Ingediend | 9 augustus 2018 |
---|---|
Beantwoord | 3 september 2018 (na 25 dagen) |
Indiener | Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | gezondheidsrisico's zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z14580.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-3043.html |
Ja. Uit de berichten wordt niet altijd duidelijk of onvoldoende zwemvaardigheid de oorzaak van de verdrinking is.
Met mijn brief van 17 april 2018, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1836 heb ik uw Kamer geantwoord op vragen van het lid Westerveld over zwemvaardigheden.
In dat antwoord heb ik nogmaals mijn steun aan het plan van de Nationale Raad Zwemveiligheid, om in 2020 te komen tot een nationaal plan van aanpak NL Zwemveilig en zwemvaardig, uitgesproken en toegelicht.
Ik vertrouw erop dat dit plan voldoende in gaat op de diverse aspecten die u hiervoor noemt. Zo zal dit najaar het project NL Zwemveilig, dat de Raad coördineert, inzicht bieden in de zwemvaardigheid van leerlingen van basisscholen in de jaren nadat ze hun zwemdiploma’s behaalden. Zwemveiligheid in open water is daarbij één van de speerpunten van dat project.
Uit een publicatie van het CBS op 16 augustus 2018 blijkt dat het aantal verdrinkingen in Nederland met 86 in 2017 gelijk is aan dat in 2016.
Het aantal verdrinkingen ligt de laatste 10 jaar rond de 80 waarvan gemiddeld 9 kinderen. Daarbij valt op dat het aantal verdrinkingen onder mensen met een niet-westerse migratieachtergrond verhoudingsgewijs drie keer hoger ligt dan bij mensen met een Nederlandse achtergrond. Onder jongeren uit deze doelgroep in de leeftijd tussen de 10 en 20 jaar is dat zes keer hoger.
Tegelijkertijd blijkt ook uit de CBS cijfers dat voor de gehele groep mensen met niet-westerse migratieachtergrond het aantal verdrinkingen verhoudingsgewijs daalt. In de periode 1996 tot en met 2002 verdronken nog 1,5 op de 100.000 inwoners van deze groep. In de periode 2010 tot en met 2016 was dat 33 procent minder, namelijk 1 op de 100.000 inwoners.
Ik zal richting de Nationale Raad Zwemveiligheid nogmaals benadrukken dat ze in hun plan aandacht besteden aan de voorgenoemde verschillen op grond van migratieachtergrond. Overigens is de Raad juist voor jongeren uit deze groep, samen met een aantal partners, begin juli 2018 met een mini-vlog campagne gestart om hen op de risico’s te wijzen.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Ja. Zie verder mijn antwoord onder 5.
Toezichthouden op zwemwater is geregeld in de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Whvbz) en onderliggend besluit (Bhvbz). De eigenaar van een badinrichting of van een zwemlocatie in oppervlaktewater dient ervoor te zorgen dat er gedurende de openstelling voldoende toezicht wordt uitgeoefend. Toezicht is niet verplicht bij peuterbaden en bij zwemlocaties in oppervlaktewater waar geen sprake is van bedrijfsmatige exploitatie.
De provincies zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving.