dat doen. Het is hierbij zowel van belang dat overheidsmechanismen betrouwbaar blijven voor burgers door fraude aan te pakken, als dat de menselijke maat gehanteerd wordt wanneer hierover twijfel bestaat. In het verleden is gebleken dat het behouden van die balans uitdagingen met zich meebrengt. De Belastingdienst heeft hiervan geleerd zodat beter kan worden voldaan aan het toekomstbeeld zoals geschetst in de brief van 27 februari.
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar het antwoord op vraag 6.
Er is geen sprake van de angst voor precedentwerking bij het Ministerie van Financiën en bij de top van Belastingdienst.
Wij staan voor een professionele en open cultuur binnen de Belastingdienst die rechtsstatelijk handelt. In dit kader past ook het brede onderzoek dat wij hebben aangekondigd in onze brief van 10 juli jl.29, en waarvan uw Kamer de verdere uitwerking in het concept plan van aanpak tegelijkertijd met deze brief ontvangt. Signalen van onze medewerkers zijn cruciaal in het werken aan een transparante en open cultuur, en een rechtmatige dienstverlening. Binnen de dienst voeren we hier actief het gesprek over, onder meer via dialoogsessies waarin we de dilemma’s en uitdagingen in ons werk bespreken. De gewenste cultuur is niet morgen gerealiseerd, maar hieraan werken samen met de organisatie heeft onze volste aandacht.
Voor de rest van de activiteiten op het gebied van leiderschap en cultuur verwijzen wij u naar onze brief van 14 september jl.30
In de Toeslagen-systemen worden grondslagen en toekenningsbedragen bijgehouden. De aanleiding voor terugvorderingen wordt daarin echter niet vastgelegd. Daardoor is voor het totaal aan stopzettingen en terugvorderingen het onderscheid tussen de verschillende aanleidingen niet te maken zonder op individueel niveau de aanleiding te reconstrueren. De aanleiding kan zowel voortkomen uit het verzoek van de burger (bv. omdat deze opmerkt geen recht meer te hebben op een toeslag), een verschil in situatie van de burger ten opzichte van de aanvraag (bv. een gewijzigd inkomen), of op basis van toezicht vanuit de Belastingdienst/Toeslagen.
Op basis van ervaring in de afgelopen jaren krijgt circa de helft van de toeslagenontvangers te maken met een terugvordering. In de meeste gevallen is dit inkomensgerelateerd.
Bij de beantwoording van deze vragen stuur ik een overzicht mee van het aantal toeslagen per soort met daarbij de totale bedragen van uitbetaling en terugvordering.
Het is niet mogelijk om aantallen te noemen van procedures waarin wordt geprocedeerd door burgers die van fraude zijn verdacht. Van ongeveer 400 lopende beroepszaken is bekend dat de aangifte in het kader van project 1043 is uitgeworpen. In hoeveel van deze beroepen er ook daadwerkelijk is opgekomen tegen een correctie naar aanleiding van de uitworp en er dus een verband is met project 1043 is niet bekend, aangezien dit niet wordt geregistreerd. Bovendien staat een signalering in project 1043 niet gelijk aan een fraudeverdenking.
De Belastingdienst houdt in een systeem gerechtelijke uitspraken bij waarbij de Belastingdienst partij is, per belastingmiddel, op rijksbelastingniveau. De zaken van vóór 2015 zijn in een ouder systeem opgenomen waaruit het niet mogelijk is een betrouwbare uitdraai te maken. Er wordt niet geregistreerd wie een zaak gewonnen heeft, maar alleen of een (hoger) beroep (gedeeltelijk) (on)gegrond of niet-ontvankelijk is verklaard of is ingetrokken.
Zoals beschreven in ons antwoord op vraag 73 is het niet mogelijk om vast te stellen in hoeveel zaken door van fraude verdachte burgers wordt geprocedeerd tegen de Belastingdienst. Ook wordt niet bijgehouden in welke en hoeveel procedures de BD is veroordeeld tot de vergoeding van griffierechten. In procedures met betrekking tot project 1043 wordt geen gebruik gemaakt van de Landsadvocaat.
Deze vraag kunnen wij niet beantwoorden omdat daar geen registratie van wordt bijgehouden.
Ja.
Deze mening delen wij niet. Wel zijn signalen binnen de Dienst in het verleden niet altijd goed opgepakt. Wij werken intensief aan de verbetering van de Belastingdienst, zoals beschreven in onze brief van 14 september jl.31
Deze appreciatie laten wij aan de vragensteller.
Het instellen van een parlementaire enquête is een recht van uw Kamer.
Deze appreciatie laten wij aan de vragensteller.
Ook voor 2001 was geen sprake van 100%-controle. De Belastingdienst heeft niet voldoende capaciteit beschikbaar om alle aangiften en verzoeken handmatig te beoordelen. De Belastingdienst moet daarom risicogericht werken. De Belastingdienst maakt daarom al vele jaren met behulp van geautomatiseerde processen een selectie in de aangifte. De mogelijkheden daartoe zijn in de jaren steeds verder uitgebreid. Het toepassen van steekproeven en deelwaarnemingen maakt onderdeel uit van het risico gestuurd toezicht.
Zoals tevens aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van lid Omtzigt is er geen duidelijke (juridische) definitie, ook niet in de AVG, wat een zwarte lijst is. Dat laat onverlet dat de Belastingdienst de processen zorgvuldig en conform en wet- en regelgeving, zoals de AVG, moet uitvoeren. Dit betekent dat burgers niet onterechte gevolgen zouden mogen ondervinden van toezicht- en handhavingsprocessen. Wij kunnen ons daarbij voorstellen dat – hoewel een (juridische) definitie ontbreekt – vanuit burgerperspectief het wel de sfeer kan oproepen van een zwarte lijst.
Het KPMG-rapport over de Fraudesignaleringsvoorziening (FSV)32 concludeert dat er binnen de in het rapport beschreven context, geen primaire processen of toezichtprocessen zijn gevonden die in dezelfde mate risicosignalen verwerken, of die een sterke gelijkenis met FSV vertonen. Het rapport bevat een overzicht van in meer of mindere mate vergelijkbare toezichtprocessen.
Zoals beschreven in de brief van 10 juli33 wordt er binnen de Belastingdienst naast reguliere applicaties ook gebruik gemaakt van (ongestructureerde) gegevens in de vorm van lijsten, extracten en lokaal ontwikkelde applicaties (LOA’s). Deze gegevens worden door medewerkers op de persoonlijke omgeving of op samenwerkingsgebieden opgeslagen en gedeeld en zijn niet bedoeld voor risicosignalen en fraudeverdenkingen. Het is echter niet uit te sluiten dat hierin nog risicosignalen en fraudeverdenkingen aanwezig zijn.
Daarom is besloten om een grondige, dienstbrede analyse uit te voeren waarbij het gehele applicatie- en gegevenslandschap wordt doorlopen of zich nog onbekende registraties van verouderde of subjectieve risicosignalen bevinden, inclusief vrije tekstvelden.
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar de in vraag 82 genoemde analyse. Om deze vragen te beantwoorden, moet eerst de dienstbrede analyse voltooid worden. Tegen beschikkingen van de Belastingdienst, zoals een definitieve aanslag, is bezwaar en beroep mogelijk.
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen we naar dat op vraag 45.
Informatie over dubbele nationaliteit is op 23 juli 2015 verwijderd uit het BVR-. Dit kan in specifieke gevallen anders liggen, als de burger twee niet-Nederlandse nationaliteiten heeft.
Ook query’s kunnen niet gebruikt worden om een volledig en betrouwbaar beeld te krijgen van de aantallen burgers met een dubbele nationaliteit. Query’s zijn opgesteld voor bepaalde doeleinden en vormen daardoor een gefragmenteerde bron van informatie en een deel van de resultaten uit query’s van voor juli 2015 is inmiddels verwijderd. Hierdoor kan dan ook niet worden aangegeven hoeveel burgers in het project 1043 een dubbele nationaliteit hadden.
Deze mening delen wij. Wij keuren discriminatie ten strengste af.
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar dat op vraag 46.
Het OM heeft ons gemeld dat de aangifte in behandeling is. Verder kan het OM geen mededelingen doen over individuele zaken.
De Belastingdienst is houder van de Basisregistratie inkomen (art. 21 Algemene wet inzake rijksbelastingen). In dit register wordt het inkomen vastgelegd van alle burgers. Daarnaast krijgt de Belastingdienst bijvoorbeeld actuele inkomensgegevens van het UWV. Dat betekent echter niet dat van iedereen de actuele inkomensgegevens beschikbaar zijn. Het komt bijvoorbeeld voor dat personen om uiteenlopende redenen uitstel vragen en krijgen voor de aangifte inkomstenbelasting of dat er wordt nagevorderd, waardoor definitieve inkomensgegevens pas later bekend zijn.
Toeslagen verkrijgt gedurende het jaar doorlopend inkomensgegevens. Op basis van deze gegevens kan Toeslagen voor een aantal toeslaggerechtigden bijvoorbeeld al gedurende het toeslagjaar het voorschot aanpassen. Daarnaast kan de belanghebbende zelf de inkomensgegevens aanpassen, zodat het voorschot op het actuele inkomen gebaseerd is. Zo kunnen (hoge) terugvorderingen worden voorkomen. Het komt echter voor dat inkomensgegevens pas later bekend zijn. Voor de volledigheid wijzen wij erop dat ook andere factoren een rol kunnen spelen bij terugvorderingen. Zo kan het (wisselend) aantal opvanguren bij de kinderopvangtoeslag ook een belangrijke rol spelen.
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar dat op vraag 89.
Deze appreciatie laten wij aan de vragensteller.
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar dat op vraag 71.
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar dat op vraag 71.
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar dat op vraag 71.
Zoals wij eerder hebben aangegeven past discriminatie niet bij de Belastingdienst. Het recht op gelijke behandeling weegt daarom voor ons inderdaad zwaarder dan een grotere pakkans.
Zoals wij eerder hebben aangegeven is discriminatie (of etnisch profileren) door de Belastingdienst ontoelaatbaar. Dat moet op alle mogelijke manieren voorkomen en bestreden worden. Het is vast beleid dat wij geen uitspraken doen over personele aangelegenheden waaronder disciplinaire maatregelen.
Hierbij sturen wij u de beantwoording van de vragen van het lid Omtzigt (CDA) over het incomplete AVG-verwerkingsregister en over onbeantwoorde belangrijke vragen over de kinderopvang toeslagaffaire. Helaas neemt de beantwoording van de onderstaande schriftelijke vragen meer tijd in beslag: Wij verwachten uw Kamer hierover op korte termijn te kunnen informeren.
De vragen van het lid Azarkan (Denk), ingezonden op dinsdag 14 juli, over tienduizenden burgers die jaren last hadden van «fraudevermoedens» van de Belastingdienst, kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn van 3 weken worden beantwoord. Er is meer tijd en onderzoek nodig voor het verzamelen van de gevraagde informatie. Ik streef ernaar om de antwoorden voor het einde van het zomerreces naar uw Kamer te sturen.