Ingediend | 10 oktober 2018 |
---|---|
Beantwoord | 25 oktober 2018 (na 15 dagen) |
Indiener | Tunahan Kuzu (DENK) |
Beantwoord door | Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | internationaal internationale samenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z18054.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-415.html |
Ja.
Het kabinet is bezorgd dat er bij het Israëlisch optreden nog altijd doden en gewonden vallen, maar ook dat de aanhoudende protesten bij Gaza in toenemende mate gewelddadig verlopen. Het kabinet blijft bij Israël aandringen op terughoudendheid en ervoor te zorgen dat het optreden voldoet aan de eisen van het internationaal recht, waaronder proportionaliteit en noodzakelijkheid. Tegelijk roept het kabinet de Palestijnse autoriteiten en organisatoren op om het vreedzame karakter van demonstraties te waarborgen en te voorkomen dat minderjarigen in gevaarlijke situaties terecht komen.
Israël betoogt dat er sprake is van een gewelddadig conflict waarbij demonstranten geweld gebruiken, waardoor het leger om de openbare orde en veiligheid te handhaven in sommige gevallen gericht met scherp moet schieten. Op basis van het bezettingsrecht, dat onderdeel uitmaakt van het humanitair oorlogsrecht, is Israël als bezettende mogendheid verplicht de openbare orde en het openbare leven in het bezette gebied zo veel als mogelijk te herstellen en te verzekeren. Dit sluit de mogelijkheid van geweldgebruik niet uit, mits voldaan wordt aan de voorwaarden van noodzakelijkheid en proportionaliteit. Voor het gebruik van scherpe munitie, zijn de eisen vastgelegd in de VN Basic Principles on the Use of Force and Firearms by Law Enforcement Officials relevant. Het is aan Israël om aan te tonen dat zijn handelen in overeenstemming is met deze voorwaarden en het gebruik van scherpe munitie als het laatste redmiddel geoorloofd was.
Zie antwoord vraag 3.
Nee. Het Israëlisch onderzoek naar de gebeurtenissen is nog niet afgerond. Ook de door de VN ingestelde Commission of Inquiryheeft zijn werk nog niet afgerond.
Nederland levert geen hulpgoederen aan het Israëlische leger. Ten aanzien van de export van militaire goederen geldt dat elke aanvraag case-by-case wordt getoetst aan de 8 criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake Wapenexport (944/2008/GBVB). Op basis hiervan wordt een vergunningaanvraag onder meer afgewezen wanneer er een duidelijk risico bestaat dat de goederen worden ingezet voor ernstige mensenrechtenschendingen of ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht.
Het Nederlandse exportcontrolebeleid berust op een risico-inschatting vóórafgaand aan de export. Ten principale kan niet worden uitgesloten dat goederen – ondanks de kritische toetsing vooraf – alsnog worden gebruikt bij ernstige schendingen. Mocht uit informatie achteraf blijken dat een dergelijk gebruik toch het geval is, zal een mogelijke soortgelijke toekomstige aanvraag uiteraard worden afgewezen.
Nederland en de EU hebben meermaals de zorgen uitgesproken over het hoge aantal slachtoffers. Het hoge aantal, en het feit dat er onder de slachtoffers hulpverleners, journalisten en minderjarigen zijn roept vragen op
of het Israëlische optreden altijd proportioneel is geweest. Tegelijk is er ook in toenemende mate sprake van gewelddadigheden door demonstranten.
Zie antwoord op vragen 1, 3 en 4.
Het kabinet heeft geen aanwijzingen dat Israël een beleid zou voeren om een dergelijk onderscheid niet te maken.
Zie antwoord op vragen 1, 2 en 7. Het kabinet hecht eraan op te merken dat de protesten zich afspelen tegen de achtergrond van de crisis in Gaza. Het kabinet verwelkomt de inzet van Egypte om Fatah en Hamas te bewegen tot verzoening om zo een terugkeer van de Palestijnse Autoriteit als legitiem gezag in Gaza mogelijk te maken. Tevens steunt het kabinet de inzet van Egypte en de VN om overeenstemming te bereiken met alle partijen over stabiliteit en verbetering van de humanitaire en economische situatie in Gaza.
Zie antwoord vraag 10.
Het is in eerste instantie aan partijen zelf om gedegen en onafhankelijk onderzoek te doen. Daar dringt Nederland ook op aan. Zie tevens de Kamerbrief d.d. 16 mei jl. (Kamerstuk 23 432, nr. 449). De VN Mensenrechtenraad heeft reeds een Commission of inquiryingesteld naar de gebeurtenissen bij Gaza. Het kabinet had overigens graag gezien dat het mandaat niet alleen gericht was op het Israëlisch handelen, maar ook op wat het handelen aan Palestijnse zijde, inclusief Hamas.
De zorgen over de gebeurtenissen worden in reguliere gesprekken met vertegenwoordigers van Israël, zowel in Israël als hier in Nederland aan de orde gesteld. Dat heb ik zelf ook gedaan in mijn kennismakingsgesprek met de Israëlische ambassadeur. Dit wordt ook gedaan met vertegenwoordigers van de Palestijnse Autoriteit.