Ingediend | 31 mei 2018 |
---|---|
Beantwoord | 30 augustus 2018 (na 91 dagen) |
Indiener | Renske Leijten |
Beantwoord door | Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | migratie en integratie organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z10178.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-3026.html |
Op grond van internationaal recht, en met in achtneming van de daarin gegeven beperkingen, bepaalt elke Staat ingevolge zijn eigen wetgeving wie zijn onderdanen zijn. Deze wetgeving wordt door andere Staten geaccepteerd voor zover zij overeenstemt met internationaal recht. Het is aan het desbetreffende land om vast te stellen of aan de nationale (wettelijke) voorwaarden voor verstrekking van een paspoort is voldaan en om te voorkomen dat daardoor mogelijkerwijs criminelen worden gefaciliteerd.
Iedere lidstaat is bevoegd om eigen regels met betrekking tot het verkrijgen van de nationaliteit op te stellen. Wanneer die regels voorwaarden met betrekking tot investeringen bevatten, zijn dit reguliere voorwaarden waaraan moet worden voldaan voordat de desbetreffende (tweede) nationaliteit kan worden verkregen.
Voor zover mij bekend gelden die regels voor iedere burger in gelijke mate.
Nee, van een volledige ondermijning van de waarde van het burgerschap in een lidstaat zou sprake zijn wanneer een nationaliteit zonder enige voorwaarde wordt weggegeven.
Ja, er zijn geen nieuwe ontwikkelingen die wijziging van dit standpunt nodig maken.
Vanwege het vrij verkeer van personen kunnen derdelanders met een verblijfsvergunning van de ene lidstaat binnen het Schengengebied maximaal 90 dagen binnen 180 dagen in een andere Schengen-lidstaat verblijven. EU-burgers hebben het recht om zich in alle lidstaten te vestigen.
Met betrekking tot het aspect van transparantie geldt dat het aan de afzonderlijke lidstaten is om zelf te bepalen of openheid wordt betracht omtrent persoonlijke informatie van investeerders die via specifieke programma’s onderdaan van de desbetreffende Staat zijn geworden. Lidstaten zullen hierbij een afweging moeten maken tussen transparantie en de privacy van hun onderdanen.
Het is aan de desbetreffende lidstaten om alert te zijn op het risico van witwassen en actie te ondernemen. Zo is iedere lidstaat gebonden aan de anti-witwasrichtlijnen van de EU en is het primair aan de Commissie om hier toezicht op te houden.
Zie antwoord vraag 6.
Nee, aangezien het desbetreffende artikel zelf onduidelijk is over het aantal lidstaten dat een investeerdersregeling voor derdelanders kent. Bovendien wordt er niet altijd een duidelijk onderscheid gemaakt tussen toelatingsregelingen voor zelfstandige ondernemers en investeerders. Bij toelatingsregelingen voor zelfstandigen gaat het veelal om derdelanders die investeren in een bedrijf én daarin actief participeren, terwijl bij toelatingsregelingen voor investeerders die actieve participatie (veelal) ontbreekt.
Er is op dit moment geen update van de lijst met lidstaten die een toelatingsregeling voor buitenlandse investeerders hebben inclusief de voorwaarden waaraan de investeerders moeten voldoen. Deze gegevens worden niet continu bijgehouden.
Hoewel het aantal lidstaten met een toelatingsregeling voor buitenlande investeerders toeneemt, zie ik niet direct een concurrentiestrijd tussen lidstaten, in die zin dat de criteria steeds worden verlaagd. Wel heeft in de afgelopen jaren Letland haar toelatingsregeling juist aangescherpt en Hongarije heeft haar regeling opgeschort.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5 van de leden Groothuizen en Verhoeven, TK 2017–2018, Aanhangsel Handelingen, nr. 503, waar uitvoerig op dit punt is ingegaan.
Alleen strijdigheid van de toepassing van de nationale wetgeving met toepasselijk internationaal recht zal aanleiding geven voor verdere actie. Op basis van de thans beschikbare gegevens is vooralsnog geen sprake van strijdigheid met internationaal recht.