Ingediend | 15 februari 2019 |
---|---|
Beantwoord | 15 maart 2019 (na 28 dagen) |
Indieners | Danai van Weerdenburg (PVV), Raymond de Roon (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
Beantwoord door | Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
Onderwerpen | internationaal internationale samenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z03021.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-1870.html |
Ja.
B’Tselem is een gerenommeerde Israëlische mensenrechtenorganisatie die steun ontvangt uit Israël en daarnaast ook internationaal door verschillende (EU) landen wordt gefinancierd. De Nederlandse bijdrage aan B’Tselem bedroeg in 2018 € 176.000. Deze bijdrage is toegekend op basis van een strategisch werkplan met verschillende activiteiten, dat past binnen de doelstelling van de organisatie om een einde te maken aan de Israëlische bezetting. Dit sluit aan bij de Nederlandse inzet voor de verwezenlijking van de twee-statenoplossing. B’Tselem kon dit bedrag naar eigen inzicht gebruiken, mits de activiteiten aansloten bij het strategische werkplan en de Nederlandse beleidsdoelstellingen.
Verantwoordelijkheid voor de opname van het onderzoek naar het Israëlische Hooggerechtshof in het strategisch werkplan, de uitvoering ervan en rapportage van de bevindingen, ligt bij B’Tselem. Er is geen sprake geweest van inhoudelijke sturing door Nederland. In 2018 bedroeg het totale budget van B’Tselem € 2,3 miljoen. Nederland droeg dus 7,6% van het budget bij. De rest van het geld is afkomstig van andere donoren, VN-organisaties, EU, mensrechtenfondsen, familiefondsen en private donoren.
Nee. De onderzoeksdoelen zijn van tevoren door B’Tselem opgesteld, en de conclusies zijn door B’Tselem getrokken op basis van het uitgevoerde onderzoek. Nederland heeft op geen enkele manier op voorhand, of tijdens de uitvoering van het onderzoek sturing gegeven aan onderzoeksdoelen of conclusies. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Nederland steunt de Independent Commission for Human Rights(ICHR), die als een ombudsman opereert door de mensenrechtensituatie in de Palestijnse gebieden te monitoren. Deze organisatie onderzoekt de mate waarin de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke organen, publieke en private instituties en detentie instellingen mensenrechten respecteren, en publiceert hierover een jaarlijks rapport voor de Palestijnse samenleving en internationale gemeenschap. Bovendien levert ICHR ook input aan de VN over de naleving van mensenrechtenstandaarden door de Palestijnse Autoriteit en Hamas.
Daarnaast ondersteunt Nederland de Palestijnse NGO «Musawa» die een kritische monitoringfunctie vervult ten aanzien van de Palestijnse justitiesector.
Ja, dat is relevante informatie voor de beoordeling van de projectaanvraag. Het is gebruikelijk om de context te beschrijven waarin een organisatie die financiering vraagt diens beoogde activiteiten gaat uitvoeren. Dit kan namelijk van invloed zijn op de uitvoering van het project en de beoogde resultaten, aan de hand waarvan na afloop tevens de effectiviteit van de financiering wordt beoordeeld. In dit geval wordt daarom de huidige politieke context in acht genomen.
Er is hier geen sprake van ongeoorloofde inmenging door Nederland. Het betreft een Israëlische organisatie die op basis van een feitenanalyse tot een eigen conclusie komt over de rol van een belangrijk Israëlisch instituut, het Hooggerechtshof. De Nederlandse steun aan B’Tselem sluit aan bij het Nederlandse beleid gericht op de bevordering van een onafhankelijk maatschappelijk middenveld. Lokale maatschappelijke organisaties vervullen een belangrijke rol in de bevordering van open, vrije en inclusieve samenlevingen. Ruimte voor het maatschappelijk middenveld is een essentieel onderdeel van een goed functionerende democratische rechtstaat. De steun aan B’Tselem is tevens conform de motie Sjoerdsma c.s. over steun aan mensenrechtenorganisaties in Israël d.d. 14/06/2016 (Kamerstuk 23 432, nr. 425).
Het rapport analyseert juridische uitspraken met betrekking tot de sloop van Palestijnse huizen en eigendommen op de Westelijke Jordaanoever. Op grond van het internationaal recht erkennen Nederland en de EU de Israëlische soevereiniteit over de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden niet, en beschouwen zij deze gebieden niet als een onderdeel van het Israëlisch grondgebied.
Het kabinet ziet dit niet als ondermijnen van de onafhankelijke rechtspraak. B’Tselem stelt met redenen omkleed dat het de Israëlische verplichtingen onder internationaal recht anders interpreteert dan het Israëlische Hooggerechtshof. Daarmee maakt het gebruik van de vrijheid van meningsuiting, zoals die ook in Israël geldt.
Zie antwoord vraag 7.