Ingediend | 20 december 2019 |
---|---|
Beantwoord | 15 januari 2020 (na 26 dagen) |
Indiener | Tunahan Kuzu (DENK) |
Beantwoord door | Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | internationaal internationale samenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z26067.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-1329.html |
Ja.
Ja.
Nederland is bezorgd over de krimpende maatschappelijke ruimte in Israël en brengt dit dan ook consequent op in gesprekken met Israëlische autoriteiten. Het kabinet benadrukt daarbij het belang van het werk van mensenrechtenorganisaties voor een vrije en pluriforme samenleving. Het kabinet is bekend met de beschuldigingen van NGO Monitor aan het adres van een brede groep Israëlische en Palestijnse mensenrechtenorganisaties, alsook met de kritiek op de handelwijze van NGO Monitor zelf zoals bijvoorbeeld verwoord in het rapport van de Policy Working Group, een collectief van Israëlische voormalige diplomaten, academici en anderen (september 2018). Uit dat onderzoek blijkt dat veel beschuldigingen van NGO Monitor gebaseerd zijn op selectief citeren, halve feiten en insinuaties maar niet noodzakelijkerwijs op harde bewijzen, ook al zijn niet alle beschuldigingen irrelevant of onwaar. Deze beschuldigingen hebben bijgedragen aan een klimaat waarin mensenrechtenorganisaties onder toenemende druk zijn komen te staan.
Voor zover bekend bij het kabinet richt de NGO Monitor zich inderdaad uitsluitend op organisaties en donoren die zich kritisch uiten over het Israëlisch beleid in de door Israël bezette gebieden.
Ja.
Sima Vaknin-Gal, voormalig directeur-generaal van het Israëlische Ministerie van Strategische Zaken, heeft op de conferentie gesproken.
Ja.
We zijn op de hoogte van deze uitspraken, die volledig voor de verantwoordelijkheid zijn van mevrouw Vaknin-Gil. Het kabinet ziet geen aanleiding hier verder commentaar op te geven.
Nederland en Israël hebben goede relaties, waarbij er contacten zijn tussen de overheden, tussen bedrijven en de brede samenleving. Het kabinet monitort niet eventuele contacten tussen het Israëlische Ministerie van Strategische Zaken en personen of organisaties in Nederland.
Ik ben op de hoogte van deze informatie. Het is bekend dat NGO Monitor en het Ministerie van Strategische Zaken er grotendeels eenzelfde visie op na houden. Het is aan de Israëlische overheid en Israëlische organisaties om te bepalen in welke mate zij samenwerken.
Ja.
Het Nederlandse standpunt ten opzichte van BDS is niet gelijk aan dat van de Israëlische regering of NGO Monitor, die BDS als antisemitisme kwalificeren. In gesprekken met de Israëlische autoriteiten dringt Nederland aan op het respecteren van de vrijheid van meningsuiting van mensenrechtenbeschermers, ook als deze zich uitspreken tegen het regeringsbeleid.
Het onderschrijven van BDS valt onder de vrijheid van meningsuiting. Zie ook het antwoord op vraag 15. Het kabinet is van mening dat deze vrijheid beschermd moet worden. In gesprekken met de Israëlische autoriteiten dringt Nederland daarom aan op het respecteren van de vrijheid van meningsuiting van mensenrechtenbeschermers, ook als deze zich uitspreken tegen het regeringsbeleid.
Het kabinet is bekend met de uitspraak van de Heer Stern. Deze zorgen worden breder gedeeld. De Speciale Rapporteur van de VN voor de vrijheid van religie schrijft bijvoorbeeld in zijn rapport van september jl. dat internationaal recht boycots erkent als een legitieme politieke uiting, en dat niet-gewelddadige vormen van steun voor een boycot in het algemeen vallen onder legitieme meningsuiting die beschermd moet worden. Waar dergelijke oproepen de grens overschrijden en gebruik gemaakt wordt van antisemitische stereotypen, of discriminatie dan moet daar tegen worden opgetreden, aldus de Rapporteur. De Speciale Rapporteurs van de VN voor de Palestijnse Gebieden, voor de vrijheid van meningsuiting en voor mensenrechtenbeschermers wezen er eveneens op dat de oproep tot BDS valt onder de vrijheid van meningsuiting, net zoals het uitspreken tegen BDS daaronder valt. Op 27 november 2018 heeft het Nederlandse parlement de IHRA-werkdefinitie over antisemitisme als niet-juridisch bindende werkdefinitie goedgekeurd. De werkdefinitie is in gebruik voor wetenschappelijk onderzoek en in gebruik bij de Politie en het Openbaar Ministerie bij het opsporen en vervolgen van antisemitisme.
Het kabinet is tegen een boycot van Israël en streeft naar versterking van de economische relaties met Israël binnen de grenzen van 1967. Het kabinet hanteert de strikte lijn dat Nederland geen activiteiten financiert die BDS tegen Israël propageren.
Het feit dat organisaties de beweging die oproept tot Boycott, Divestment and Sanctions (BDS-beweging) ondersteunen is voor het kabinet geen afwijzingscriterium voor financiering van deze organisaties, aangezien uitlatingen of bijeenkomsten van de beweging worden beschermd door de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering, zoals onder meer vervat in de Nederlandse Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Indien er incidenten plaatsvinden waarbij sprake is van discriminerende uitlatingen, haat zaaien, gebruik van of oproepen tot geweld en/of intimidatie, dan neemt het kabinet daar nadrukkelijk afstand van en is het strafrecht van toepassing.
Indien Nederland gevraagd zou worden om te spreken op een conferentie van de BDS-beweging dan zal daarover op dat moment een afweging gemaakt worden, waarbij het kabinetsstandpunt over BDS en het belang om met een brede schakering van het maatschappelijk middenveld in gesprek te blijven worden meegenomen.
In het geval van de uitnodiging van NGO Monitor is een afweging gemaakt tussen het belang van opkomen voor de vrijheid van meningsuiting en de ruimte voor kritische organisaties in Israël en de Palestijnse gebieden, en het belang om het Nederlands beleid uit te dragen bij het Israëlisch publiek. Deelname aan de conferentie zou een mogelijkheid hebben geboden om het Nederlands beleid en inzet op het gebied van antisemitisme uiteen te zetten en in discussie te gaan over het onderscheid tussen kritiek op het Israëlisch beleid en antisemitisme, met een publiek dat normaliter wellicht niet in aanraking komt met het Nederlandse standpunt.
Ja.