Ingediend | 6 maart 2019 |
---|---|
Beantwoord | 9 april 2019 (na 34 dagen) |
Indiener | Lilianne Ploumen (PvdA) |
Beantwoord door | Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | verzekeringen ziekten en behandelingen zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z04280.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-2230.html |
Bij een man met semen zonder zaadcellen of zaadcellen van onvoldoende kwaliteit is er sprake van een vruchtbaarheidsprobleem ten gevolge van een aandoening, stoornis of een ziekte. Dat geldt als een medische indicatie in de context van de Zorgverzekeringswet. Dat is niet het geval bij het ontbreken van een mannelijke partner.
Bij een man/vrouw-paar geldt het volgende. In het geval dat de man een medisch vruchtbaarheidsprobleem heeft is sprake van een medische indicatie bij de man. In geval de man verminderd vruchtbaar is, kan soms kunstmatige inseminatie met opgewerkt eigen semen een oplossing bieden, al dan niet intra-uterien. In deze gevallen is sprake van een gezamenlijke behandeling voor het man/vrouw-paar. In geval de man onvruchtbaar is, kan KID bij de vrouw een oplossing bieden. Bij deze vruchtbaarheidsbehandelingen, is daarom (ook of uitsluitend) de vrouw betrokken, waardoor deze (deels) ten laste van de verzekering van de vrouw komt.
Dit is een gevolg van de praktische oplossing die volgt uit een medisch probleem. Bij alleengaande vrouwen of lesbische paren kan de afwezigheid van een mannelijke partner echter niet worden bestempeld als een medisch probleem, waardoor vergoeding op basis van de zorgverzekering niet aan de orde is.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
In de Zorgverzekeringswet is de aanwezigheid van een medische indicatie het uitgangspunt. Aan het hanteren van dit criterium is op geen enkele manier een discriminerend doel verbonden. In de praktijk werkt dit anders uit bij lesbische paren en alleengaande vrouwen, omdat in die gevallen – anders de gevallen waarbij de man een vruchtbaarheidsprobleem heeft – geen sprake is van een medische aanleiding voor een vruchtbaarheidsbehandeling.
Dit onderstreept dat het belangrijk is dat er spoedig – zoals ik heb aangekondigd in mijn brief van 13 maart2 – een besluit wordt genomen over de vraag of (en zo ja, hoe) de overheid een rol heeft in het financieren van vruchtbaarheidsbehandelingen in geval een beroep wordt gedaan op de zorg voor het vervullen van een kinderwens, terwijl een medische noodzaak ontbreekt. Een vergelijkbaar vraagstuk betreft de vergoeding van ivf-draagmoederschap behandelingen voor mannenparen in het kader van de Staatscommissie Herijking Ouderschap. Het voornemen is om uiterlijk rond de zomer een besluit te nemen in deze discussie.
Zie antwoord vraag 5.
Om toe te lichten hoe artikel 14 in dit licht moet worden gelezen is het belangrijk om artikel 14 van de Zorgverzekeringswet in samenhang met artikel 2.1, derde lid, van het Besluit zorgverzekering toe te lichten.
In artikel 14 van de Zorgverzekeringswet is geregeld dat de vraag of een verzekerde behoefte heeft aan een bepaalde vorm van zorg of een bepaalde andere dienst slechts wordt beoordeeld op basis van zorginhoudelijke criteria. Hiermee wordt bedoeld dat vanuit medisch (en bijv. niet vanuit sociaal) perspectief wordt gekeken naar de bovengenoemde individuele risico’s. Uitkomst hiervan kan zijn dat er een medische indicatie is tot behandeling.
Vervolgens heeft een cliënt op grond van artikel 2.1, derde lid, van het Besluit zorgverzekeringen slechts recht op een vorm van zorg «voor zover hij daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen». Of een cliënt redelijkerwijs is aangewezen op een te verzekeren prestatie is een individuele (medische) beoordeling. Dit is pas het geval als het individuele risico dat hij loopt op een ziekte, aandoening of beperking hoger is dan het risico binnen de populatie in het algemeen. Er is dan sprake van een medische indicatie. De Zorgverzekeringswet betreft immers een individuele schadeverzekering.
Concluderend betekent bovenstaande dat er een medische aanleiding (indicatie) nodig is om de behandeling kunstmatige inseminatie met donorzaad vergoed te kunnen krijgen vanuit het verzekerde pakket. Aanpassing van deze artikelen van de Zorgverzekeringswet en de onderliggende wet- en regelgeving vereist daarmee een fundamentele wijziging van het stelsel van ziektekostenverzekeringen, omdat deze wijziging het medisch indicatievereiste zou verbreden.
De vragen van het Kamerlid Ploumen (PvdA) over de vergoeding van kunstmatige inseminatie (2019Z04280) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat ik deze vragen graag in samenhang beantwoord met de andere vragen die over dit onderwerp zijn gesteld. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de kamervragen doen toekomen.