Ingediend | 19 december 2018 |
---|---|
Beantwoord | 24 januari 2019 (na 36 dagen) |
Indiener | Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
Beantwoord door | Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | energie natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z24279.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-1280.html |
Ja.
Het maximale gebruiksonafhankelijke tarief op basis van de gasreferentie is gelijk aan het gemiddelde jaarlijkse vastrecht voor aardgas plus het verschil in gebruikskosten tussen aardgas en warmte, waarbij dit verschil onder meer wordt bepaald door de kosten van een cv-ketel minus de kosten van een afleverset (= warmtewisselaar). De in deze berekening gehanteerde kosten voor de cv-ketel zijn niet gebaseerd op relatief dure cv-ketels, maar op het gemiddelde van de door Nederlandse huishoudens gebruikte cv-ketels. De prijs is vastgesteld door een onafhankelijk adviesbureau op basis van kostenkengetallen voor de onderdelen van deze gemiddelde cv-ketel. Bij aanpassing van de Warmteregeling eind 2015 is deze prijs nog naar beneden bijgesteld in verband met de lagere kosten bij vervanging van een cv-ketel. De gehanteerde prijs wordt verder jaarlijks gecorrigeerd met het inflatiepercentage (de consumentenprijsindex).
Ja. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 is bij de berekening uitgegaan van het gemiddelde van de gebruikte cv-ketels.
Nee dat klopt niet. Er wordt uitgegaan van de gemiddelde kosten van een zogenaamd full-service onderhoudscontract. Er zijn wel goedkopere onderhoudscontracten, maar die dekken niet alle onderhoudskosten bij storingen. Als er van een goedkoper onderhoudscontract uitgegaan zou worden, dan zou bij de berekening van het tarief ook gerekend moeten worden met de additionele onderhoudskosten die dan tijdens de levensduur van een cv-ketel voor rekening van de verbruiker komen.
Ja. Sinds de inwerkingtreding van de huidige Warmtewet wordt het maximale verbruiksafhankelijke tarief gebaseerd op de gemiddelde kosten van de drie grootste leveranciers van aardgas in Nederland. Hiervoor is gekozen, omdat deze drie leveranciers het grootste deel van de Nederlandse markt bestrijken. Met de inwerkingtreding van het voorstel tot wijziging van het Warmtebesluit, die is voorzien met ingang van het nieuwe tariefjaar (1 januari 2020) zal worden uitgegaan van de 10 grootste leveranciers, waarmee een nog representatiever beeld zal worden verkregen.
Nee, de in de berekening van het maximum gebruiksonafhankelijke tarief gehanteerde kosten voor de afleverset worden op dezelfde wijze bepaald als de kosten van de cv-ketel. Ook voor de afleverset geldt dus dat de prijs in 2015 is bepaald door een onafhankelijk adviesbureau op basis van kostenkengetallen voor de onderdelen van de meest toegepaste afleverset.
Zie het antwoord op vraag 6.
Nu wordt al uitgegaan van het gemiddelde van de drie grootste leveranciers van aardgas. Met inwerkingtreding van het voorstel tot wijziging van het Warmtebesluit zal worden uitgegaan van het gemiddelde van de 10 grootste leveranciers.
Ja, het tarief wordt jaarlijks door de ACM vastgesteld. Voor de berekening van het maximale verbruiksonafhankelijke tarief wordt daarbij onder meer uitgegaan van de parameters voor de kosten van de meest toegepaste cv-ketel en afleverset zoals deze in 2015 op basis van het in het antwoord op vraag 2 genoemde onderzoek zijn vastgesteld en jaarlijks worden gecorrigeerd met het inflatiepercentage.
In het onlangs bij de Kamer voorgehangen voorstel tot wijziging van het Warmtebesluit is bepaald dat de ACM de genoemde parameters vanaf het moment van inwerkingtreding (naar verwachting per 1 januari 2020) zal gaan vaststellen en dat deze dus niet meer gebaseerd zullen worden op het genoemde onderzoek.
Met het oog hierop is er, mede om verwarring te voorkomen, voor gekozen om geen nieuw onderzoek uit te voeren en het onderzoek uit 2015 nog als basis te handhaven voor de huidige parameters. Voor een toelichting op het meest recente tariefbesluit van de ACM verwijs ik naar https://www.acm.nl/nl/publicaties/besluit-maximumprijs-levering-warmte-2019
Bij de levering van warmte aan kleinverbruikers is de huidige praktijk dat er geen concurrentie tussen leveranciers op één warmtenet plaats vindt. Het warmtebedrijf beheert het warmtenet en voorziet in de levering aan de eindgebruikers. Om de gebonden kleinverbruiker te beschermen voorziet de Warmtewet in het reguleren van het maximum tarief voor warmte. De huidige Warmtewet bevat geen bepalingen ten aanzien van de toegang van meerdere leveranciers tot een warmtenet.
Op dit moment wordt naar aanleiding van de motie van de leden Yesilgöz-Zegerius en Jetten (Kamerstuk 34 723, nr. 13) in het kader van de voorbereiding van de volgende wijziging van de Warmtewet (Warmtewet 2.0) onderzoek uitgevoerd door onderzoeksbureau SEO naar de mogelijkheden om de levering en netbeheer te splitsen en de voor- en nadelen die dat met zich mee zou brengen. Zodra dit onderzoek is afgerond, zal ik de Kamer daarover informeren.
Zie antwoord vraag 10.
Ik heb geen overzicht van de tarieven van alle warmteleveranciers in Nederland. Voor wat betreft 11 grotere leveranciers2 hadden zes bedrijven in 2018 een gebruiksonafhankelijk tarief dat lager lag dan het maximum en hadden vier bedrijven een gebruiksafhankelijk tarief dat lager lag dan het maximum. Daarbij hadden twee van de laatstgenoemde vier bedrijven tevens een gebruiksonafhankelijk tarief dat lager lag dan het maximum.
Ik heb geen overzicht van de tarieven van alle warmteleveranciers in 2017. Van de 11 bij het antwoord op vraag 12 genoemde grotere leveranciers waren de laagste warmtekosten (vastrecht + variabel) op basis van een gemiddeld verbruik van 35 GJ per jaar in 2018 € 982,92. Dit is € 168,35 lager dan wat bij dit verbruik maximaal in rekening had mogen worden gebracht.