Ingediend | 15 augustus 2019 |
---|---|
Beantwoord | 6 september 2019 (na 22 dagen) |
Indieners | Léonie Sazias (50PLUS), Corrie van Brenk (PvdA), Gerrit-Jan van Otterloo (50PLUS), Henk Krol (50PLUS) |
Beantwoord door | Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
Onderwerpen | economie organisatie en beleid ouderen sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z15757.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-3861.html |
Ja.
Het CPB publiceert periodiek een actualisatie van haar koopkrachtraming. Hierin worden de op dat moment meest recent beschikbare verwachtingen omtrent de ontwikkeling van bijvoorbeeld de contractlonen, de inflatie en de indexatie van pensioenuitkeringen meegenomen. Bij de Augustusraming zijn inzichten tot medio juli in de ramingen verwerkt. In de CEP-publicatie raamde het CPB de mediane3 koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden voor 2019 op 1,6%. Bij de cMEV-raming in augustus is deze raming bijgesteld tot 1,0%. Tussen het CEP en de cMEV is de raming van de inflatie (van 2,3% naar 2,6%) naar boven bijgesteld, wat de koopkrachtontwikkeling voor alle huishoudgroepen beperkt. Daarnaast heeft de dalende rentestand een sterker drukkend effect op de geraamde koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden, omdat deze groep meer vermogen heeft dan de groep niet-gepensioneerden.
Voor 2020 is de raming van de koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden bijgesteld van 0,9% bij CEP naar 0,6% bij cMEV. Ook hier wordt het verschil deels verklaard door de dalende rentestand. Daarnaast heeft het CPB in de cMEV technische aannames verwerkt om het lastenkader te sluiten, in voorbereiding op definitieve besluitvorming door het kabinet bij de augustusbesluitvorming. In zowel 2019 als 2020 worden de aanvullende pensioenen naar verwachting nauwelijks geïndexeerd.
Zie antwoord vraag 2.
In de Augustusraming van het CPB zijn inzichten tot en met medio juli 2019 verwerkt. Hierbij is ook verwerkt of pensioenfondsen, op basis van de dekkingsgraden medio juli, de pensioenuitkeringen zouden kunnen indexeren of zouden moeten afstempelen. Voor het al dan niet indexeren van of afstempelen op pensioenuitkeringen in 2020 is de dekkingsgraad ultimo 2019 doorslaggevend.
Vanaf de cMEV-raming en de SZW-begroting 2020 is de koopkrachtpresentatie gewijzigd. In een toelichting bij de cMEV geeft het CPB aan4 dat gekozen is voor een nieuwe presentatie ter vermijding van misverstanden. Het percentage huishoudens met een positieve of negatieve koopkrachtontwikkeling is geschrapt uit de boxplot. De koopkrachtwaarden van het 25e en 75e percentiel worden nu met een expliciet cijfer in de boxplot weergegeven, ter illustratie van de spreiding rond de mediane koopkrachtontwikkeling. Hiermee wordt meer nuance bij het mediane koopkrachtbeeld beoogd. Het aandeel huishoudens met een positieve en negatieve koopkrachtontwikkeling kon ten onrechte gezien worden als een voorspelling van hoeveel mensen er het komende jaar op voor- of achteruitgaan, terwijl deze cijfers hier onvoldoende voor geschikt zijn. Er wordt immers gerekend met gemiddelden omtrent de ontwikkeling van de lonen, pensioen en de inflatie, terwijl in de praktijk het ene huishouden bijvoorbeeld een lagere loonontwikkeling heeft dan het gemiddelde, en het andere een hogere. Daarnaast is bij de precieze hoogte van de koopkrachtontwikkeling sprake van onzekerheid die onlosmakelijk verbonden is aan het maken van een raming. Ten slotte wordt in de boxplot een raming van de statische koopkrachtontwikkeling weergegeven, waarbij geen rekening wordt gehouden met de effecten van wijzigingen in persoonlijke omstandigheden, zoals trouwen, kinderen krijgen, baanverlies of het maken van promotie. De koopkrachtplaatjes zijn dan ook bedoeld om de effecten van beleid in beeld te brengen, maar zijn niet geschikt om de ontwikkeling van het geld in de eigen portemonnee mee te voorspellen.
Om de gewijzigde koopkrachtpresentatie te illustreren heeft het CPB bij de Augustusraming de koopkrachtraming voor 2019 ook in de stijl van het CEP gepubliceerd.5
Zie antwoord vraag 5.
Sinds de start van deze kabinetsperiode zijn de rente-uitgaven aan staatsschuld onder het deelplafond Rijksbegroting geplaatst. Hierdoor leveren meevallers op deze rente-uitgaven ruimte op onder het deelplafond Rijksbegroting, die kunnen worden aangewend voor tegenvallers onder dit plafond. Voor het begrotingsjaar 2018 gaat dit om een bedrag van 170 miljoen euro sinds Startnota (zie ook FJR 20186). In de meest recente Voorjaarsnota wordt een meevaller van 170 miljoen euro op de plafondrelevante rente-uitgaven voorzien voor het lopende begrotingsjaar 2019. Het effect van de augustusraming van het CPB wordt momenteel doorgerekend en gepubliceerd op Prinsjesdag. De meevallers op de plafondrelevante rente zorgen voor budgettaire ruimte die deel uitmaakt van de integrale besluitvorming.
Zie antwoord vraag 7.