Ingediend | 11 februari 2019 |
---|---|
Beantwoord | 12 maart 2019 (na 29 dagen) |
Indieners | Helma Lodders (VVD), Arne Weverling (VVD) |
Beantwoord door | Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
Onderwerpen | belasting financiën |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z02543.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-1813.html |
Ja, ik heb kennisgenomen van deze advertentie naar aanleiding van de gestelde vragen.
In het artikel waarnaar wordt verwezen, staat vermeld dat dergelijke advertenties vaker voorkomen. In hoeverre dit juist is en hoe vaak dergelijke advertenties voorkomen is mij niet bekend.
De reden voor het doen van kruislingse schenkingen – jij schenkt aan mijn kind onder de voorwaarde dat ik aan jouw kind schenk – is gelegen in het feit dat een ouder een schenking wil doen aan zijn eigen kind voor diens eigen woning, maar dat kind voor die schenking geen beroep meer kan doen op de verhoogde vrijstelling schenkbelasting voor de eigen woning, omdat het kind al eerder een beroep op een verhoogde vrijstelling schenkbelasting heeft gedaan wegens een schenking van dezelfde ouder(s). Via de omweg van kruislings schenken wil men bereiken dat het kind toch een beroep kan doen op die vrijstelling, stellende dat de schenking afkomstig is van een ander. In een dergelijk geval zal het beroep op de vrijstelling niet gehonoreerd worden. Dit standpunt heeft mijn ambtsvoorganger eerder aan de Tweede Kamer aangegeven tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2014 en het Belastingplan 20162. Ik acht het gebruik van kruislingse schenkingen ten einde de verhoogde vrijstelling schenkbelasting voor de eigen woning voor een tweede maal te verkrijgen ongewenst en de toepassing van de vrijstelling in een dergelijk geval in strijd met de letter en geest van de Successiewet 1956.
Sinds 2017 mag iedereen tussen 18 en 40 jaar van een familielid of van een derde eenmalig een schenking van maximaal € 102.010 (bedrag 2019) vrij van schenkbelasting ontvangen, mits deze tijdig wordt aangewend voor de eigen woning. Op deze verhoogde vrijstelling schenkbelasting voor de eigen woning kan een beroep worden gedaan als het geschonken bedrag uiterlijk voor het einde van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar van de schenking wordt benut voor verwerving van een eigen woning, aflossing van de eigenwoningschuld, verbetering of onderhoud van de eigen woning, eigen woning in aanbouw of aflossing van de restschuld. Zoals in de memorie van toelichting van het Belastingplan 2016 is vermeld, is voor het jaar 2020 een evaluatie voorzien waarin ook zal worden gekeken naar wie gebruik maakt van de regeling (ouder-kindrelaties; overige familieleden en derden) en tot welke bedragen; dit ook om vast te kunnen stellen of gebruikgemaakt wordt van ongewenste constructies.
Bij de invoering van de tijdelijke verruiming van de vrijstelling schenkbelasting voor de eigen woning van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2014 bestond reeds aandacht voor het mogelijk ontstaan van fiscale constructies om daarmee de vrijstelling meer dan één keer toe te passen. Zoals in de parlementaire stukken is aangegeven, zal de Belastingdienst bij constatering van kruislingse schenkingen de schenkingen beschouwen als schenkingen van de ouder(s) aan het eigen kind met als consequentie dat er schenkbelasting bij het kind wordt geheven, indien het kind reeds eerder een beroep heeft gedaan op een verhoogde vrijstelling schenkbelasting wegens een schenking van dezelfde ouder(s).
Juridisch is er bij deze constructie sprake van een samenstel van rechtshandelingen. De ouder van het ene kind heeft een overeenkomst gesloten met de ouder van het andere kind. Door de overeenkomst verarmt de ouder en verrijkt het (eigen) kind. Het blijft dus een schenking van de ouder aan het eigen kind. In die verhouding kan niet meer dan eenmaal de vrijstelling worden toegepast. Ook als er wordt verkregen door middel van een derdenbeding is de verkrijging belast. De ene ouder heeft immers de verkrijging van de andere ouder bedongen ten behoeve van het eigen kind. Tot slot: in de Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting zijn nadere voorwaarden gesteld voor de toepassing van de verhoogde vrijstelling voor een schenking ten behoeve van de eigen woning. Een van deze voorwaarden is dat de schenking onvoorwaardelijk wordt gedaan. Op het moment dat de ene ouder met de andere ouder overeenkomt dat hij diens kind een schenking doet onder voorwaarde dat deze ouder ook zijn kind een schenking doet, is deze niet onvoorwaardelijk en is de schenkvrijstelling ook om die reden niet van toepassing.
Zie antwoord vraag 3.
De beoordeling van de aangiften 2017 waarin een beroep op deze vrijstelling wordt gedaan, is nog niet ter hand genomen. Voor deze aangiften zijn voorlopige aanslagen opgelegd, maar er heeft nog geen inhoudelijke beoordeling plaatsgevonden. Voor deze vrijstelling geldt namelijk een bestedingstermijn die eindigt op 31 december 2019, en in verband daarmee is de termijn voor het opleggen van een aanslag met twee jaar verlengd (art. 33a, derde lid, Successiewet 1956). Daarmee is tot en met 2021 voldoende tijd om passend toezicht op de toepassing van de vrijstelling uit te oefenen. Overeenkomstig hetgeen in de parlementaire behandeling aan de orde is gekomen wordt de onjuiste toepassing van de vrijstelling, waaronder de kruislingse schenkingsconstructie, met gepaste handhaving bestreden. De Belastingdienst is in staat om belastingplichtigen die meerdere schenkingen hebben ontvangen en een beroep op de verhoogde vrijstelling schenkbelasting doen te detecteren. Daarnaast kan op basis van risicoselectie de besteding van het geschonken bedrag worden gecontroleerd.
De Belastingdienst houdt toezicht op allerlei aspecten in de aangiften waarbij het aangiftegedrag tot een lager bedrag van verschuldigde belasting leidt, dan daadwerkelijk verschuldigd is. De inzet van nieuwe detectietechnieken is daarbij zeer behulpzaam. Hiermee is ook capaciteit vrijgespeeld voor inzet van vakinhoudelijke specialisten in het toezicht.
De Belastingdienst is alert op constructies die in strijd zijn met bestaande wet- en regelgeving. Dat dergelijke constructies op grote schaal worden toegepast, is mij niet bekend.
Of notarissen actief aan kruislingse schenkingen met oog op toepassing van de verhoogde vrijstelling schenkbelasting meewerken is zowel bij mij als de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) niet bekend. Notarissen dienen zich te houden aan de Nederlandse wet- en regelgeving, in het bijzonder de Wet op het notarisambt (Wna), en zijn onderworpen aan overheidstoezicht en overheidstuchtrecht. Of het door de notaris meewerken aan een kruislingse schenkingen meebrengt dat een notaris in strijd handelt met de tuchtnorm van artikel 93 Wna is aan de tuchtrechter.
Op grond van artikel 21, eerste lid, Wna zijn notarissen in beginsel verplicht om opgedragen werkzaamheden uit te voeren (zogenaamde «ministerieplicht»). In de gevallen vermeld in artikel 21, tweede lid, Wna moet de notaris dienst weigeren. Of een van deze gevallen hier aan de orde is, kan alleen de notariële tuchtrechter beoordelen. Een notaris die aan een kruislingse eigenwoningschenking zijn medewerking verleent, zal op grond van de artikelen 17 en 43 Wna in ieder geval de betrokken cliënten erop moeten wijzen dat de verhoogde vrijstelling voor een schenking ten behoeve van de eigen woning hierop niet van toepassing is.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt duidelijk dat de wetgever de eenmalig verhoogde vrijstelling schenkbelasting voor de eigen woning niet heeft bedoeld voor kruislingse eigenwoningschenkingen. De KNB heeft laten weten dat het bestuur van de KNB hierin, mede uit het oogpunt van rechtszekerheid, voldoende grond ziet om hieraan als notaris geen medewerking te verlenen en wijst haar leden erop dat de Belastingdienst heeft laten weten dergelijke constructies te bestrijden.
Nee. De vrijstelling schenkbelasting voor de eigen woning beoogt onder meer een bijdrage te leveren aan de reductie van de eigenwoningschulden. Bij het wijzigen van de vrijstelling schenkbelasting voor de eigen woning per 1 januari 2017 is bewust gekozen voor een ruimere toepassing dan alleen in de ouder-kindrelatie. Hierbij hebben verschillende overwegingen een rol gespeeld. Niet elke ouder is namelijk financieel in staat om zijn kind, dat een eigen woning heeft of een eigen woning wenst aan te schaffen, met een schenking te helpen. Er zijn ook alleenstaanden of paren zonder kinderen die een ander (familielid) willen helpen met de aanschaf van een eigen woning en daarom een schenking met dat doel willen doen.
Zoals in de beantwoording aan de orde is gekomen, leidt de gekozen constructie niet tot een schenking waarop de vrijstelling schenkbelasting voor de eigen woning kan worden toegepast indien deze al eerder is toegepast op een schenking van dezelfde schenker aan dezelfde begunstigde. De Belastingdienst is alert op situaties waarin – ten onrechte – meermaals een beroep op de schenkvrijstelling wordt gedaan en zal onjuiste toepassing van deze vrijstelling schenkbelasting corrigeren.