Ingediend | 3 februari 2020 |
---|---|
Beantwoord | 3 april 2020 (na 60 dagen) |
Indieners | Sjoerd Sjoerdsma (D66), Salima Belhaj (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
Beantwoord door | Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
Onderwerpen | defensie internationaal internationale samenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z01848.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-2342.html |
Ja.
Tijdens de internationale conferentie over Libië, die op 19 januari jl. plaatsvond in Berlijn, werd door de aanwezige landen en organisaties een breed pakket aan afspraken gemaakt met als doel de de-escalatie van het conflict in Libië. Het kabinet verwelkomt de uitkomsten van de Berlijn conferentie en benadrukt het belang van volledige implementatie, met in de eerste plaats een duurzaam staakt-het-vuren, volledige naleving van het VN-wapenembargo en geloofwaardige stappen op het politieke spoor.
Voortdurende instabiliteit in Libië heeft directe gevolgen voor Europa, bijvoorbeeld op het gebied van migratie, maar zorgt er ook voor dat terroristische groeperingen en georganiseerde misdaad voet aan de grond krijgen. Het kabinet dringt al langere tijd in EU-verband aan op een sterk en verenigd optreden van de EU in Libië.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Het conflict in Libië is meer dan ooit onderhevig aan buitenlandse inmenging. De toevoer van militaire middelen aan de Libische partijen komt een politieke oplossing niet ten goede. Het kabinet acht strikte naleving van het wapenembargo daarom noodzakelijk en benadrukt onder andere het belang van een Europese rol op dit gebied. De EU heeft met dit doel EUNAVFOR MED operatie Irini gelanceerd op 31 maart jl. De nieuwe operatie komt ter opvolging van EUNAVFOR MED operatie Sophia en heeft als hoofdtaak het implementeren van het VN-wapenembargo. Voor deze taak zullen observatiemiddelen, zoals satellietbeelden en verkenningsvluchten en schepen worden ingezet.
De mogelijke gevolgen van verdere destabilisering van Libië baren het kabinet zorgen. Libië, Noord-Afrika, maar ook de EU zijn gebaat bij een politieke oplossing voor het conflict. Dat betekent in de eerste plaats dat gemaakte afspraken, zoals die tijdens de internationale bijeenkomst in Berlijn, moeten worden nageleefd. Zoals hierboven aangegeven, heeft het kabinet meermaals benadrukt dat een actieve rol van de EU hierin noodzakelijk is.
Aanhoudende instabiliteit in Libië heeft mogelijk ook gevolgen op het gebied van migratie. Op dit moment heeft het kabinet geen indicaties dat er nieuwe migratiestromen op gang komen. Daarnaast heeft het kabinet in het najaar 2019 additionele bijdragen aan UNHCR en IOM in Libië (resp. EUR 3,9 mln. en EUR 2,5 mln.) gedaan om de verslechterde humanitaire situatie van vluchtelingen en migranten het hoofd te bieden. Deze bijdragen worden o.a. ingezet voor evacuatie van kwetsbare vluchtelingen middels het nieuwe Emergency Transfer Mechanism (ETM) in Rwanda, cash assistentie aan ontheemden en vluchtelingen in stedelijke centra en de vrijwillige terugkeer van migranten.
Zie antwoord vraag 6.
Zie antwoord vraag 5.
Op 31 maart jl. is de EUNAVFOR MED Operatie Irini gelanceerd met als hoofdtaak het implementeren van het VN-wapenembargo voor Libië (VNVR Resoluties 1970 en 2292). Daarnaast zal de operatie gericht zijn op het bestrijden van georganiseerde mensensmokkel, capaciteitsopbouw, training en monitoring van de Libische kustwacht en marine, evenals het tegengaan van oliesmokkel. Hier heeft het kabinet ook voor gepleit.
Het force generationproces van operatie Irini loopt. Een continuering van een Nederlandse bijdrage met stafofficieren op het hoofdkwartier in Rome (2–3 militairen, conform Nederlandse bijdrage aan operatie Sophia) ligt voor de hand, juist om goed geïnformeerd te blijven over de ontwikkelingen in de missie. Het kabinet beraadt zich nog op een eventuele bijdrage met andere capaciteiten. Uiteraard zal het kabinet de wenselijkheid en haalbaarheid van een bijdrage zorgvuldig afwegen in het licht van de situatie op dat moment en op basis van een militair advies.
Zie antwoord vraag 9.
Zie antwoord vraag 9.
Op 3 februari jl. zijn schriftelijke vragen gesteld door de leden Sjoerdsma, Belhaj en Groothuizen (allen D66) over een Nederlandse bijdrage aan een gereactiveerde «Sophia-missie». Mede namens de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid meld ik u dat adequate beantwoording van de gestelde vragen binnen de gestelde termijn niet haalbaar is vanwege de actuele ontwikkelingen rondom dit onderwerp. Het mandaat van EUNAVFOR MED Operatie Sophia loopt op 31 maart 2020 af. Op 17 februari jl. besloot de Raad Buitenlandse Zaken om de EUNAVFOR MED Operatie Sophia eind maart te beëindigen. Hiertoe zal een Raadsbesluit worden voorbereid. De Raad Buitenlandse Zaken heeft daarnaast een politiek akkoord bereikt over een nieuwe operatie in de Middellandse Zee. Het mandaat van de missie wordt momenteel in EU-verband uitgewerkt om uiteindelijk aan te nemen in een Raadsbesluit. Om adequaat antwoord te kunnen geven op de gestelde schriftelijke vragen, zullen beide Raadsbesluiten moeten worden afgewacht. Wij streven ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.