Ingediend | 11 juli 2018 |
---|---|
Beantwoord | 28 augustus 2018 (na 48 dagen) |
Indieners | Cem Laçin , Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
Onderwerpen | arbeidsomstandigheden economie markttoezicht werk |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z13955.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-2999.html |
Ik vind het belangrijk dat iedereen – dus ook vrachtwagenchauffeurs – onder gezonde en veilige omstandigheden werkt met het principe van gelijk werk op dezelfde plaats met gelijk loon als uitgangpunt.
Nee, ik ben niet van mening dat Nederland «de parkeerplaats van Europa» is geworden en dat er te weinig wordt gehandhaafd op de 45 uur weekendrust. Wel is er in bepaalde regio’s meer vraag naar parkeerplaatsen dan daadwerkelijk wordt aangeboden.
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW) werken nauw samen bij het toezicht op de naleving van de arbeidswetgeving, zoals de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (wml), de Arbeidstijdenwet (Atw) en de Arbeidsomstandighedenwet. Het gezamenlijke doel van de Inspectie SZW en de ILT is bij te dragen aan een eerlijke concurrentie binnen de transport- en logistieksector en aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden voor werknemers. Daarbij worden onderbetaling, te lange arbeidstijden, illegale tewerkstelling en schijnconstructies aangepakt en arbeidsuitbuiting tegengegaan. Met betrekking tot de handhaving van het verbod op het verblijf van de normale wekelijkse rust in het voertuig – de 45 uur weekendrust – verwijs ik naar mijn brieven aan uw Kamer van 24 mei 2018 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 705) en 12 juli 2018 (Kamerstuk 29 398, nr. 606). Zoals eerder aan uw Kamer gemeld handhaaft de ILT vooral op parkeerplaatsen waar de meeste overlast is. Op deze manier wordt de beschikbare capaciteit zo effectief mogelijk ingezet om ervoor te zorgen dat transportondernemingen en vrachtwagenchauffeurs geen overtredingen begaan en als dat wel gebeurt deze te beboeten.
Zie antwoord vraag 2.
De motie van het lid Jasper van Dijk c.s. verzoekt de regering op alle relevante plaatsen structureel te handhaven op de normale wekelijkse rust in het voertuig (weekendrust). De ILT heeft met betrekking tot het handhaven van de rij- en rusttijden een structurele taak. Hieronder valt ook het handhaven van het verbod van het verblijf van de normale wekelijkse rust in het voertuig, de zogenoemde 45 uur weekendrust. Zoals aan uw Kamer op 24 mei 2018 gemeld (Kamerstuk 21 501-33, nr. 705) handhaaft de ILT risicogericht en op parkeerplaatsen waar de meeste overlast is. De ILT voert gerichte reguliere inspecties op de weekendrust uit. De motie Jasper van Dijk c.s. wordt op deze manier correct uitgevoerd.
Vanaf februari 2018 heeft de ILT in totaal 490 chauffeurs gecontroleerd en 119 boeterapporten opgesteld, omdat chauffeurs hun verplichte normale wekelijkse rust in de vrachtauto hebben doorgebracht.
Ik acht het niet opportuun om het huidige boetebeleid te wijzigen. Het toezicht op de naleving van rij- en rusttijden door de ILT vindt plaats tijdens wegcontroles (objectinspecties) en bedrijfscontroles (administratie inspecties). Bij een overtreding legt de ILT een boete op. Een belangrijk uitgangspunt van het boetebeleid is dat een sanctie een afweging moet zijn tussen de ernst van de overtreding (proportionaliteit) en de mate van afschrikking (doeltreffendheid) ervan.
Met name langs de goederencorridors overtreft de vraag naar parkeerplaatsen voor de lange rust op het onderliggend wegennet het aanbod. Hoewel de verzorgingsplaatsen langs het hoofdwegennet niet bedoeld zijn voor lange rustperiodes, worden deze wel hiervoor gebruikt en is er sprake van overbezetting. Om de verzorgingsplaatsen te ontlasten zijn er alternatieven, in de vorm van beveiligde truckparkings, nodig.
Zoals in mijn brief aan uw Kamer (Kamerstuk 29 398, nr. 606) van 12 juli 2018 gemeld zet ik mij samen met de regionale partners en bedrijfsleven in voor uitbreiding van het aantal beveiligde vrachtwagenparkeerplaatsen op het onderliggend wegennet. Daarbij wordt ook gekeken naar beschikbare Rijksterreinen.
Voor wat betreft de openbare orde en veiligheid op de parkeerplaatsen langs de snelwegen zijn in eerste instantie de gemeente en politie verantwoordelijk om hier op toe te zien.
Of er recht is op het Nederlandse minimumloon hangt af van verschillende factoren. Op basis van deze informatie kan ik niet beoordelen wat de feiten en omstandigheden zijn. Het huidige kabinet zet zich in voor het principe dat gelijk werk op dezelfde plaats beloond wordt met gelijk loon. Dat geldt in den brede, maar ook in de transportsector. Uitgangspunt bij mijn inzet bij de voorstellen van het 1e Mobiliteitspakket is het streven naar een internationaal gelijk speelveld voor bedrijven en werknemers om te voorkomen dat op arbeidsvoorwaarden wordt geconcurreerd tussen werknemers uit verschillende EU-lidstaten.
In verordening 561/2006 staat rust gedefinieerd als «iedere ononderbroken periode waarin een bestuurder vrijelijk over zijn tijd kan beschikken». De manier waarop de chauffeur deze tijd invult, is aan hem- of haarzelf.
Ik vind het van belang dat chauffeurs op een goede manier hun weekendrust kunnen genieten. Een verblijf in een hotel met voldoende voorzieningen kan een optie zijn.
De omstandigheden die worden omschreven voldoen naar onze mening niet aan het normale beeld van een hotel. Echter, «hotel» is geen wettelijk beschermd begrip.
Het huisvesten van mensen in genoemde omstandigheden acht ik niet wenselijk. Het bouwwerk dient uiteraard te voldoen aan de eisen in het Bouwbesluit. Deze eisen zijn afhankelijk van de functie van het gebouw. Bouw- en woningtoezicht van de gemeente is de aangewezen partij om hierop te controleren. Er gelden dus andere eisen voor hotels (logies-functie) en woningen.
Zie antwoord vraag 11.
Zoals eerder gecommuniceerd aan uw Kamer (Kamerstuk 34 734, nr. 4–8, Kamerstuk 21 501-33, nr. 705) sta ik positief tegenover het voorstel van de Commissie voor wijziging van de Verordening over toegang tot het beroep om betere aanpak van postbusbedrijven in Europa mogelijk te maken. Bij de voorgestelde wijziging van de Richtlijn over rij- en rusttijden blijft mijn uitgangspunt dat, mede met het oog op de verkeersveiligheid, hier slechts beperkt tot verdere flexibilisering kan worden overgegaan.
Ten aanzien van de voorgestelde toepassing van de detacheringsrichtlijn op het wegvervoer is mijn inzet, overeenkomstig de kabinetsinzet zoals beschreven in antwoord 7, dat de door de Commissie voorgestelde uitzondering op de toepassing van de detacheringsrichtlijn bij internationaal wegvervoer beperkt moet zijn. Bij cabotagevervoer zou geen sprake mogen zijn van uitzonderingen op de toepassing van de detacheringsrichtlijn.