Ingediend | 14 juni 2019 |
---|---|
Beantwoord | 21 augustus 2019 (na 68 dagen) |
Indiener | Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | economie overige economische sectoren recht rechtspraak |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z12205.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-3638.html |
Ja.
Richtlijn 2016/800/EU die procedurele waarborgen voor kinderen regelt en de wet tot implementatie van deze richtlijn (Stb. 2019, 180) leiden er inderdaad toe dat minderjarigen verzekerd zijn van rechtsbijstand bij het politieverhoor, en daarvan geen afstand kunnen doen. Dit leidt tot extra werkaanbod voor jeugdrechtadvocaten, waarvoor zij een vergoeding ontvangen overeenkomstig de geldende systematiek. Ik ben bekend met de zorgen van de advocatuur over de hoogte van de vergoedingen. Bij de implementatie van de richtlijn per 1 juni jongstleden is ervoor gekozen de vergoeding aan te laten sluiten bij de huidige puntenvergoeding voor het bijwonen van politieverhoren. In 2016 is deze puntenvergoeding voor minderjarige verdachten met 50% verhoogd tot het niveau van de vergoeding voor verhoorbijstand voor meerderjarige verdachten. Ik stel vast dat dit voorstel in het kader van de consultatie niet tot kritiek heeft geleid.
Het voert te ver om in dit stadium, waarbij de ketenpartners en ik nog geen overleg heb kunnen voeren met de (jeugdrecht)advocatuur naar aanleiding van deze brief, in te gaan op alle afzonderlijke knelpunten. In hoofdlijnen onderscheid ik twee aandachtspunten in de brief, te weten de vergoeding voor de (extra) werkzaamheden, en daarnaast de organisatorische aspecten in verband met de implementatie van de richtlijn – daarbij inbegrepen de rol en verantwoordelijkheid van alle ketenpartners. Op het eerste aspect ben ik reeds ingegaan bij de beantwoording van de vorige vraag; voor het tweede aspect verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.
Afgezien van mijn eigen verantwoordelijkheid voor de implementatie en de stappen die ik daarin steeds met de ketenpartners heb gezet, merk ik op dat in de dagelijkse praktijk politie en openbaar ministerie, samen met de (jeugdrecht)advocatuur, een belangrijke verantwoordelijkheid uitoefenen voor de effectuering van de verplichtingen die op Nederland rusten. Voor zover mij bekend nemen deze ketenpartners dit tot nu toe op constructieve wijze ter hand. Ik herken mij derhalve niet in het verwijt dat politie en openbaar ministerie de verantwoordelijkheid voor de effectuering van deze verplichting die op Nederland rust, eenzijdig bij de advocatuur leggen.
Mede naar aanleiding van deze brief zal ik op korte termijn, in het kader van de reeds bestaande functionele contacten over de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoering van de wet ter uitvoering van deze richtlijn, samen met politie en openbaar ministerie nader in overleg treden met de (jeugdrecht)advocatuur en daarbij ook de gesignaleerde knelpunten bespreken. Ik zal uw Kamer daarover voor de begrotingsbehandeling berichten.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP) van uw Kamer aan de Minister voor Rechtsbescherming over de brandbrief van jeugdrechtadvocaten (ingezonden 14 juni 2019) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.