Ingediend | 10 april 2019 |
---|---|
Beantwoord | 16 mei 2019 (na 36 dagen) |
Indiener | Gijs van Dijk (PvdA) |
Beantwoord door | Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
Onderwerpen | gezin en kinderen gezondheidsrisico's sociale zekerheid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z07274.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-2672.html |
Ja.
In algemene zin vind ik dat kinderen en hun ouders erop moeten kunnen vertrouwen dat de kinderopvang van hun keuze veilig, gezond en pedagogisch verantwoord is. Daarom zijn er wettelijke eisen gesteld waar alle kinderopvangorganisaties aan moeten voldoen.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op deze eisen. GGD’en voeren dit toezicht in opdracht van gemeenten uit en kunnen gemeenten een handhavingsadvies geven. Het is vervolgens aan de gemeente om te besluiten of en zo ja welk handhavingsinstrument wordt ingezet. De inspectierapporten die de GGD oplevert zijn openbaar en te vinden in het landelijk register kinderopvang2 (LRK). Uit het LRK blijkt dat het betreffende kinderdagverblijf de afgelopen jaren vaak is geïnspecteerd. Tijdens deze inspecties zijn regelmatig één of meerdere overtredingen geconstateerd en heeft de gemeente regelmatig handhavend opgetreden.
De gemeente De Bilt heeft mij laten weten dat de betreffende opvanglocatie – na een gedwongen sluiting van 7 dagen – inmiddels aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet en weer open is. Daarbij heeft de gemeente aangegeven dat wanneer uit een toekomstige inspectie blijkt dat er opnieuw sprake is van één of meerdere ernstige overtredingen, de opvanglocatie definitief gesloten wordt.
Ja. In 2016 heeft de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid u bericht5 over het in opspraak geraakte kinderopvangcentrum in Arnhem. Ook daar hebben gemeente Arnhem en GGD handhavend opgetreden om zorg te dragen voor een veilige en gezonde kinderopvang.
Inspecties in de kinderopvang zijn gericht op elke afzonderlijke kinderopvanglocatie, zodat de toezichthouder gericht kan kijken dáár waar voor kinderen gezorgd wordt. Dit houdt ook in dat overtredingen op één kinderopvanglocatie niet automatisch leiden tot maatregelen bij een andere locatie van dezelfde houder. Wel kunnen uitkomsten van inspecties op een locatie gevolgen hebben voor de intensiteit van het toezicht op andere locaties van dezelfde houder. Gemeenten en GGD’en kunnen gezamenlijk beoordelen wanneer dit nodig is en hoe dit kan worden vormgegeven.
Van de gemeente De Bilt heb ik begrepen dat er in dit specifieke geval nauw is en wordt samengewerkt met de regionale GGD. De gemeente en GGD hebben besloten om – na de geconstateerde overtredingen in combinatie met de inspectiehistorie van het betreffende kinderdagverblijf – alle andere locaties van dezelfde houder in de betreffende regio te inspecteren en het toezicht op deze locaties de komende tijd te intensiveren.
Uitwisseling van kennis en informatie tussen GGD’en en tussen gemeenten gebeurt op verschillende manieren. Lokaal is er intensief overleg tussen GGD en gemeente, bijvoorbeeld over de resultaten van het toezicht. Op regionaal niveau zijn er periodieke bijeenkomsten voor en door GGD’en en gemeenten. Op landelijk niveau faciliteren GGD GHOR Nederland en VNG uitwisseling van kennis en informatie, onder meer via een online platform en landelijke bijeenkomsten.
Ik hecht belang aan kwalitatief goede kinderopvang die financieel en fysiek toegankelijk is voor ouders en voor kinderen. Het is een plek die ouders in staat stelt hun arbeid- en zorgtaken te combineren, een plek waar zij hun kinderen met een gerust hart naar toe laten gaan, én een plek waar kinderen kunnen groeien in hun ontwikkeling. Investeringen in de kinderopvangsector helpen bij het bij elkaar brengen van vraag en aanbod en bij het bieden van meer keuzemogelijkheden voor ouders. Vanwege het grote publieke belang van kinderopvang krijgen ouders middels de kinderopvangtoeslag een financiële tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. Om te participeren in de sector en om een bijdrage te leveren aan het publieke belang, moeten alle kinderopvangorganisaties en diens investeerders voldoen aan de wet- en regelgeving, zodat ouders erop kunnen vertrouwen dat de kinderopvang van hun keuze veilig, gezond en pedagogisch verantwoord is.
In een studie naar de marktwerking in de kinderopvang die CPB in 2011 Kinderopvang in Kaart6 heeft uitgevoerd, wordt geconcludeerd dat de commercialisering van de markt de publieke belangen niet heeft geschaad. Ook heeft commercialisering van de sector niet geleid tot kosteneffectiviteit. De weglek van publieke middelen naar ondernemers is een beeld dat zich niet in de cijfers laat zien.
Ik ben mij bewust dat dit een onderzoek is dat al enkele jaren oud is. Ik heb echter nog geen signalen gehad dat dit beeld over de jaren is veranderd. Ook het Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK), dat Sardes en Universiteit Utrecht in opdracht van mijn ministerie uitvoert, laat geen kwaliteitsdaling zien.
Het primaire belang is dat kinderopvangorganisaties voldoen aan wet- en regelgeving en dat ouders kunnen kiezen voor goede, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang. Dit zodat zij hun arbeid- en zorgtaken kunnen combineren op een wijze die het meest passend is voor hun situatie en wensen. Hier is de Wet Kinderopvang voor gemaakt en daar houden de GGD-en toezicht op. De wettelijke verplichtingen gelden voor alle organisaties, en daarmee voor alle organisatievormen en financieringsvormen die actief willen zijn in de sector.
Ik streef naar een tijdige beantwoording van de vragen.