Ingediend | 31 maart 2020 |
---|---|
Beantwoord | 24 april 2020 (na 24 dagen) |
Indieners | Jaco Geurts (CDA), Carla Dik-Faber (CU) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | bestuur provincies |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z05851.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-2668.html |
Ja.
Extern salderen is mogelijk op grond van de Provinciale Beleidsregels intern en extern salderen. Deze beleidsregels zijn in samenspraak met de rijksoverheid tot stand gekomen. De beleidsregels zijn op 13 december 2019 in werking getreden.2 In de Provinciale Beleidsregels is vastgelegd dat de gedeputeerde staten, tot vaststelling van de landelijke wetgeving betreffende het extern salderen met dier- en fosfaatrechten, geen definitieve natuurvergunning verlenen op basis van extern salderen met een bedrijf dat op 4 oktober 2019 beschikte over dier- of fosfaatrechten. Gedeputeerde staten kunnen wel aanvragen met extern salderen met deze bedrijven in behandeling nemen.
De provincie Noord-Brabant heeft met zes veehouderijen aankoopovereenkomsten gesloten, waarvan vier buiten de provincie Noord-Brabant, om te kunnen voldoen aan de tussenuitspraak van de Raad van State dat het inpassingsplan voor Logistiek Park Moerdijk met een passende beoordeling gewijzigd vastgesteld dient te worden. Daarmee treffen zij de voorbereidingen om te kunnen salderen wanneer de Raad van State het gewijzigde inpassingsplan heeft beoordeeld en wanneer het extern salderen met veehouderijbedrijven wordt opengesteld. De provincie Noord-Brabant heeft een risico genomen om vooruitlopend op de openstelling van extern salderen met veehouderijbedrijven de betreffende aankoopovereenkomsten te sluiten.
Het feitelijke salderen vindt plaats bij de vergunningverlening. Dat is op dit moment nog niet aan de orde. Op basis van de huidige Provinciale Beleidsregels kan nog geen definitieve vergunning worden verleend, maar aanvragen met extern salderen met veehouderijbedrijven kunnen wel al in behandeling worden genomen. De voorbereidingen die Noord-Brabant heeft getroffen zijn zodanig niet in strijd met de Provinciale Beleidsregels. Wel moet worden opgemerkt dat de provincie een eigen afweging heeft gemaakt om vooruitlopend op de openstelling van extern salderen met veehouderijbedrijven de betreffende aankoopovereenkomsten te sluiten. Gezien de beperkte afstemming met de andere provincies over deze opkoop, is dit hier niet goed verlopen en heeft dit veel onrust veroorzaakt waarvoor de provincie excuses heeft aangeboden.
Middels verschillende releases wordt de rekentool AERIUS Calculator continu verbeterd. Zo is sinds maart 2017 de rekenafstand voor zee- en binnenscheepvaart niet meer begrensd tot op 5 kilometer van een scheepvaart-bron in AERIUS. De depositiebijdrage van scheepvaart wordt sinds dat moment met AERIUS Calculator dus ook op meer dan 5 kilometer uitgerekend.
Omdat scheepvaartroutes direct langs de Nederlandse kust en door het hele land lopen, heeft de zee- en binnenscheepvaart inderdaad op vrijwel alle Natura 2000-gebieden een bijdrage aan de stikstofdepositie. Voor alle sectoren geldt dat deze bijdragen aan de depositiedeken in heel Nederland.
Op grotere afstand van de bron kan de berekende depositiebijdrage van activiteiten net meer dan 0,00 mol/ha/jaar zijn. Als significant negatieve effecten niet op voorhand op basis van objectieve gegevens kunnen worden uitgesloten, dient op basis van een passende beoordeling zekerheid te worden verkregen dat de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet worden aangetast. Daarbij moet niet alleen worden gekeken naar de afzonderlijke effecten van het voorliggende plan of project, maar ook naar de cumulatie van deze effecten met die van andere projecten of plannen.
Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat het uitgangspunt is dat als een plan of project een toename van stikstofdepositie in een Natura 2000-gebied veroorzaakt op een reeds door stikstof overbelast stikstofgevoelig habitat, een significant negatief effect op voorhand niet kan worden uitgesloten. Daarbij is niet relevant hoe gering de depositie is die door het voorliggende plan of project wordt veroorzaakt. Dat betekent dat er over het algemeen – tenzij er in concreet geval wel objectieve gegevens zijn die op voorhand significante gevolgen uitsluiten – ook bij kleine deposities een vergunning zal moeten worden aangevraagd op basis van een passende beoordeling. Die vergunning kan worden verleend als:
op basis van de specifieke omstandigheden in het gebied zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat de geringe depositie niet leidt tot een aantasting van de natuurlijk kenmerken;
door interne of externe saldering wordt voorkomen dat de depositie op het betrokken habitat toeneemt;
sprake is van woningbouw (of een van de zeven tracébesluiten) en gebruik wordt gemaakt van depositieruimte uit het stikstofregistratiesysteem; of
sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en voor het project geen reële alternatieven zijn en in adequate compensatie is voorzien (uitzondering van artikel 6, vierde lid, van de Habitatrichtlijn – ADC-spoor).
Extern salderen is een optie voor overheden of bedrijven die de veroorzaakte stikstofdepositie niet binnen het project of op de locatie kunnen oplossen door stikstofemissie over te nemen van bedrijven die (deels) stoppen. Dit is niet afgebakend per provincie of per Natura 2000-gebied, omdat deze bedrijven soms ook geringe deposities veroorzaken op grotere afstand. Ook bij deze lage deposities kan niet worden uitgesloten dat er sprake is van significant negatieve effecten, zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 5.
Met de provincies maak ik afspraken over de manier van samenwerken bij effecten die de provinciegrenzen overschrijden. Ik ben voornemens om met de provincies af te spreken dat bij extern salderen een initiatiefnemer (zowel publiek als privaat) zich vooraf meldt bij de provincie over een voorgenomen aankoop. Zo kunnen provincies op transparante wijze een aankoop afwegen in het licht van de gebiedsgerichte aanpak. Bovendien wordt met de provincies besproken of, en zo ja hoe, de op de realisatie van de natuurdoelen gerichte gebiedsplannen op termijn het afwegingskader gaan vormen op basis waarvan een bevoegd gezag in het kader van de gebiedsgerichte aanpak een vergunningaanvraag met extern salderen kan toekennen of afwijzen.
Ik maak met de provincies afspraken om bij het openstellen van extern salderen met veehouderijbedrijven ook beheersmaatregelen te treffen die leegstand en verloedering tegengaan. Voor deze specifieke casus geldt dat bij drie van de vier veehouderijbedrijven die de provincie Noord-Brabant buiten hun provincie heeft opgekocht, is afgesproken om alleen de stikstofruimte op te kopen. Bij twee veehouderijbedrijven was al een ontwikkelaar in beeld voor herontwikkeling van de grond; bij een veehouderij was ook een landbouwtak en boerderijcamping en blijft de agrarische bestemming derhalve (gedeeltelijk) behouden.
Zie antwoord vraag 7.
De provincie Noord-Brabant heeft aangegeven van de aangekochte veehouderijen maar een beperkt deel van de beschikbare ruimte nodig te hebben, en dat zij de overige stikstofruimte ten gunste willen laten komen van publieke doelen in desbetreffende provincies. Ik ben voornemens om met de provincies te bekijken welke mogelijkheden er zijn om onbenutte stikstofruimte die vrijkomt bij extern salderen op die manier in te zetten.
Desalniettemin onderschrijf ik het belang om de effecten van de openstelling van extern salderen met veehouderijbedrijven goed in de gaten te houden, zodat eventuele ongewenste effecten tijdig kunnen worden voorkomen. Ik heb met de provincies afgesproken dat zij het voornemen om extern salderen open te stellen voor veehouderijbedrijven eerst bespreken met stakeholders en daarna een definitief besluit nemen over openstelling en beheersmaatregelen. Ook zijn de bevoegde gezagen voornemens om de effecten in de praktijk op maandbasis onderling te delen en te bespreken en na een half jaar een tussenbalans op te maken. Na een jaar kan de regeling dan worden geëvalueerd.
Daarnaast maak ik voor de zomer afspraken met de medeoverheden over de gebiedsgerichte aanpak. De ervaringen die we tot die tijd opdoen bij onder andere extern salderen worden daarbij gebruikt.
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Ja, alleen gezien de tijd die een gedegen beantwoording in beslag nam, is dit niet gelukt.