Ingediend | 25 september 2019 |
---|---|
Beantwoord | 29 juni 2020 (na 278 dagen) |
Indieners | Sadet Karabulut , Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
Onderwerpen | migratie en integratie nederlanderschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z17950.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-3311.html |
Ja.
Het manifest «Keuzevrijheid in Nationaliteit» is geschreven door 12 Nederlanders die zich verbonden voelen met Nederland en zelf een keuze willen kunnen maken om afstand te doen van de Marokkaanse nationaliteit. Het Kabinet heeft begrip voor deze wens tot keuzevrijheid.
Het kabinet is van mening dat het recht om afstand te doen van een nationaliteit begrepen moet worden onder het recht om van nationaliteit te veranderen, als bedoeld in artikel 15 tweede lid van de Universele verklaring van de Rechten van de Mens.
Ook onder de Rijkswet op het Nederlanderschap wordt de Nederlandse nationaliteit voor kinderen geboren uit Nederlandse ouders van rechtswege verkregen. Of dit als dwingend wordt ervaren of anderszins is een individuele aangelegenheid.
Het thema is recent na het verschijnen van het manifest besproken met de Marokkaanse Minister van Buitenlandse Zaken, waarbij door hem is verwezen naar de bestaande Marokkaanse wet – en regelgeving.
Indien dit het geval is, dan vind ik dit onwenselijk. Nederland is een democratische rechtsstaat en de vrijheid van meningsuiting geldt voor iedereen binnen de grenzen van de wet.
Ja, het kabinet erkent dat Nederlanders met een Marokkaanse nationaliteit in Marokko zich aan de Marokkaanse wet – en regelgeving moeten houden. In beginsel dient namelijk een ieder zich te houden aan wet- en regelgeving.
Nederland zet zich ervoor in om waar mogelijk en gewenst consulaire bijstand te verlenen in Marokko. Er bestaat echter op grond van internationaal recht geen onverkort recht op consulaire bijstand. In beginsel verleent Nederland consulaire bijstand aan alle Nederlanders, ongeacht hun eventuele andere nationaliteit(en). Bij personen met een meervoudige nationaliteit kan het echter voorkomen dat het land van de andere nationaliteit de verlening van consulaire bijstand van Nederland niet toestaat. Dat kan van invloed zijn op de mogelijkheid van consulaire bijstand of de mate waarin die kan worden geboden. In dergelijke gevallen zal Nederland altijd in overleg treden om te bezien of alsnog bijstand verleend kan worden.
Ja, binnen de mogelijkheden van het internationaal recht.
Het uitgangspunt is dat het hier gaat om Nederlandse organisaties die actief zijn in de Nederlandse samenleving. Contacten vanuit de Marokkaanse overheid met Nederlanders die ook over een Marokkaanse nationaliteit beschikken dienen dan ook gebaseerd te zijn op vrijwilligheid en plaats te vinden binnen de grenzen van de wet.
Het staat Marokko vrij banden te onderhouden met Marokkanen die in Nederland wonen, mits dit geschiedt op basis van vrijwilligheid en zolang dit past binnen de grenzen van onze rechtsstaat. Er kan geen sprake zijn van ongewenste beïnvloeding op de individuele levens van Nederlanders en de keuzes die zij maken. Wanneer het Kabinet constateert dat de diasporapolitiek van een land de grenzen van onze rechtsstaat overschrijdt of de participatie van de diaspora belemmert, dan is er sprake van ongewenste buitenlandse inmenging. Hiervoor heeft het kabinet een aanpak. Voor de verschillende instrumenten die het kabinet tot haar beschikking heeft verwijs ik naar de brief van 16 maart 2018 over de aanpak ongewenste buitenlandse inmenging 2. Hierin wordt een landenneutrale aanpak geschetst met een overzicht van het instrumentarium dat het kabinet kan inzetten, afhankelijk van de concrete situatie. Er worden tevens enkele voorbeelden gegeven.
Het onderwerp is door de Minister van Buitenlandse Zaken na het verschijnen van het manifest besproken met de Marokkaanse Minister van Buitenlandse Zaken. In dit gesprek is door Minister Blok aandacht gevraagd voor deze kwestie. In reactie heeft de Marokkaanse Minister verwezen naar bestaande Marokkaanse wet- en regelgeving.
Uit navraag bij een aantal Europese landen blijkt dat de discussie over het opgeven van de Marokkaanse nationaliteit niet in dezelfde mate tot maatschappelijke discussie leidt als in Nederland. Wel is er in meer Europese landen maatschappelijke discussie over de (on)mogelijkheid van het hebben van dubbele nationaliteit. Er is geen EU-standpunt over dit onderwerp omdat nationaliteitsrecht niet onder de bevoegdheid valt van de EU, maar onder die van de afzonderlijke lidstaten. Pas wanneer het gaat om de aan de nationaliteit van een lidstaat verbonden Unieburgerschapsrechten komt het EU-recht in het geding.
Daar is in dit geval geen sprake van.
Hierbij deel ik u mede, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat de beantwoording van de Kamervragen van de leden Van Dijk en Karabulut (SP), ingezonden 25 september 2019, over de verplichte Marokkaanse nationaliteit aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de ministers van Buitenlandse Zaken en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid alsmede de Kamervragen van de leden Van Wijngaarden, Koopmans en Wiersma (VVD), ingezonden 27 september 2019, aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het artikel «Marokkaanse Nederlanders bevrijd ons van de dubbele nationaliteit» niet binnen de gestelde termijn van drie weken mogelijk is omdat de hiermee gepaard gaande interdepartementale afstemming meer tijd vergt. Uw Kamer heeft tevens via lid Paternotte (D66) om een brief verzocht bij de Regeling van Werkzaamheden van 24 september jongstleden in reactie op het manifest «Keuzevrijheid in nationaliteit». De beantwoording van bovengenoemde Kamervragen ontvangt u tegelijkertijd met deze door u verzochte brief voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 26, 27 en 28 november.