Ingediend | 3 juni 2019 |
---|---|
Beantwoord | 25 juni 2019 (na 22 dagen) |
Indiener | John Kerstens (PvdA) |
Beantwoord door | Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
Onderwerpen | ouderen zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z10945.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-3461.html |
Ja.
Ja. De schatting van de Stuurgroep Ondervoeding is dat 30–40% van de ouderen die thuiszorg krijgt, ondervoed is. Bij thuiswonende ouderen zonder thuiszorg ligt dit percentage lager: de prevalentie stijgt met de leeftijd. Zo is van de thuiswonende ouderen zonder thuiszorg 3% van de 65 tot 69-jarigen ondervoed. Dit loopt op tot ongeveer 20% in de oudste leeftijdsgroep (boven de 85 jaar).
De afgelopen jaren is er veel aandacht besteed aan ondervoeding. Het voorkomen van ondervoeding in de thuissituatie vraagt alertheid van de mensen zelf en van hun omgeving, zoals mantelzorgers en zorgverleners. Het is belangrijk dat er goede en begrijpelijke informatie voor hen beschikbaar is. Zo heeft de Stuurgroep Ondervoeding met financiële ondersteuning van het Ministerie van VWS de website www.goedgevoedouderworden.nl ontwikkeld. Met deze beschikbare informatie over herkenning van ondervoeding zijn ouderen zelf, hun mantelzorgers en zorgverleners beter in staat signalen tijdig te herkennen en dat ze weten wat ze hieraan kunnen doen en hiermee aan de slag gaan. Ook het Voedingscentrum heeft informatie over ondervoeding op zijn website staan.
Het beleid van het Ministerie van VWS is gericht op versterking van goede zorg en ondersteuning in de buurt. Dit komt ook terug in het programma Langer Thuis. Een goede samenwerking tussen zorg- en welzijnsprofessionals op lokaal niveau kan bijdragen aan een goede herkenning en behandeling van ondervoeding. Om dit te ondersteunen zijn de afgelopen jaren (o.a. met financiering van het Ministerie van VWS) screeningsinstrumenten, behandelprotocollen, indicatoren, opleidingsmodules en een Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak Ondervoeding ontwikkeld.
Ondervoeding is een complex probleem, er ligt geen eenduidige oorzaak aan ten grondslag. Het gaat vaak samen met ziekte of aandoening of met sociale problemen zoals eenzaamheid. Dit maakt dat één algemene aanpak niet toereikend is, maar dat verschillende aanpakken toegespitst op de specifieke situatie nodig zijn. Ik ben van mening dat ondervoeding niet als een geïsoleerd probleem gezien moet worden. Het is verstandig als zorgverleners (zoals huisartsen en wijkverpleegkundigen) maar ook het sociaal wijkteam op deze problematiek alert zijn en de ouderen waar nodig bijstaan/ondersteunen.
Ter ondersteuning hiervan zijn er de afgelopen jaren, onder andere met financiering van het Ministerie van VWS, screeningsinstrumenten, behandelprotocollen, indicatoren, opleidingsmodules en een Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak Ondervoeding ontwikkeld. De zorgverleners hebben hiermee goede ondersteunende instrumenten in handen. De betrokken beroepsgroepen zouden dit kunnen opnemen in hun curricula, richtlijnen en behandelprotocollen en de beroepsbeoefenaars hierover informeren, zodat zij dit in hun dagelijkse praktijk kunnen meenemen.
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 3.
Zoals in het antwoord op vraag 3 genoemd, zijn er al de nodige instrumenten voor ondervoeding ontwikkeld. Specifiek voor ondervoeding ontwikkelt de Stuurgroep Ondervoeding momenteel op verzoek van het Ministerie van VWS onderwijsmodules voor zorgprofessionals op MBO en HBO niveau. Onderwijsinstellingen kunnen deze onderwijsmodules gaan gebruiken en hiermee ondervoeding opnemen in het onderwijsprogramma van zorgprofessionals. Of dit gebeurt, is primair de verantwoordelijkheid van opleiders en beroepsgroepen. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de opleidingen. Wel zal ik in overleggen met de vertegenwoordigers van relevante opleidingen aandacht vragen voor deze onderwijsmodules.
Ook voor de opleiding geneeskunde geldt dat de beroepsgroepen en opleiders primair verantwoordelijk zijn voor de inhoud van de opleiding. Het is aan hen om af te wegen of het onderwerp ondervoeding meer of andere aandacht verdient in de opleiding. Het is niet aan mij om in deze afweging te treden.
Nee. Zie mijn antwoord op vraag 3.