Ingediend | 19 december 2019 |
---|---|
Beantwoord | 26 mei 2020 (na 159 dagen) |
Indiener | Frank Wassenberg (PvdD) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | natuur- en landschapsbeheer natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z25853.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-2916.html |
Het ingrijpen van de NVWA bij de vogelopvang in Naarden zag toe op (ernstige) overtredingen van de Wet dieren. Dit betreft wet en regelgeving die voor alle dierhouders geldt. Dit staat los van de bredere problematiek dat er een tekort aan financiële middelen is bij de vogelopvang in Naarden en andere wildopvangcentra. De aangetroffen overtredingen betroffen met name het ongeoorloofd bezit van diergeneesmiddelen, waaronder antibiotica. Deze middelen mogen alleen door een dierenarts worden voorgeschreven en bijvoorbeeld antibiotica mag alleen door de dierenarts toegediend worden. Er werden geen voorschriften van de diergeneesmiddelen van de dierenarts aangetroffen.
Na de toezegging tijdens het debat over dierenwelzijn op 12 december hebben het ministerie en de NVWA verschillende stappen gezet. Op 13 december is de NVWA langs geweest bij de vogelopvang in Naarden en heeft langdurig met hen gesproken. Op 14 december heeft het ministerie contact gehad met de beheerder van het Vogelhospitaal in Naarden en is afgesproken dat het ministerie in gesprek zou gaan met een aantal vogelopvangcentra om te zoeken naar een structurele oplossing. Een eerste gesprek met de vogelopvangcentra en het Ministerie van LNV heeft plaatsgevonden op donderdag 19 december. Op 19 december zijn ook de opgelegde maatregelen opgeheven.
Op 4 januari heeft het Vogelopvangcentrum in Naarden aan de NVWA gevraagd om meer duidelijkheid over de grenzen van de wet- en regelgeving rondom het toepassen van diergeneesmiddelen en diergeneeskundige handelingen aan de door hen opgevangen dieren.
Het uitgangspunt van de Wet dieren is dat diergeneeskundige handelingen, waaronder het toedienen van diergeneesmiddelen voorbehouden zijn aan de dierenarts. Dit neemt niet weg dat er in het verleden is gebleken dat er ook bij andere sectoren behoefte was dat ook niet-dierenartsen bepaalde diergeneeskundige handelingen zouden mogen uitvoeren. Ik noem hierbij het chippen van dieren, het uitvoeren van bepaalde diergeneeskundige handelingen door de paraveterinair en het vaccineren van varkens door de veehouder zelf. Hierover zijn in een aantal gevallen afspraken gemaakt met de betreffende sectoren, waarna deze zijn opgenomen in de regelgeving. De wet- en regelgeving geeft voldoende mogelijkheden om dieren op te vangen en ze aan te laten sterken/stabiliseren voordat een veterinair ingrijpen aan de orde is. Werkzaamheden die hierbij horen (rust, speciale voeding, eerste hulp bij verwondingen, parasieten verwijderen, etc.) kunnen medewerkers van het opvangcentrum zelf doen. De dierenarts blijft echter eindverantwoordelijk voor het voorschrijven, afleveren en toedienen van diergeneesmiddelen. Dit is door de NVWA aan het Vogelopvangcentrum Naarden gecommuniceerd. Overigens is dit bij de meeste opvangcentra goed geregeld en zijn er afspraken met dierenartsen.
Op 6 februari heeft een vervolggesprek plaatsgevonden met de vogelopvangcentra, een aantal belangenorganisaties en de KNMvD. Tijdens dit gesprek zijn een aantal concrete acties afgesproken die de komende tijd zullen worden opgepakt in samenwerking met de opvangcentra en dierenwelzijnsorganisaties. Ik zal uw kamer voor de zomer informeren over de uitvoering van de acties en de moties Graus/Wassenberg (Kamerstuk 28 286, nr. 1079) en Wassenberg/Graus (Kamerstuk 33 576, nr. 182) beantwoord zullen worden.
Zie antwoord vraag 1.
De vogelopvangcentra hebben in de gesprekken met het ministerie toegelicht waar zij tegenaan lopen. Er is afgesproken dat het ministerie samen met de opvangcentra de Beleidsregels kwaliteit opvang diersoorten zal doorlopen en zal bekijken waar de knelpunten zitten met betrekking tot de uitvoering. Doel is om de beleidsregels beter te laten aansluiten op de praktijk bij de opvangcentra zolang het welzijn van de dieren gewaarborgd blijft.
De regels op het gebied van diergeneeskundige handelingen en diergeneesmiddelen zijn opgesteld om de diergezondheid en dierenwelzijn te borgen. Goede afspraken tussen opvang en dierenartsen moeten een adequate zorg voor deze dieren waarborgen. Zoals hierboven beschreven ben ik samen met de wildopvangcentra aan het kijken of we de regelgeving beter kunnen laten aansluiten op de praktijk.
Een opvangcentrum moet voldoen aan alle geldende wet- en regelgeving. Welke regelgeving dit betreft is afhankelijk van de activiteiten die het opvangcentrum precies uitvoert en welke dieren getransporteerd, opgevangen en behandeld worden. In ieder geval zijn van toepassing: Wet dieren, Besluit en Regeling Diergeneeskundigen, Besluit en Regeling Diergeneesmiddelen, Besluit en Regeling houders van dieren. Als er beschermde diersoorten gehouden worden, zal ook aan de eisen uit de Wet natuurbescherming, Besluit natuurbescherming en Regeling natuurbescherming (zoals CITES-regelgeving) moeten worden voldaan.
Een opvangcentrum voor wilde dieren heeft een ontheffing nodig van de provincie op basis van de Wet Natuurbescherming. De provincie is namelijk primair verantwoordelijk voor de uitvoering van natuurwetgeving en het verstrekken van de ontheffing voor de opvangcentra. Provincies kunnen hiervoor zelf beleidsregels opstellen, maar kunnen ook verwijzen naar de «Beleidsregels kwaliteit opvang diersoorten». Het «Protocol opvang niet aangewezen diersoorten en beschermde diersoorten (https://wetten.overheid.nl/BWBR0037263/2017-01-01#Bijlage), dat bij de beleidsregels hoort, geldt op dit moment bij bijna alle provincies als voorschrift voor de ontheffing. Zoals gemeld in het antwoord op vraag drie zal het ministerie de komende tijd samen met de opvangcentra de beleidsregels aanpassen zodat deze beter aansluit bij de praktijk.
De NVWA handhaaft conform haar interventiebeleid, dat openbaar is en terug te vinden is op de website van de NVWA.
Het is niet verplicht om een gespecialiseerde dierenarts in te schakelen, dat kan elke dierenarts zijn. Het is wel zo dat diergeneeskundige handelingen zijn voorbehouden aan de dierenarts of aan personen die hiervoor zijn toegelaten volgens de Wet dieren, zoals paraveterinairen. De dierenarts blijft eindverantwoordelijk voor het voorschrijven en (juiste wijze van) toedienen van diergeneesmiddelen. Ook het uitvoeren van bijvoorbeeld operaties is voorbehouden aan de dierenarts.
Bij binnenkomst van de dieren kan het opvangcentrum zelf, op basis van hun ervaring, bepalen wanneer een dierenarts ingeroepen moet worden. Hierover kunnen ook afspraken gemaakt worden tussen het opvangcentrum en de dierenarts. Het is dus niet nodig dat voor elk binnengebracht dier een dierenarts wordt ingeschakeld. De wet- en regelgeving geeft voldoende mogelijkheden om vogels/dieren op te vangen en ze aan te laten sterken/stabiliseren voordat een veterinair ingrijpen aan de orde is. Werkzaamheden die hierbij horen (rust, speciale voeding, eerste hulp bij verwondingen, parasieten verwijderen, etc.) kunnen medewerkers van het opvangcentrum zelf doen. Bij twijfelgevallen dient altijd overlegd te worden met een dierenarts.
In overleg met de KNMvD en de wildopvangcentra brengt het ministerie in kaart welke veterinaire handelingen momenteel zijn voorbehouden aan dierenartsen. De mogelijkheid tot verruiming van de handelingsvrijheid van dierenopvangcentra wordt gezamenlijk verkend. De borging van dierenwelzijn blijft het uitgangspunt in dit proces.
Hiernaast wordt ook in kaart gebracht welke diergeneesmiddelen kunnen worden toegediend door de opvang zelf, waarvan dat wel wenselijk is vanuit het oogpunt van dierenwelzijn. Indien dit bekend is zal bekeken worden welke mogelijkheden er zijn om dit te regelen. Er zijn voorbeelden te vinden in de dierhouderij, waarbij er ook diergeneesmiddelen door de houder van dieren mogen worden toegediend, onder toezicht van de dierenarts.
Dit is aan bod gekomen in het gesprek van 19 december.
Ik kan mij voorstellen dat het voor de opvangcentra zowel financieel als logistiek moeilijk kan zijn om aan alle regels te voldoen.
Ja, zoals hierboven staat beschreven ben ik al in gesprek met de wildopvangcentra, provincies, gemeenten en andere belanghebbenden met als doel om samen tot oplossingen te komen waarbij het belang van de dieren voorop blijft staan.
De NVWA controleert risicogericht. Er worden daarom slechts beperkt inspecties uitgevoerd bij opvangcentra voor wilde dieren.
De NVWA heeft vorig jaar een melding ontvangen over de vogelopvang in Naarden en heeft naar aanleiding van de melding ingeschat dat het een hoog risico betrof. Het toedienen van diergeneesmiddelen waaronder antibiotica zonder de juiste kennis van zaken, kan een ernstige aantasting betekenen van het welzijn van de dieren en kan risico’s vormen voor de gezondheid van de toepasser. Vervolgens is een inspectie uitgevoerd waarbij deze overtredingen werden aangetroffen.
Tijdens de gesprekken die de komende tijd gevoerd zullen worden zal blijken welke mogelijkheden er zijn om het werk van de opvangcentra, de financiering daarvan en het belang van de opgevangen dieren duurzaam veilig te stellen. Ik wil daar nu nog niet op vooruit lopen.
De uitvoering van deze motie wil ik koppelen aan de uitvoering van de motie van de leden Graus en Wassenberg (Kamerstuk 28 286, nr. 1079). Ik zal de Kamer voor de zomer informeren over de uitvoering van beide moties.
Op 19 december jl. heeft het lid Wassenberg (PvdD) vragen gesteld over de situatie van de vogelopvang in Naarden en steun voor wildopvangcentra in Nederland. Vanwege de benodigde afstemming met betrokken partijen kunnen de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoord worden. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.