Ingediend | 6 juni 2019 |
---|---|
Beantwoord | 1 juli 2019 (na 25 dagen) |
Indieners | Carla Dik-Faber (CU), Joël Voordewind (CU) |
Beantwoord door | Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
Onderwerpen | gezondheidsrisico's openbare orde en veiligheid organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z11423.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-3225.html |
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
Gemeenten ervaren overlast en dat is voor hen reden om bijvoorbeeld bij festivals het gebruik te verbieden. Dat doen zij om overlast – bijvoorbeeld door het wegwerpen van lachgaspatronen en overlast door gebruikers van lachgas – tegen te gaan.
Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid vanuit het oogpunt van volksgezondheid om beleid te voeren gericht op het voorkomen dan wel beperken van het oneigenlijke gebruik van lachgas. Het gebruik van lachgas is hoog onder jongeren. Uit onderzoek blijkt dat het vaak beperkt blijft tot experimenteren en het gebruik van lachgas tot relatief weinig gezondheidsschade leidt. Het oneigenlijk gebruik van een product is echter nooit zonder risico. Zeker in combinatie met andere middelen, zoals alcohol. Bij excessief gebruik kan er wel degelijk gezondheidsschade optreden. Ik blijf daarom inzetten op voorlichting over de risico’s van het gebruik van lachgas. Ik heb daarnaast het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) gevraagd een nieuwe risicobeoordeling te doen naar de risico’s voor de gezondheid van lachgasgebruik. In mijn brief over het drugspreventiebeleid van 25 april jl. heb ik u ook aangegeven dat ik in gesprek wil gaan met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en gemeenten om te bezien of er meer mogelijkheden nodig zijn om de verkoop van lachgas en het gebruik te verminderen (Kamerstuk 24 077, nr. 426).
Ik beschik niet over dergelijke gegevens.
Vorig jaar heb ik u geïnformeerd over de vrijwillige beperkende maatregelen die zijn genomen. Ik vind het goed dat brancheorganisaties en winkelketens zelf maatregelen nemen en zo hun maatschappelijke verantwoordelijkheid invulling geven. Tegelijkertijd betekent dat niet dat de verkoop van lachgas – hetzij in patronen, hetzij in grotere gasflessen – gestopt is, te meer daar het hier gaat om een legaal product. Ik heb u al aangegeven dat ik in gesprek wil gaan met de VNG en gemeenten om te bezien of er meer mogelijkheden nodig zijn om de verkoop van lachgas voor oneigenlijk gebruik en het gebruik te verminderen (Kamerstuk 24 077, nr. 426). Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomsten van dit gesprek wanneer dat heeft plaatsgevonden.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Het Trimbos-instituut doet onderzoek onder risicogroepen jongeren om er achter te komen in welke mate het gebruik van lachgas onder bepaalde groepen jongeren voorkomt. Ik verwacht dit onderzoek in het derde kwartaal van 2020 naar uw Kamer te sturen.
Het CAM doet een risicobeoordeling van lachgas. Het CAM beoordeelt de risico’s van het gebruik van lachgas voor de gezondheid. Ik heb het CAM gevraagd de beoordeling in september op te leveren zodat deze beschikbaar zou zijn voor het AO dat gepland staat in oktober. Het CAM heeft mij laten weten meer tijd nodig te hebben voor een zorgvuldige risicobeoordeling. Ik streef er naar uw Kamer eind november over de uitkomsten van risicobeoordeling te informeren. De groep 18 minners zal ook onderdeel uitmaken van deze risicobeoordeling.
De uitkomsten van de risicobeoordeling van het CAM vormen het uitgangspunt bij de bepaling of landelijke maatregelen noodzakelijk zijn. In de hiervoor genoemde brief over de uitkomsten van de risicobeoordeling zal ik ook ingaan op de vervolgaanpak van oneigenlijk lachgasgebruik.
Zie antwoord vraag 7.
Zie antwoord vraag 7.
Zie antwoord vraag 7.