Ingediend | 11 oktober 2019 |
---|---|
Beantwoord | 19 november 2019 (na 39 dagen) |
Indiener | Lisa Westerveld (GL) |
Beantwoord door | Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie sport |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z19487.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-772.html |
Ja.
Ja, de documentaire heeft veel reacties opgeroepen. Ook ik vond sommige beelden aangrijpend.
Ik vind het allerbelangrijkste dat plezier in de sport voorop staat. Echter om een talent te ontwikkelen, het maximale uit zichzelf te laten halen en toe te werken naar de absolute top, is veel training en doorzettingsvermogen vereist. Daarbij moet dan wel goed op het welzijn van de jonge sporter worden gelet. Het is hierbij essentieel dat trainers, coaches, ouders en begeleiders altijd alert zijn op hun eigen gedrag en de invloed daarvan op het welzijn en het sportplezier van de jonge sporter.
In het geval van topsport is de gedachte dat de reis naar topsport begint op het moment dat topsporters acht jaar later kunnen presteren in het mondiale seniorenveld. In een paar uitzonderlijke sporten, waaronder turnen, wordt al voor 12-jarige leeftijd veel getraind. Samen met sportbonden en NOC*NSF vind ik het cruciaal dat plezier bovenaan blijft staan en dat de focus op plezier in sport ligt en niet op het resultaat op jonge leeftijd. Goede begeleiding van jonge sporters is daarbij essentieel en daar steun ik de sportsector (financieel) bij.
Het realiseren van een positieve sportcultuur vergt een lange adem waarbij de verantwoordelijkheid bij alle betrokkenen ligt. Niet alleen trainers, coaches en bestuurders van een sportclub hebben een belangrijke rol, maar ook ouders
en de thuisomgeving hebben een grote invloed op het sportplezier van kinderen. Via het Nationaal Sportakkoord wordt geïnvesteerd in tal van maatregelen om bij te dragen aan een positieve sportcultuur. Afhankelijk van de lokale afspraken en behoeften zijn onder andere: verenigingsbegeleiding, bijscholing voor trainers/coaches en thema-avonden voor ouders beschikbaar. Daarnaast ondersteunt het Centrum Veilige Sport sportbonden en -verenigingen bij het opzetten van een effectief preventiebeleid ter voorkoming van ongewenst gedrag en voor het creëren van een pedagogisch sportklimaat. Het Centrum Veilige Sport is in april dit jaar gestart en heeft inmiddels meer dan 40 signalen van grensoverschrijdend gedrag voor onderzoek doorgezet naar het Instituut voor Sportrechtspraak. Ik zal u volgend jaar voorafgaand aan het AO nader informeren over de voortgang van het Centrum Veilige Sport.
Dit kabinet ondersteunt de sportsector financieel om alles in het werk te stellen voor het creëren van een positief sportklimaat. Via het Centrum Veilige Sport worden sportverengingen en -bonden ondersteund bij het opzetten van preventiebeleid en het aanpakken van situaties die een plezierige sportomgeving kunnen ondermijnen. De sportsector werkt daarnaast aan een bewustwordingscampagne. Via het Sportakkoord, pijler positieve sportcultuur, worden door sportbonden en NOC*NSF samengewerkt aan het uitbreiden van de pedagogische vaardigheden van trainers en coaches. Daarnaast worden trainers/coaches in de talentenprogramma’s op de Centra voor Topsport en Onderwijs (CTO’s) getraind. Met als doel dat zij jonge talentvolle sporters goed kunnen begeleiden en leren omgaan met de uitdagingen in hun sport maar ook met andere aspecten in hun leven tijdens hun reis naar de top.
De KNGU is gestart met een intensief meerjarenprogramma «Pedagogische visie» waarin verantwoorde training en omgang met ouders een belangrijk onderdeel is.
Daarnaast heeft de KNGU de laatste jaren al een groot aantal aanpassingen gedaan in hun talentontwikkelings- en topsportprogramma op landelijk niveau. Zo is er geen talentselectie (meer) in de oude vorm. Talentvolle sporters komen met hun trainer naar districtstrainingen, zodat zowel de ontwikkeling van de sporter als het pedagogisch gedrag en de trainingsmethode van de trainers kan worden gevolgd. Ook wordt niet meer gerefereerd naar Oranje, Olympische Spelen of Nederland. En er wordt onder de 12/13 jaar niet gesproken over «topsporters». Daarnaast zijn de oefen- en trainingsstof en turntoestellen aangepast om de jongste leeftijdscategorieën fysiek minder te belasten («soft methodisch trainen»). Bovendien voert de KNGU internationaal een lobby om de seniorenleeftijd omhoog te krijgen van 16 naar 18 jaar.
Ik zie dat de sportsector hier enorme stappen maakt en dit onderwerp prioriteit geeft. Ik blijf nauw met de betrokken partijen in overleg over de voortgang.
Zie ook het antwoord op vraag 4 en 6.
De KNGU maakt zich, met andere betrokkenen in de (gym)sportwereld, al langer sterk voor het pedagogisch versterken van het sportklimaat. Dat is ook de reden waarom de KNGU onlangs is gestart met de uitrol van een intensief meerjarenprogramma «Pedagogische visie». Dit kost tijd en moet gebeuren vanuit een integrale visie gericht op cultuur- en systeemverandering op alle niveaus. Het gesprek met clubs over bijvoorbeeld hun rol in verantwoorde trainingssituaties en omgang met ouders maakt hier belangrijk onderdeel van uit. De KNVB heeft hierin al vele stappen gemaakt, bijvoorbeeld door integratie van het thema in opleidingen en wedstrijdsystemen. De KNVB en de KNGU leren over en weer van elkaar.
Het begeleiden van kinderen en tieners vraagt bijzondere competenties van trainers/coaches. Pedagogiek, maar ook didactiek, communicatie, ethiek en psychologie spelen allemaal een belangrijke rol om ervoor te zorgen dat kinderen en tieners een plezierige reis afleggen binnen de sport en topsport. In de huidige trainer/coach opleidingen zijn dit belangrijke thema’s. In het nieuwe beroepscompetentie- en kwalificatieprofiel voor de topsport- en talentcoach zijn deze competenties nadrukkelijk opgenomen en uitgewerkt. Het is aan de sportbonden om te sturen op de juiste profielen en competenties van topsport- en talentcoaches.
Via NOC*NSF wordt een workshop aangeboden aan sportbonden specifiek gericht op ouders wiens kinderen talentvol zijn en in opleidingsprogramma’s van een sportbond zitten. Deze workshop wordt vanuit de sportbonden verder aangevuld en ingezet. Steeds meer sportbonden ontwikkelen hiermee een voor hen passende werkwijze om op een positieve manier met ouders contact te onderhouden en ze op verschillende wijzen kennis en kunde mee te geven over het omgaan met hun talentvolle kinderen.
Negatieve ervaringen kunnen sporters en ouders melden bij de vertrouwenscontactpersoon van de club, de vertrouwenscontactpersoon van de KNGU of het Centrum Veilige Sport. Ook is het mogelijk om via de website van de KNGU en SpeakUp ongewenst gedrag te melden. Om het contact zo laagdrempelig mogelijk te maken werkt het Centrum Veilige Sport samen met Fier (het landelijk expertise- en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties) waar ’s avonds en ’s nachts een chatfunctie beschikbaar is. Voor al deze meldingen geldt dat er adequaat opvolging aan wordt gegeven. Binnen het Centrum Veilige Sport zorgen casemanagers voor de opvolging van meldingen en de monitoring daarvan. Hiervoor wordt momenteel proefgedraaid met een zogeheten casemanagementsysteem om dit te monitoren. Cijfers over de opvolging van meldingen zijn op dit moment nog niet bekend.
De KNGU heeft aangegeven het nieuwe landelijke toetsingskader eind dit jaar af te ronden en zal naar verwachting dit kader vanaf 2020 gaan implementeren.
De KNGU geeft aan op verschillende manieren de input van jonge sporters mee te nemen in hun beleid. Zo worden via enquêtes vragen voorgelegd over de rol van de trainer of ouders. Binnen programma’s voor talentontwikkeling en topsport wordt aandacht besteed aan de empowerment en inbreng van sporters zelf. Daarnaast vinden exit-onderzoeken plaats op het moment dat een jong talent uitstroomt. De komende jaren zal de KNGU in het kader van de pedagogische
visie zoveel mogelijk de stem van de (jonge) sporter meenemen. Gezien de jonge leeftijd van de sporters moet zorgvuldig worden omgegaan met de wijze waarop dat gebeurt.
De KNGU laat weten dat zij de verantwoordelijkheid draagt voor onderdelen van clubs die deel uitmaken van een talentontwikkelings- en/of topsportprogramma. Op basis van het toetsingskader (zowel het huidige als het vernieuwde kader, zie antwoord 6) kan de KNGU toezien op naleving van afspraken bij de KNGU aangesloten topsportclubs (met een talentontwikkelings- en/of topsportprogramma). Dit toetsingskader is een uitgangspunt voor clubs die de ambitie hebben om op dit topniveau te komen. Clubs moeten aan de gestelde eisen voldoen om toe te treden tot de gymsportinfrastructuur. Bij de overige clubs is het clubbestuur eindverantwoordelijk.
Ja, één van de prioriteiten binnen het Nationaal Sportakkoord is een positieve sportcultuur. Hierbij is mijn ambitie dat in de toekomst op alle sportclubs in Nederland aandacht is voor een positieve sportcultuur waarbij het welzijn van het kind boven het winnen staat en waarbij ouders positieve supporters zijn. Dit is het streven waarvoor ik mij samen met de sportsector en alle betrokkenen inzet.
Zo worden er, sinds de beantwoording van de eerdere vragen naar wangedrag in de turnsport, steeds meer lokale sportakkoorden afgesloten waarin het thema positieve sportcultuur nadrukkelijk aan de orde is. En maakt de KNGU stappen bij het uitrollen van het meerjarenprogramma «Pedagogische visie», zie antwoord 6.
Zie het antwoord op vraag 3.
Zie antwoord vraag 12.
Ja.
De vragen van het Kamerlid Westerveld (GL) over de documentaire TURN!, 2Doc, 8 oktober 2019 (2019Z19487) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat het meer tijd heeft gekost om de benodigde informatie bij verschillende partijen op te vragen. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.