Ingediend | 13 november 2019 |
---|---|
Beantwoord | 6 december 2019 (na 23 dagen) |
Indiener | Esther Ouwehand (PvdD) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | natuur en milieu organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z21970.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-969.html |
Ik ben op de hoogte van de artikelen, die hierover in de pers verschenen zijn.
Ja, dat herinner ik me.
De kans dat eenden besmet worden met vogelgriep is groter bij eenden die buiten lopen dan bij eenden die binnen worden gehuisvest.
In het artikel dat u aanhaalt, wordt inderdaad vermeld dat de pluimveehouder zijn bedrijf heeft beëindigd vanwege de risico’s op insleep van vogelgriep. Ik ben niet op de hoogte van de beslissingen van alle individuele pluimveehouders in Nederland. Ik ben wel goed op de hoogte van de vogelgriepproblematiek, die speelt in de pluimveesector en probeer daar samen met de pluimveesector en andere belangenpartijen oplossingen voor te vinden. Zie daarvoor de roadmap strategische aanpak vogelgriep die ik samen met de pluimveesector en dierenbescherming heb opgesteld en op 26 maart jl. aan uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 28 807, nr. 222).
De zorgen over het insleeprisico van vogelgriep in bepaalde gebieden in Nederland zoals in het artikel verwoord, deel ik. Onder andere daarom heb ik de in het antwoord op vraag 4 genoemde roadmap strategische aanpak vogelgriep opgesteld. De acties uit die roadmap worden nu uitgevoerd.
Naast de ligging van een pluimveebedrijf zijn er ook andere factoren van invloed op de kans dat het bedrijf met vogelgriep besmet kan raken. Zoals de bouw van de stal, de precieze locatie en de bioveiligheidsmaatregelen die getroffen zijn. Het is aan ondernemers zelf om met al deze factoren rekening te houden.
In de in hierboven aangehaalde roadmap, is een paragraaf over de ontwikkeling van een plan van aanpak voor structuurmaatregelen opgenomen. De meeste HPAI-uitbraken werden de laatste jaren gevonden in waterrijke gebieden. Daarom is het logisch na te gaan of meer rekening gehouden kan worden met de locatie van pluimveebedrijven in relatie tot het risico op insleep van HPAI. Het plan van aanpak kan onder meer ingaan op specifiek beleid voor de vestiging van nieuwe pluimveebedrijven, het verplaatsen of functieverandering van bestaande bedrijven of voor de aanleg van nieuw open water. Hiermee is het in principe mogelijk het risico op introductie van HPAI te beïnvloeden. Er is een start gemaakt met deze actie. Naast de opstellers van de roadmap zijn hier ook andere partijen bij betrokken, zoals provincies en gemeenten.
Het is aan een ondernemer om te besluiten op welke wijze en wanneer hij gebruik maakt van zijn vergunde ruimte. Binnen een geldige vergunning was en is het op elk moment toegestaan om bestaande stallen binnen de vergunde ruimte weer vol te zetten. Daarbij is in de beleidslijn zoals kenbaar gemaakt in de Kamerbrief van 4 oktober 2019 (Kamerstuk 32 670, nr. 167) aangegeven dat uitsluitend de feitelijk gerealiseerde en vergunde capaciteit (stalcapaciteit) kan worden benut. In deze casus is niet afgeweken van deze beleidslijn.
De betreffende pluimveehouder heeft binnen de grenzen van verleende vergunningen zijn feitelijk gerealiseerde en vergunde stalcapaciteit benut.
Ik verwijs uw Kamer naar mijn eerdere beantwoording van de Kamervragen van 5 november 2019 over dit onderwerp (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 735).
Ja.