Kamervraag 2019Z22098

Gebruik van biomassa als energiebron

Ingediend 14 november 2019
Beantwoord 20 november 2019 (na 6 dagen)
Indieners Agnes Mulder (CDA), Matthijs Sienot (D66), Carla Dik-Faber (CU)
Beantwoord door Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD)
Onderwerpen energie natuur en milieu
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z22098.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-786.html
1. DNV GL, 16 september 2019, https://www.infomil.nl/publish/pages/12641…
2. De Volkskrant, 28 oktober 2019, «Elektriciteitscentrale verruilt steenkool voor hout, maar is dat wel duurzaam?»
3. EASAC, 22 augustus 2019, https://easac.eu/publications/details/global…
  • Vraag 1
    Bent u bekend met het rapport «Gevolgen van de inzet van biomassa voor elektriciteit en warmte productie op emissies naar de lucht» van DNV-GL?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Wanneer komt u met een reactie op dit rapport? Is dat mogelijk voor de begrotingsbehandeling Economische Zaken en Klimaat?

    Ja, bij dezen. Het rapport van DNV-GL zet voor de Nederlandse situatie op een rij welke berekende uitstoot van CO2, NOx, SO2 en fijnstof verschillende soorten grootschalige centrales hebben op basis van de wettelijke regels.
    Het onderzoek constateert dat de specifieke emissies van een grote elektriciteitscentrale die draait op kolen, op biomassa of op een combinatie daarvan vrijwel identiek zijn. Dit komt onder meer door de filters die benodigd zijn om de eisen te halen. Het onderzoek laat ook zien dat een minder grote elektriciteitscentrale circa 20% hogere CO2-, stof- en NOx-emissies heeft dan een grote kolencentrale. De oorzaak hiervan is het lagere rendement dat de minder grote centrale heeft. Dit staat los van de gekozen soort brandstof.
    Tot slot wordt er geconstateerd dat warmte-opwekking door middel van aardgas veel schoner is dan het stoken van biomassa.
    Het kabinet laat TNO momenteel onderzoeken of de uitstooteisen voor kleinere en middelgrote biomassa-installaties (0,5 – 50 MW) verder kunnen worden aangescherpt vanaf 2022 (zie ook mijn antwoord in vraag 17).

  • Vraag 3
    Kunt u toelichten welke vormen van biomassa er gebruikt worden als energiebron en op welke wijze dit wordt gestimuleerd?

    Stimulering van biomassa als energiebron gebeurt op dit moment via de SDE+, de ISDE en de bijmengverplichting voor transportbrandstoffen.
    Via de SDE+ worden verschillende vormen van biomassagebruik gestimuleerd. Onderstaande tabel geeft een overzicht van alle biomassaprojecten die op dit moment (stand oktober 2019) een SDE(+)-beschikking hebben. Voor de bedragen die in deze tabel genoemd worden geldt dat dit de maximale uitgaven zijn: naar verwachting zullen de uitgaven in de praktijk aanzienlijk lager uitvallen. Gemiddeld genomen kan worden uitgegaan van uitbetaling van circa 2/3 van het totale bedrag over een periode van maximaal 20 jaar.
    Categorie
    Soort biomassa
    Totale waarde subsidiebeschikkingen (in mln. €)
    Vergisting
    Mest, slib, reststromen uit voedingsmiddelenindustrie
    4.060
    Bij- en meestook in kolencentrales
    Houtpellets
    3.537
    Verbranding van vaste biomassa
    Nationaal snoei- en dunningshout, resthout
    5.226
    Verbranding van vloeibare biomassa
    Dierlijke vetten, olieachtige reststromen
    478
    Vergassing
    Nationaal snoei- en dunningshout, resthout
    83
    Afvalverbranding
    Restafval
    734
    Ten aanzien van de subsidiering van bij- en meestook in kolencentrales geldt dat het kabinet reeds heeft besloten dat hiervoor geen nieuwe subsidiebeschikkingen worden toegekend. Deze categorie wordt sinds 2018 niet meer opengesteld.
    Op dit moment worden verschillende biomassa-opties gestimuleerd via de ISDE-regeling. Per 1 januari 2020 wordt de subsidiering van pelletkachels en biomassaketels via de ISDE echter gestopt, vanwege de negatieve effecten op luchtkwaliteit. Ik heb uw Kamer daarover geïnformeerd in mijn brief van 12 november 2019 (Kamerstuk 31 239, nr. 306).
    Voor transportbrandstoffen geldt op basis van Europese afspraken een bijmengverplichting van biobrandstoffen. Daarnaast is er binnen het Klimaatakkoord een additionele doelstelling van maximaal 27PJ hernieuwbare brandstoffen overeengekomen. De toename in biobrandstoffen moet overwegend worden gehaald uit duurzame reststoffen (met inbegrip van cascadering). Dit past binnen de doelstelling van het kabinet om biomassa zo hoogwaardig mogelijk in te zetten en bij het ontwikkelen van de circulaire economie. Daarom zullen er niet meer additionele biobrandstoffen uit voedsel- en voedergewassen in Nederland worden ingezet dan het niveau van 2020. Daarmee wordt bevorderd dat de groei wordt gerealiseerd met duurzame geavanceerde biobrandstoffen, geproduceerd uit afval en residuen.

  • Vraag 4
    Kunt u aangeven hoeveel het gebruik van biomassa bijdraagt aan de reductie van broeikasgassen op dit moment en in de komende tien jaar?

    Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is in 2018 6,6 Mton CO2-reductie gerealiseerd door alle vormen van biomassagebruik gezamenlijk. Ik beschik niet over prognoses over de exacte omvang van de CO2-reductie door biomassagebruik in de komende 10 jaar.

  • Vraag 5
    Kunt u aangeven hoeveel het gebruik van biomassa bijdraagt aan het behalen van de doelstelling hernieuwbare energie in 2020 en 2030?

    In 2020 wordt volgens de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2019 van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) naar verwachting met biomassa 6,6%-punt (139,4 PJ) hernieuwbare energie geproduceerd.
    In 2030 wordt volgens de KEV 2019 naar verwachting met biomassa 6,7%-punt (135,2 PJ) hernieuwbare energie geproduceerd. In de KEV 2019 zijn evenwel de maatregelen uit het Klimaatakkoord nog niet meegerekend.

  • Vraag 6
    Hoeveel biomassacentrales groter dan 15 megawatt (MW) zijn er op dit moment in ons land en wat is daarvan de totale capaciteit?

    Ik beschik niet over specifieke getallen voor het aantal biomassa-installaties met een vermogen van meer dan 15 MW.
    In gebruik. Op basis van gegevens van het CBS waren er eind 2018 66 houtgestookte ketels met een vermogen groter dan 1 MW.
    In ontwikkeling. Daarnaast zijn er op dit moment nog 46 biomassa-installaties met een vermogen van meer dan 10 MW in ontwikkeling die al een SDE+-beschikking hebben.
    Deze getallen zijn exclusief de bij- en meestook van biomassa in kolencentrales: de vier kolencentrales die Nederland vanaf 2020 nog telt stoken al biomassa bij of zijn van plan dit in de nabije toekomst te gaan doen.

  • Vraag 7
    Kunt u inzichtelijk maken welke binnenlandse en buitenlandse soorten biomassastromen op dit moment worden ingezet voor elektriciteit- en warmteopwekking en in welke mate?

    De tabel in het antwoord op vraag 3 geeft aan welke soorten biomassa worden ingezet en welk beslag deze verschillende soorten leggen op de SDE(+). Ik beschik niet over exacte informatie over de herkomst van alle biomassastromen die in Nederland gebruikt wordt.
    Voor wat betreft houtige biomassa geeft het Platform bioEnergie in zijn Jaarrapportage 2018 aan dat in 2018 77% van alle houtige biomassa (snoeihout, dunningshout, resthout, houtpellets) die gebruikt is voor bioenergie uit Nederland kwam. Het overige deel komt voornamelijk uit onze buurlanden en de Baltische staten. In 2018 is er geen hout geïmporteerd uit Noord-Amerika.

  • Vraag 8
    Kunt u aangeven wat op dit moment wordt verstaan onder duurzame biomassa? Hoe zien de duurzaamheidscriteria voor biomassa eruit?

    Voor de grootschalige inzet van houtpellets gelden in de SDE+ vanwege de risico’s strenge duurzaamheidseisen. Houtpellets worden met name gebruikt voor de bijstook in kolencentrales. De duurzaamheidseisen schrijven voor dat bossen duurzaam moeten worden beheerd en er geen oerbos wordt gekapt voor de uitbreiding van productiebossen. De duurzaamheidseisen schrijven bovendien voor dat er nieuwe bomen worden geplant om de CO2 die bij verbranding van duurzame biomassa vrijkomt weer vast te leggen, waarbij de bosbeheerder op lange of middellange termijn de koolstofvoorraden behoudt of vergroot. Deze duurzaamheidseisen zijn opgesteld om de duurzame inzet van houtpellets te borgen. Mede als gevolg van de strenge duurzaamheidseisen bestaan de houtpellets die in Nederland ingezet worden in de praktijk uit de onvermijdelijke reststromen van de reguliere productie van hout.

  • Vraag 9
    Hoeveel duurzame biomassa is in Nederland beschikbaar?

    Op dit moment wordt in het kader van het duurzaamheidskader voor biomassa dat wordt uitgewerkt ook een beschouwing gemaakt door het PBL over de beschikbare hoeveelheid biomassa per biomassastroom, rekening houdend met verschillende invullingen van het fair share-principe en duurzaamheidsniveaus. De SER zal vervolgens in het eerste kwartaal van 2020 een advies uitbrengen over draagvlak voor en uitvoerbaarheid van het duurzaamheidskader. Daarna volgt besluitvorming door het kabinet.
    Daarnaast wordt er op basis van de afspraken uit het Klimaatakkoord gewerkt aan het vergroten van het nationale aanbod van duurzame biomassa. Hiervoor wordt de Routekaart nationale biomassa ontwikkeld. De uitwerking van deze Routekaart vindt parallel aan de ontwikkeling van het duurzaamheidskader plaats. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de Routekaart binnen een half jaar na de vaststelling van de duurzaamheidscriteria ter beschikking wordt gesteld aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).

  • Vraag 10
    Wanneer verwacht u met het duurzaamheidskader te komen voor de cascadering van gebruik van biomassa? Kunt u aangeven op welke termijn u voornemens bent het in ontwikkeling zijnde duurzaamheidskader te implementeren?

    Het streven is dat er in het eerste kwartaal van 2020 een advies ligt van de SER over draagvlak voor en uitvoerbaarheid van het duurzaamheidskader, waarna door het kabinet besloten kan worden over dit kader. Parallel hieraan wordt ook – op grond van de afspraken in het Klimaatakkoord – de Routekaart cascadering ontwikkeld. Voor de implementatie van het duurzaamheidskader geldt dat per stroom zal moeten worden bezien op welke wijze en met welke fasering dit kan en wenselijk is.

  • Vraag 11
    Kunt u een onderbouwing geven van het bedrag van 11,4 miljard euro dat gereserveerd is voor subsidies aan biomassa voor energieopwekking?

    Hiervoor verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 3.

  • Vraag 12
    Hoeveel subsidie is beschikt voor biomassacentrales om alleen warmte te produceren en voor welke periode?

    Zie antwoord vraag 11.

  • Vraag 13
    Hoeveel subsidie is beschikt voor biomassacentrales om warmte en stroom te produceren en voor welke periode?

    Zie antwoord vraag 11.

  • Vraag 14
    Hoeveel subsidie is beschikt voor biomassa bij- en meestook in kolencentrales en, of omgebouwde kolencentrales om stroom te produceren en voor welke periode? Betreft dit een bedrag van 3,6 miljard euro?

    Zie antwoord vraag 11.

  • Vraag 15
    Hoeveel nieuwe biomassacentrales zijn er de komende jaren gepland en voor hoeveel daarvan is reeds subsidie toegezegd? Hoeveel van de geplande centrales hebben een vermogen van kleiner dan 15 MW? Voor hoeveel daarvan is de subsidie reeds toegezegd?

    Onderstaande tabellen geven een uitsplitsing het soort biomassa-installaties dat op dit moment een SDE+-beschikking heeft en die in verschillende stadia van ontwikkeling zijn:
    Type installaties
    Individueel vermogen installaties / soort installatie
    Aantal installaties
    Installaties op vaste biomassa
    < 1 MW
    12
    1 – 10 MW
    10
    > 10 MW
    2
    Installaties op vloeibare biomassa
    < 1 MW
    1
    1 – 10 MW
    1
    > 10 MW
    1
    Vergisting
    Monomestvergisting
    14
    Co-vergisting
    5
    Overige vergisting
    2
    Type installaties
    Individueel vermogen installaties / soort installatie
    Aantal installaties
    Installaties op vaste biomassa
    < 1 MW
    47
    1 – 10 MW
    43
    > 10 MW
    41
    Bijstook in kolencentrales
    4
    Vergisting
    Monomestvergisting
    96
    Co-vergisting
    9
    Overige vergisting
    4
    Type installaties
    Individueel vermogen installaties / soort installatie
    Aantal installaties
    Installaties op vaste biomassa
    >10 MW
    1
    Installaties op vloeibare biomassa
    > 10 MW
    1
    Vergisting
    Monomestvergisting
    24
    Co-vergisting
    15
    Overige vergisting
    7

  • Vraag 16
    Kent u het artikel «Elektriciteitscentrale verruilt steenkool voor hout, maar is dat wel duurzaam?»2, waaruit blijkt dat de Amercentrale vrijwel volledig draait op houtkorrels? Kunt u aangeven wat de herkomst van deze houtkorrels is?

    Ja, ik ken dit artikel. De herkomst van de houtpellets van een specifiek bedrijf kan ik – in verband met bedrijfsvertrouwelijke aard van deze informatie – niet openbaar maken. Deze houtpellets voldoen aan de strenge duurzaamheidseisen die er gelden voor de gesubsidieerde inzet van houtpellets, en hierop wordt ook toegezien.
    Voor alle houtige biomassa voor bioenergie, geeft het Platform bioEnergie in zijn Jaarrapportage 2018 aan dat in 2018:
    77% uit Nederland kwam;
    het overige deel voornamelijk uit buurlanden en de Baltische staten kwam;
    geen hout geïmporteerd is uit Noord-Amerika.

  • Vraag 17
    Ziet het kabinet in het rapport van DNV-GL uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat aanleiding om aan kleine biomassacentrales strengere emissiegrenswaarden te stellen in het activiteitenbesluit alvorens tot subsidieverstrekking over te gaan? Zo ja, welke en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

    Het kabinet laat TNO momenteel onderzoeken of de uitstooteisen voor kleinere en middelgrote biomassa-installaties (0,5 – 50 MW) verder kunnen worden aanscherpt vanaf 2022.

  • Vraag 18
    Ziet u andere mogelijkheden om te bevorderen dat de emissies van stikstof, fijnstof en zwavel uit biomassacentrales beperkt gaan worden? Zijn daarvoor internationale voorbeelden?

    Ik ken daar geen voorbeelden van.

  • Vraag 19
    Kunt u een reactie geven op de studie van de European Academies Science Advisory Council over biomassa (EASAC)?3

    Uw Kamer heeft op 15 november separate brief ontvangen met de reactie op dit rapport.

  • Vraag 20
    In hoeverre moet bij de inzet van biomassa ermee rekening gehouden worden dat het decennia duurt voordat de CO2 die vrij komt bij het stoken weer is opgenomen door het bos dat nog moet aangroeien? Indien daar geen rekening mee wordt gehouden, waarom niet?

    Het opiniestuk van een aantal leden van EASAC over de grootschalige inzet van houtpellets waar eerder naar verwezen vraagt terecht aandacht voor de «koolstofschuld» van de gebruikte biomassa, oftewel de snelheid waarmee de vrijkomende CO2 bij de verbranding van biomassa weer opnieuw wordt opgenomen. De strenge duurzaamheidseisen die Nederland hanteert voor houtpellets waarborgen dat de koolstofschuld van de gebruikte biomassa beperkt is.

  • Vraag 21
    Hoe voorkomt u dat er bij de totstandkoming van de regionale energie strategieën (RES) zwaar wordt geleund op gesubsidieerde biomassacentrales, terwijl die mogelijk niet voldoen aan de voorwaarden van het nieuwe biomassakader? In hoeverre bent u bereid om de subsidieverstrekking voor biomassacentrales te staken tot het biomassakader is opgesteld om mogelijk valse verwachtingen te voorkomen?

    Het kabinet heeft in het Klimaatakkoord aangegeven ernaar te streven om in de loop van 2020 een duurzaamheidskader af te ronden om het duurzaam gebruik van biomassa te borgen. Om een wildgroei van biomassacentrales te voorkomen worden, in aanvulling daarop, in de Regionale Energiestrategieën (RES’sen) en de uitwerking per gemeente van een transitievisie Warmteplannen gemaakt voor de transitie vanaf 2021. Daarin mogen alle hernieuwbare opties worden meegewogen, waaronder biomassa. Dat is in lijn met het uitgangspunt van het kabinet dat duurzame biomassa noodzakelijk is voor transitie richting 2030 en 2050. Ik zie dan ook geen risico dat er bij de totstandkoming van de RES’sen en de transitievisies Warmte te zwaar wordt geleund op biomassacentrales die niet in lijn zijn met het duurzaamheidskader.
    Ook heeft het kabinet in het Klimaatakkoord aangegeven tot de implementatie van het duurzaamheidskader terughoudend te zijn met het afgeven van nieuwe subsidiebeschikkingen ter stimulering van het gebruik van duurzame biomassa, zodra partijen op basis van de jaarlijkse monitoring knelpunten in de beschikbaarheid van duurzame biomassa voor 2030 verwachten. Op dit moment zijn er geen signalen dat er knelpunten in de huidige beschikbaarheid zijn. Dat blijkt onder andere uit de SDE+-openstellingen van 2019; in de voorjaarsronde heeft 1 project een beschikking gekregen voor specifiek het gebruik van houtpellets voor de productie van hernieuwbare warmte en elektriciteit; in de najaarsronde hebben hiervoor 2 projecten een aanvraag gedaan die nog moet worden beoordeeld.
    Voor installaties op gesubsidieerde houtpellets gelden te allen tijde de bestaande strenge duurzaamheidscriteria in de SDE+.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2019Z22098
Volledige titel: Gebruik van biomassa als energiebron
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20192020-786
Volledige titel: Antwoord op de leden Sienot, Dik-Faber en Agnes Mulder over het gebruik van biomassa als energiebron