Ingediend | 8 maart 2019 |
---|---|
Beantwoord | 21 maart 2019 (na 13 dagen) |
Indieners | Maarten Groothuizen (D66), Joël Voordewind (CU) |
Beantwoord door | Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | migratie en integratie organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z04572.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-1974.html |
Ja.
Nederland heeft geen ambassade in Bahrein. De Nederlands ambassade in Koeweit die mede geaccrediteerd is voor Bahrein volgt de zaak. Op verzoek van Nederland heeft een partnerland met een ambassade in Bahrein de eerste hoorzitting op 8 januari jl. namens Nederland bijgewoond. Nederland beschikt niet over eigenstandige informatie die de berichten over marteling bevestigen. Eerlijke rechtsgang en het waarborgen van mensenrechten is een van de speerpunten van het Nederlands buitenlands beleid. Nederland volgt ontwikkelingen op dit gebied in het buitenland en zo ook in Bahrein. De Nederlandse regering blijft de Bahreinse autoriteiten aanspreken op het belang van het garanderen van eerlijke procesgang, in deze zaak maar ook in het algemeen.
Zie antwoord vraag 2.
Dit betekent dat betrokkene niet langer de Bahreinse nationaliteit heeft en dat, als hij geen andere nationaliteit heeft, hij nu staatloos is. Het recht op nationaliteit is onder meer vastgelegd in de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens. Het ontnemen van dit recht van een persoon gaat in tegen internationale verdragen.
De heer Al-Showaikh is geen Nederlands staatsburger, zodat hij uitgesloten is van consulaire bijstand. De Nederlandse ambassade te Koeweit volgt het verloop van de beroepsprocedure en is voornemens waar mogelijk de behandeling van het beroep bij te wonen. Nederland heeft de zorgen over deze zaak verschillende keren overgebracht aan de Bahreinse autoriteiten.
Ja.
Ik deel die conclusie niet. Die conclusie gaat er vanuit dat de behandeling bij terugkeer voorzien was en dat desalniettemin toch de toelatingsaanvraag is afgewezen. De IND en de rechter hadden geen reden dit te voorzien. Ik meen dat op basis van de beschikbare informatie destijds in redelijkheid kon worden geoordeeld dat niet aannemelijk was gemaakt dat de heer Al-Showaikh bij terugkeer te vrezen had voor vervolging.
Deze vraag geeft een onjuiste weergave van mijn eerdere beantwoording. In die beantwoording heb ik niet aangegeven dat de arrestatie en veroordeling niets te maken hebben met het afgewezen asielverzoek. Wel heb ik aangegeven dat er meerdere oorzaken mogelijk zijn en dit niet noodzakelijkerwijs verband hoeft te houden met hetgeen ten grondslag is gelegd aan het asielverzoek. Juist dat causale verband is niet vast te stellen op grond van de beschikbare informatie.
Ten aanzien van de uitzetting en de onderliggende besluiten zie ik daar op dit moment geen aanleiding toe. Met betrekking tot de asielbeoordeling is de mogelijkheid tot onafhankelijke rechterlijke toetsing het uitgangspunt van het vreemdelingenrecht.
Specifiek landgebonden asielbeleid wordt opgesteld wanneer uit een bepaald land dermate veel asielverzoeken komen die op eenzelfde soort probleem of vraag betrekking hebben, dat het goed is om naast het algemeen geldende asielbeleid dit voor een land te specificeren. Dat is bijvoorbeeld het geval voor specifieke etnische en religieuze groepen in Irak of alleenstaande vrouwen zonder netwerk in Afghanistan. Voor algemene vluchtelingengronden, zoals politieke overtuiging, ras of geloof geldt het algemene asielbeleid, waarin is uiteengezet hoe moet worden getoetst conform de relevante internationale verdragen alsmede de Europese asielrichtlijnen. Gelet op de zeer lage instroom vanuit Bahrein en het feit dat het mogelijk is te beslissen op grond van informatie uit algemene bronnen tegen de achtergrond van het algemene asielkader, zie ik vooralsnog geen aanleiding om specifiek landenbeleid voor Bahrein te voeren.
De Minister van Buitenlandse Zaken stelt voor een beperkt aantal landen ambtsberichten op die door mij worden gebruikt bij de besluiten op asielverzoeken. Zoals uw Kamer bekend, is onder Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie bij het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) gestart met een pilot om tot harmonisatie van het Europese landenbeleid te komen, maar ook om daar meer en andere bronnen dan de ambtsberichten, waaronder EASO country of origin rapporten voor te gebruiken. Daarnaast is er bij de IND een aparte afdeling die zo veel mogelijk recente landeninformatie verzamelt en bekijkt die door de beslissers mee kan worden genomen in de afhandeling van de asielaanvragen. Ambtsberichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken vormen derhalve niet de exclusieve bron van landeninformatie bij het beslissen op asielverzoeken.
Zoals uw Kamer bekend volgt Nederland geen afgewezen asielzoekers die zijn teruggekeerd. Uitgangspunt van ons stelsel is zorgvuldige beoordeling en rechterlijke toetsing voorafgaand aan uitzetting. Monitoring na terugkeer maakt daar geen deel vanuit. Monitoring van onderdanen van andere landen in die betreffende landen ligt niet voor de hand en zal voor herkomstlanden ook niet acceptabel zijn.
Een asielzoeker doet een aanvraag tot bescherming, waarbij de IND toetst of voldaan wordt aan de gronden van vluchtelingschap dan wel of de persoon een reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling loopt bij terugkeer naar het land van herkomst. Is dat niet het geval dan wordt de aanvraag afgewezen. Daartegen kan de asielzoeker beroep en hoger beroep in stellen, waarbij de rechter dit ook toetst.
Het is de wettelijke plicht van een vreemdeling aan wie geen verblijf is toegestaan om Nederland zelfstandig te verlaten. Daarbij kan de vreemdeling veelal gebruik maken van ondersteuning bij terugkeer en re-integratie in het land van herkomst. Wanneer de afgewezen asielzoeker Nederland niet heeft verlaten, kan ingezet worden op gedwongen vertrek. Om dat te realiseren zijn verschillende terugkeermaatregelen beschikbaar, zoals onderdak en begeleiding in de vrijheidsbeperkende locatie, het opleggen van de meldplicht of het plaatsen van de vreemdeling in vreemdelingenbewaring. Vreemdelingenbewaring is een ultieme maatregel die, zoals uw Kamer weet, aan strikte voorwaarden is verbonden.
Bij een uitzetting wordt beoordeeld of escortering door de Koninklijke Marechaussee aangewezen is.
Bij een uitzetting krijgt de betrokkene – en zijn gemachtigde – tenminste 48 uur voor vertrek te horen wanneer de uitzetting zal plaatsvinden. Een eventuele opvolgende asiel- of andere toelatingsaanvraag die vlak voor de uitzetting wordt gedaan (zogenoemde last minute aanvraag), wordt door de IND beoordeeld. Alleen als er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die maken dat meer tijd nodig is voor beoordeling van de aanvraag, zal dit aanleiding zijn om de uitzetting op te schorten. Zo niet, dan bestaat er voor de vreemdeling nog de mogelijkheid een rechterlijke spoedvoorziening tegen de uitzetting aan te vragen.
Ook is het voor de afgewezen asielzoeker mogelijk om zich tot het Europees Hof voor de rechten van de mens te wenden en te vragen om een interim- measure om de uitzetting geen doorgang te laten vinden totdat het Hof naar de zaak heeft kunnen kijken.
Zoals bij ieder beleidsterrein zijn er ook binnen (de uitvoering van) het asiel- en terugkeerbeleid kwetsbaarheden. Deze zijn er bij de feitelijke uitzetting, maar ook het eventuele asielproces dat daaraan vooraf gaat. Toetsing door een onafhankelijke rechter en toevoeging van een rechtsbijstandverlener zijn onder meer manieren om risico’s op verantwoorde wijze te beperken.
Hoewel de vraagstelling in zijn algemeenheid is geformuleerd, lijkt de vraag duiding te willen geven aan de voorliggende casus.
Hoe ook de vraag is bedoeld; het is niet mogelijk deze vraag in algemene zin te beantwoorden. Elk asielbesluit vergt een individuele beoordeling van een individueel relaas tegen de achtergrond van hetgeen bekend is over het land van herkomst. Vaak speelt hetgeen de asielzoeker (blijkens zijn verklaringen) reeds eerder feitelijk is overkomen (of juist niet is overkomen) bij die beoordeling een belangrijke rol. In zijn algemeenheid geldt dat de omstandigheid dat een familielid in Nederland of elders asiel is verleend, wordt betrokken bij de beoordeling van de aanvraag. Dit leidt echter niet zonder meer tot de conclusie dat ook de asielzoeker in kwestie te vrezen heeft.
Nee, ik zie dat verband niet.
Ja.
Ik heb de Minister van Buitenlandse Zaken om een nieuw algemeen ambtsbericht gevraagd. Ik verwacht dat dit voor het eind van het tweede kwartaal wordt gepubliceerd. Daarna zal ik zoals gebruikelijk uw Kamer informeren als daar aanleiding toe is.
Ik heb uw Kamer bij brief van 1 februari 2018 (kenmerk 2018Z00173) geïnformeerd dat ik destijds geen concrete en onderbouwde signalen van ernstige onregelmatigheden na een uitzetting vanuit Nederland naar Sudan heb ontvangen dat aanleiding geeft tot het doen van onderzoek. Zoals ik in mijn brief heb aangegeven heb ik één signaal ontvangen en geverifieerd, maar bleek dit ongefundeerd.
Dat klopt. Presentaties van ongedocumenteerde vreemdelingen aan de (diplomatieke) autoriteiten van het (vermoedelijke) land van herkomst zijn gericht op het vaststellen van de nationaliteit en/of identiteit en het vervolgens, op basis daarvan, verkrijgen van toestemming tot terugkeer en de daarbij horende (vervangende) reisdocumenten. De presentatie dient niet ter beoordeling van de vraag of de vreemdeling veilig kan terugkeren. Daarvoor dient de asielprocedure. Zoals uw Kamer bekend, worden asielzoekers die van de IND nog geen beslissing hebben gekregen op hun asielaanvraag, niet gepresenteerd aan de autoriteiten van hun (gestelde) land van herkomst.
Deze werkwijze is in overeenstemming met het uitgangspunt in het beleid dat een presentatie een gesprek is tussen een vertegenwoordiger van een herkomstland en een vermeende onderdaan van dat land waarbij Nederland geen partij is. Het doel van de Nederlandse aanwezigheid is daarbij enkel de facilitering van de aanvraag van vervangende reisdocumenten en het waarnemen van het gesprek. De vaste praktijk die geborgd is in de werkprocessen van de DT&V, is om een inhoudelijke terugkoppeling te vragen van het gesprek van de betrokken vreemdeling. Die wordt vastgelegd in een presentatieverslag. Bovendien wordt de vreemdeling voorafgaand aan de presentatie geïnformeerd dat hij geen antwoord hoeft te geven op asielgerelateerde vragen. Ik acht dit een zorgvuldig proces en zie geen aanleiding deze praktijk te wijzigen.
Als een vreemdeling vreest voor mensenrechtenschendingen bij terugkeer naar het land van herkomst, heeft hij of zij in Nederland de mogelijkheid om een (herhaald) asielverzoek te doen. Het onderzoek naar de consequenties van de eventuele terugkeer, vormt de kern van de toets die de IND uitvoert. In de zaken waarnaar het Belgische commissariaat onderzoek heeft gedaan hadden de betrokken personen nimmer asiel gevraagd en had derhalve geen 3 EVRM toets plaatsgevonden. Derhalve zijn de betreffende zaken geheel niet vergelijkbaar met de Nederlandse casuïstiek.
Bij een zelfstandig vertrek hoeft de Nederlandse overheid de autoriteiten van het herkomstland niet te informeren. Bij gedwongen terugkeer van ongedocumenteerde vreemdelingen kan de terugkeer enkel plaatsvinden als de autoriteiten van een land hebben bevestigd dat de persoon inderdaad hun onderdaan is en dat zij vervolgens toestemming verlenen voor de terugkeer. Inherent aan gedwongen terugkeer is derhalve dat de autoriteiten op de hoogte zijn van de uitzetting.
Daar waar gedwongen terugkeer met inzet van escorts aan de orde is, wordt altijd gestreefd naar een zo beperkt mogelijke inzet en zichtbaarheid van de escorts, maar de veiligheid van de vreemdeling, de andere passagiers en de medewerkers staat steeds voorop.
Nee, ik deel deze mening niet. Het Nederlandse proces bestaat uit een gedegen afweging of iemand recht heeft op asiel en of iemand geen risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling bij terugkeer, inclusief de mogelijkheid tot rechterlijke toetsing. Na een afgewezen asielaanvraag geldt dat het de plicht is van een vreemdeling om zelfstandig Nederland te verlaten. Pas wanneer een vreemdeling daarvan geen gebruik maakt, komt gedwongen vertrek als mogelijkheid aan de orde. De DT&V zet zo veel als mogelijk in op een vorm van vertrek waarbij de vreemdeling zelf Nederland verlaat. Gedwongen vertrek en in het bijzonder een uitzetting met escorte is eerder uitzondering dan regel.
Met het oog op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, ben ik niet vrij individuele feiten en omstandigheden uit een asieldossier in de openbaarheid te brengen. In elke asielprocedure wordt de vertrouwelijkheid van hetgeen door de asielzoeker in de asielprocedure naar voren wordt gebracht ook benadrukt. Ook meer algemeen ben ik van mening dat terughoudendheid op zijn plaats is waar het gaat om het door de overheid naar buiten brengen van feiten en/of oordelen over individuele dossiers. Tegelijk hecht ik sterk aan een goede parlementaire controle en het periodiek afleggen van verantwoording door bewindspersonen en overheidsorganen. Ik ben mij bewust van de spanning die tussen beide uitgangspunten lijkt te kunnen ontstaan. In het interpellatiedebat zet ik graag de relevante beleidskaders en de wijze van toetsing door de IND en onafhankelijke rechtspraak uiteen om op die manier met uw Kamer het gesprek te kunnen voeren.
Nee. Nederland kent een asielinstroom uit Bahrein die in de recente jaren steeds lager is geweest dan 10 personen per jaar. Voor Bahrein geldt dat uit verschillende bronnen blijkt dat de mensenrechtensituatie in de laatste jaren verslechterd is. Dit geldt met name voor kritische geluiden vanuit de oppositie op het bewind, mensenrechtenactivisten en journalisten en de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering. Deze ontwikkelingen worden door de IND betrokken bij de beoordeling van elk individueel asielverzoek. Het merendeel van de inhoudelijke asielbeoordelingen heeft in de achterliggende jaren geleid tot een inwilligend besluit. Daar waar de IND na zorgvuldige beoordeling heeft besloten dat een asielverzoek diende te worden afgewezen, heeft de asielzoeker dat besluit ter toetsing kunnen voorleggen bij de rechter. Daar waar de afwijzing bij de rechter stand houdt is terugkeer aan de orde. Ik heb geen concrete gronden om van dat uitgangspunt af te zien. Het aantal Bahreinse vreemdelingen waarbij terugkeer aan de orde is, is gezien het vorenstaande overigens zeer beperkt.
Voor Sudan geldt dat er geen sprake is van concrete en onderbouwde signalen die reden geven tot het doen van onderzoek of het opschorten van uitzettingen.
Dat heb ik zoveel mogelijk gedaan. Ja. Slechts in een enkel geval waar de vragen in elkaars verlengde lagen en dit de beantwoording ten goede kwam is er voor gekozen deze gezamenlijk te beantwoorden.
Ja.