Ingediend | 19 december 2019 |
---|---|
Beantwoord | 4 februari 2020 (na 47 dagen) |
Indiener | Rudmer Heerema (VVD) |
Beantwoord door | Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
Onderwerpen | basisonderwijs onderwijs en wetenschap voortgezet onderwijs |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z25841.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-1599.html |
Ja.
De vrijheid van onderwijs is grondwettelijk vastgelegd. In Nederland staat het iedereen vrij om een school op te richten. Op dit moment is het zo dat elke school in het funderend onderwijs een erkende richting moet hebben. Islamitisch-liberaal en islamitisch-orthodox zijn twee van de erkende richtingen. Er wordt niet per richting bijgehouden of scholen groeien of krimpen.
Het wetsvoorstel Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen – momenteel in behandeling bij de Eerste Kamer – regelt dat richting geen doorslaggevende factor meer zal zijn bij de stichting van scholen. Het blijft echter wel van belang dat er duurzame belangstelling is voor scholen.
Deze cijfers kan ik u niet geven. Ik verwijs u graag naar de open onderwijsdata op de website van DUO2, waar u de gemiddelde eindtoetsscore per school kunt vinden. Op grond van deze data kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat islamitische scholen al vijf jaar op rij het beste scoren op de eindtoets, er zijn geen indicatoren met betrekking tot achterstand meegewogen. Het is mij onbekend in hoeverre en welke indicatoren met betrekking tot achterstand zijn meegenomen in het artikel waarnaar u verwijst. Voor meer informatie over hoe de Inspectie van het Onderwijs de eindtoetsscores weegt in haar kwaliteitsoordeel verwijs ik u naar het onderwijsresultatenmodel.
Zoals op de website van de Inspectie van het Onderwijs te vinden is3, heeft, van de 59 islamitische basisscholen in Nederland, één school het oordeel «zeer zwak» en heeft één school het oordeel «onvoldoende». Het gaat om respectievelijk Al Islaah in Harderwijk en Aboe Da’oed in Utrecht.
Hieronder ziet u per richting hoeveel scholen het oordeel «onvoldoende» en «zeer zwak» hebben. Omdat het absolute aantal vaak heel laag is, kunnen aan deze percentages geen conclusies worden verbonden.
Algemeen bijzonder
392
13
3,3%
Antroposofisch
76
3
3,9%
Evangelisch
9
1
11,1%
Hindoeïstisch
7
2
28,5%
Islamitisch
59
2
3,3%
Openbaar
2.225
59
2,6%
Overige
33
2
6,0%
Protestants-Christelijk
1.710
31
1,8%
Rooms-Katholiek
2.039
31
1,5%
Samenwerking Opb. – PC
5
1
20,0%
Samenwerking PC – RK
58
2
3,4%
Het is niet aan het kabinet om de inhoud van leermiddelen te beoordelen. We hebben, via de vrijheid van onderwijs, grondwettelijk verankerd dat scholen het onderwijs zelf mogen inrichten en daarbij leermiddelen naar keuze mogen gebruiken. Dit past bij de autonomie van scholen en bij de professionele ruimte van leraren om daarin hun eigen afwegingen te maken. Die grondwettelijke vrijheid van scholen is echter niet onbegrensd; zij wordt bijvoorbeeld begrensd door het strafrecht of de Algemene wet gelijke behandeling. Indien er strafrechtelijke grenzen worden overschreden is het aan het Openbaar Ministerie om op te treden. Met het wetsvoorstel verduidelijking burgerschap stel ik daarnaast voor dat scholen leerlingen kennis en respect bijbrengen van de basiswaarden van de Nederlandse samenleving: vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Dat betekent dat van scholen wordt verwacht dat zij leerlingen ook kennis bijbrengen van andere denkwijzen en voor anders denkenden.
Scholen hebben de maatschappelijke opdracht om aandacht te besteden aan burgerschapsvorming. De burgerschapsopdracht is erop gericht dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving, dat actief burgerschap en sociale integratie worden bevorderd en dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten. Dat is voor alle scholen verplicht, ongeacht de richting van de school. Recent heb ik een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer gezonden dat de wettelijke burgerschapsopdracht voor scholen in het funderend onderwijs verder verduidelijkt.
Op 19 december jongstleden heeft het lid Heerema (VVD) van uw Kamer schriftelijke vragen gesteld over het bericht «Islamitisch onderwijs groeit: aantal leerlingen in tien jaar tijd met 60 procent toegenomen» (2019Z25841). Tot mijn spijt is zorgvuldige beantwoording binnen de gestelde termijn niet mogelijk. Ik zal de vragen zo snel mogelijk, maar in ieder geval in januari beantwoorden.