Ingediend | 14 november 2019 |
---|---|
Beantwoord | 17 december 2019 (na 33 dagen) |
Indiener | Matthijs Sienot (D66) |
Beantwoord door | Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | energie natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z22116.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-1125.html |
Ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Ik ben van mening dat de «stroomranking» bijdraagt aan meer transparantie over de ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid van investeringen, inkoop en levering van energie en inzicht biedt in de verduurzaming op de markt van stroomleveranciers op het gebied van hun investeringen, inkoop en levering. Zo laat de monitor zien dat stroomleveranciers op de consumentenmarkt duurzamere producten zijn gaan aanbieden, maar dat dit in mindere mate geldt voor leveranciers op de zakelijke markt. Ook laat het onderzoek zien dat nieuwe toetreders zich met name profileren op prijs en in mindere mate op duurzaamheid. Ten aanzien van de rapportcijfers die in het onderzoek worden gegeven vind ik het relevant om te benoemen dat de energieleveranciers die het hoogste scoren op basis van de «stroomranking» niet zelf investeren maar duurzame productie en afnemers bij elkaar brengen.
Bij de beperkte stijging in de afname van groene stroom door bedrijven spelen twee factoren een rol. Allereerst is de vraag naar duurzame elektriciteit vanuit bedrijven kleiner dan vanuit huishoudens. Daarnaast is de vraag naar stroom vanuit bedrijven ook groter dan de vraag vanuit huishoudens en waardoor er – gegeven het feit dat er 15% van het totale elektriciteitsverbruik duurzaam wordt opgewekt – beperkingen zijn voor de levering van bijvoorbeeld duurzame elektriciteit uit Nederland.
Sinds de liberalisering van de elektriciteitsmarkt zijn stroomleveranciers vrij om naar eigen inzicht elektriciteit in te kopen voor levering aan burgers en bedrijven. Deze markt is het resultaat van vraag en aanbod. Binnen de geldende wettelijke kaders hebben zakelijke afnemers de vrijheid te kiezen duurzame of fossiele stroom. De overheid heeft in deze keuze niet direct een rol.
Wel is het zo dat in het kader van het streven naar 49% CO2-reductie het aanbod van duurzame elektriciteit richting 2030 fors zal toenemen. Ook vindt het kabinet het van belang dat er meer informatie, transparantie en standaardisering komt op het gebied van klimaat in alle schakels van de financiële keten (zie ook beantwoording van vraag 6). Bovendien zal het beleid van «full disclosure» op de energiemarkt vanaf 2020 leiden tot meer transparantie. «full disclosure» verplicht energieleveranciers om de geleverde energie voor alle afnemers te onderbouwen met Garanties of Certificaten van Oorsprong (GvO/CvO). Op deze manier krijgen de afnemers precies te zien welke energie hun leverancier levert. Voor zakelijke afnemers kan het dan, bijvoorbeeld om publiciteitsredenen, onaantrekkelijk zijn om energie af te nemen die onderbouwd is met Certificaten van kolencentrales. Al deze elementen kunnen bijdragen aan een grotere vraag naar groene stroom door zakelijke afnemers.
In de «stroomranking» wordt aangegeven dat er in de periode tussen 2014 en half 2019 door de onderzochte stroomleveranciers voor 13,5 GW is geïnvesteerd in windenergie. Daarbij gaat het niet alleen om investeringen in Nederland maar ook om internationale investeringen. Ik kan deze cijfers niet verifiëren, maar de score van een voldoende komt wel overeen met mijn beeld dat er in de afgelopen jaren flink is geïnvesteerd in windenergie.
In langetermijninkoopcontracten, ook wel bekend als Power Purchasing Agreements, (PPA’s)) maken elektriciteitsproducenten en afnemers afspraken over de hoeveelheid en prijs van de te leveren elektriciteit, meestal over een langere periode zoals 10–15 jaar. Dergelijke overeenkomsten kunnen een belangrijke rol spelen in de financiering van duurzame energieprojecten. De inzet van dergelijke contracten biedt investeerders in hernieuwbare energie de mogelijkheid om voor een langere termijn zekerheid te hebben over de opbrengsten van hun elektriciteitsverkoop. Dit kan de business case van hernieuwbare opwekking versterken. Naast de overeenkomst die de NS heeft gesloten met Eneco voor de levering van stroom van het windpark Luchterduinen, heeft ook Microsoft onlangs een PPA afgesloten met Eneco voor de elektriciteitsafname van de windparken Borssele III en IV waarvan het consortium Blauwwind de eigenaar is.
Er bestaan al diverse regels en richtlijnen op het gebied van milieurapportage, die voortvloeien uit EU-regelgeving. Het bestuursverslag, dat door alle middelgrote en grote ondernemingen moet worden opgesteld, moet een analyse bevatten van milieuaangelegenheden van de onderneming, als dat noodzakelijk is voor een goed begrip van de ontwikkeling, de resultaten of de positie van de onderneming. Verder moeten alle organisaties van openbaar belang met meer dan 500 medewerkers in het bestuursverslag een niet-financiële verklaring opnemen waarin zij mededeling moeten doen over het beleid op het gebied milieuaangelegenheden.2 Daarbij moet de onderneming ook de voornaamste risico’s ten aanzien van die milieuaangelegenheden betrekken. De Europese Commissie heeft op 20 juni 2019 «Richtsnoeren niet-financiële rapportage: aanvulling betreffende klimaatrapportage» gepubliceerd (PbEU 2019, C 209), die behulpzaam kunnen zijn bij het opstellen van die niet-financiële verklaring op dit onderdeel milieuaangelegenheden. Daarin wordt onder andere aanbevolen om het totale energieverbruik of opwekking uit hernieuwbare en niet-hernieuwbare bronnen op te nemen, met een uitsplitsing van de verschillende bronnen van hernieuwbare energie (pag. 15–16). Ondernemingen kunnen zich onderscheiden door op die wijze aandacht te besteden aan de inkoop van stroom.
Het kabinet vindt het van belang dat er meer informatie, transparantie en standaardisering komt op het gebied van klimaat in alle schakels van de financiële keten, zoals de Minister van Financiën in de Verkenning van de markt voor groene financiering ook schrijft3. Hiertoe behoren ook de eisen aan het ontsluiten van informatie over de klimaatimpact van organisaties van openbaar belang. Het kabinet wil verdere regelgeving over rapportage over milieuaangelegenheden in een ruimer verband zien dan enkel een rapportage over de inkoop van stroom in Nederland. De jaarverslaggeving is een terrein waar eisen voornamelijk op EU-niveau geregeld zijn. De nieuwe Europese Commissie heeft aangekondigd met een Green Deal te komen met nieuwe voorstellen op het gebied van duurzaamheid. Het kabinet ziet de plannen van de Europese Commissie hiertoe met interesse tegemoet.
In het Klimaatakkoord is reeds opgenomen dat de energiebesparingsplicht uit de Wet milieubeheer verbreed wordt naar CO2-maatregelen. Hierbij wordt ook gekeken naar de rol van hernieuwbare opwek. De Kamer wordt voor 1 juli 2020 geïnformeerd over de uitkomsten van deze verbreding en verandering. Het is nu nog te vroeg om vooruit te lopen op de uitkomst hiervan.
Ik ben van mening dat het inprijzen van milieuschade kan bijdragen aan de afname van groene stroom. De belangrijkste vorm van beprijzing die kan bijdragen aan de afname van groene stroom betreft de beprijzing via het Europese emissiehandelssysteem (hierna: EU ETS). Het EU ETS stelt voor de elektriciteitsproducenten en industrie een plafond aan broeikasgasemissies en maakt die emissies onder dat plafond verhandelbaar. De EU ETS-prijs ontstaat als gevolg van vraag en aanbod van emissierechten onder dat plafond. De op EU-niveau gestelde reductiedoelstelling voor ETS-sectoren (43% CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 2005) wordt met behulp van dit mechanisme gehaald. Fossiele elektriciteitsopwekkers berekenen de kosten van het EU ETS vervolgens door aan de eindgebruikers. Hierdoor wordt fossiele stroom duurder in vergelijking met een situatie zonder het EU ETS. De EU ETS-prijs is de afgelopen jaren flink toegenomen en bedraagt inmiddels circa € 25 per ton CO2. Ook de voorgenomen invoering van een minimum CO2-prijs voor elektriciteitsproductie draagt bij aan de businesscase voor groene stroom (en daarmee aan de afname van groene stroom) door het bieden van zekerheid aan investeerders over de minimale prijs van CO2-reductie.
De CO2-heffing voor de industrie ziet toe op het op een verstandige en objectieve manier van beprijzen van CO2-uitstoot van industriële processen. Hieronder valt niet de CO2-uitstoot als gevolg van elektriciteitsproductie. De voorgenomen CO2-heffing is er dus niet direct op gericht om de afname van groene stroom te versnellen.
Het streven is om komend voorjaar een concept van het wetsvoorstel CO2-heffing voor de industrie te consulteren op internetconsultatie.nl. De Staatssecretaris van Financiën zal uw Kamer informeren over het moment waarop de internetconsultatie start. Het wetsvoorstel zal uiterlijk op Prinsjesdag 2020 bij uw Kamer worden ingediend. De beoogde inwerkingtreding van de heffing is 1 januari 2021.