Ingediend | 11 juni 2018 |
---|---|
Beantwoord | 6 juli 2018 (na 25 dagen) |
Indiener | Jessica van Eijs (D66) |
Beantwoord door | Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
Onderwerpen | lucht natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z10992.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-2681.html |
Ja. Het feit dat dieselvoertuigen op de weg meer uitstoten dan tijdens de officiële testprocedure in het laboratorium is helaas niet nieuw. Over deze thematiek is afgelopen jaren regelmatig met uw Kamer van gedachten gewisseld om dit ongewenste verschijnsel daadkrachtig aan te pakken. Mede door de inzet vanuit Nederland heeft dit geresulteerd in een nieuwe Europese testprocedure, waarbij voertuigen ook op de weg worden gemeten. Het gaat daarbij om de zogenaamde Real Driving Emissions (RDE) testprocedure. Hiermee wordt een definitief einde gemaakt aan het grote verschil in emissies van schadelijke stoffen tussen test en praktijk. Deze verbetering komt nog niet tot uitdrukking in de onderzoeken die ICCT heeft uitgevoerd, omdat daarbij oudere voertuigen zijn gemeten die nog niet aan de nieuwe testprocedure hoeven te voldoen.
Nee. De uitgevoerde testen zijn geen officiële typegoedkeuringstesten en derhalve kunnen op basis hiervan geen uitspraken worden gedaan of de voertuigen wel of niet voldoen aan de Europese emissielimieten. De overschrijdingen die gevonden werden zijn overigens vergelijkbaar met de resultaten uit het TNO rapport van 20162 dat u als bijlage bij de vierde overzichtsbrief dieselfraude heeft ontvangen.
De Europese typekeuringsinstanties beoordelen de Euro-6 voertuigen op basis van de Europese toelatingseisen. Alleen wanneer voertuigen voldoen aan de eisen worden ze toegelaten. Vanaf september 2014 gelden de Euro-6 eisen. Sindsdien zijn de eisen verder aangescherpt en gelden vanaf september 2017 de Euro 6d-TEMP eisen, waarbij ten behoeve van de toelating ook auto’s op de weg worden gemeten.
Het ICCT-rapport levert geen nieuwe inzichten en bevestigt het beeld dat de oudere types Euro 6 diesel voertuigen in de praktijk meer stikstofoxiden (NOx) uitstoten dan onder laboratoriumomstandigheden. Zoals onder antwoord 2 aangegeven bevat het rapport geen indicaties dat niet aan de normen wordt voldaan. Er is dus geen aanleiding om stappen te ondernemen.
In zijn algemeenheid geldt dat indien een voertuig niet voldoet aan de wettelijke eisen de typegoedkeurende autoriteit bevoegd is om de typegoedkeuring in te trekken en/of de betreffende fabrikant te verplichten het voertuig alsnog aan de wettelijke eisen te laten voldoen via een terugroepactie.
De meetresultaten uit 2016 zijn door TNO verwerkt in de emissiefactoren 2017 welke gebruikt worden in de luchtkwaliteitsmodellen. Omdat in Nederland gerekend wordt met emissiefactoren gebaseerd op praktijkmetingen geeft het nieuwe onderzoek van de ICCT geen aanleiding om de prognoses voor luchtkwaliteit bij te stellen.
Het is fabrikanten wettelijk toegestaan om uitstootbeperkende systemen, tijdelijk en onder voorwaarden, uit te schakelen om de motor te beschermen tegen schade. De typegoedkeurende autoriteit van de betreffende fabrikant beoordeelt of het uitschakelen voldoet aan de wettelijke bepalingen. Ik heb geen reden om te twijfelen aan de bevindingen van de RDW.
Ik deel uw opvatting dat het onwenselijk is dat fabrikanten emissiebeperkende voorzieningen uitschakelen. Slechts bij hoge uitzondering onder extreme rij-omstandigheden zouden zij daar in mijn optiek gebruik van mogen maken. Daarom zijn, mede op verzoek van Nederland, in de meest recente Europese wetgeving richtsnoeren opgenomen over het al dan niet toestaan van deze uitschakeling verder te verduidelijken.
Ja, deze wens deel ik. Zoals ik in eerdere antwoorden heb aangegeven wordt de test in het laboratorium aangevuld door een test op de weg. De Real Driving Emissions (RDE)-wetgeving is nagenoeg gereed. Ik verwacht dat het vierde en laatste pakket in januari 2019 in werking zal treden. Het testen op de weg dient plaats te vinden binnen strenge grenzen, de zogenoemde boundaries4. Binnen deze grenzen dienen de uitstootbeperkende systemen te worden toegepast om aan de eisen te voldoen. Verder zijn, zoals ik in antwoord 8 heb aangegeven, in de meest recente Europese wetgeving de richtsnoeren over het al dan niet toestaan van deze uitschakeling verder verduidelijkt. Mijn streven is erop gericht om ook buiten de boundaries de emissiebeperkende maatregelen zoveel mogelijk toe te passen.
In de ogen van de Europese autobrancheorganisatie ACEA is studie misleidend, omdat de onderzoeksmethode niet overeenkomt met de wijze waarop de uitstoot op de weg gemeten moet worden. Ik kan deze kritiek wel plaatsen en grotendeels onderschrijven. Voor de test maakt ICCT namelijk geen gebruik van mobiele meetapparatuur maar van zogenaamde remote emission sensing, waarbij gebruik wordt gemaakt van sensoren naast de weg. Een dergelijke testmethode kan alleen op bepaalde wegen onder gunstige testomstandigheden worden toegepast. Ze geeft slechts een momentopname per voertuigpassage voor specifieke verkeerssituaties. Er zijn duizenden passages nodig om hiermee met een zekere betrouwbaarheid iets te kunnen zeggen over de gemiddelde emissies van een voertuigmodel. Daarnaast werkt het onder de aanname dat de verhouding van de NOx-emissies met de CO2-uitstoot onder alle rij-omstandigheden gelijk is. Voor moderne voertuigtechnologieën is deze aanname niet algemeen geldig. Deze meetmethode kan niet onder alle omstandigheden (zoals bij slecht weer of in de file) worden ingezet. Dat geeft al aan dat er beperkingen zijn aan de resultaten, zodat deze zeker niet overeenkomt met de vereisten van dekking van verkeersituaties zoals in de RDE-wetgeving vereist. Ook is bij passages moeilijk te achterhalen of het voertuig in goede staat is, of ongeoorloofd aangepast. De resultaten zijn daarom slechts indicatief voor de prestaties en hieraan kunnen geen harde conclusies worden verbonden.