Ingediend | 20 maart 2019 |
---|---|
Beantwoord | 17 april 2019 (na 28 dagen) |
Indiener | Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
Onderwerpen | recht rechtspraak |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z05473.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-2320.html |
Ja, ik ben bekend met dat artikel. Ik ben de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 maart 2019 aan het bestuderen. Ik stuur uw Kamer voor het zomerreces een reactie op deze uitspraak, waarbij ik u ook informeer over de gevolgen voor de uitvoering.
De sociale zekerheid en verantwoorde arbeidsomstandigheden zijn essentiële verworvenheden van de Nederlandse samenleving. Werkende burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat alleen die mensen die er recht op hebben een uitkering ontvangen. Fraude met uitkeringen ondermijnt dat vertrouwen. Een stevig handhavingsbeleid en bijbehorend boetestelsel is dus van groot belang. De Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (hierna Fraudewet) is in 2012 in dat licht met een ruime meerderheid door de Eerste en Tweede Kamer aangenomen. Dat de Centrale Raad van Beroep zich uitspreekt over aspecten van de wet, doet aan het algemene belang niets af.
Met de Fraudewet is niet beoogd mensen te straffen die kleine fouten maken of zich vergissen. Het in 2017 aangepaste boeteregime bepaalt dan ook dat in alle gevallen de hoogte van de boete wordt afgestemd op de individuele omstandigheden, waaronder de mate van verwijtbaarheid (artikel 5:46 Algemene wet bestuursrecht). Als alle verwijtbaarheid ontbreekt volgt er geen sanctie (artikel 5:41 Algemene wet bestuursrecht).
Mijn reactie op de uitspraak en uitleg over de gevolgen voor de uitvoering stuur ik uw Kamer voor het zomerreces.
Zie antwoord vraag 4.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 maart 2019 gaat alleen over de periode van 1 januari 2013 tot en met 12 oktober 2014. Boetes die oorspronkelijk zijn opgelegd tussen 13 oktober en 24 november 2014 of in die periode in de bezwaar- of beroepsfase zaten, zijn in 2015 al opnieuw beoordeeld waarbij rekening is gehouden met de uitspraak van 24 november 2014. Bij boetes die na 24 november 2014 zijn opgelegd, is rekening gehouden met het aangepaste boeteregime.
Het antwoord op de vraag naar het aantal in de periode van 1 januari 2013 tot en met 12 oktober 2014 opgelegde boetes vergt meer tijd om uit te zoeken. In mijn toegezegde brief zal ik u hier nader over informeren.
Zie antwoord vraag 4.