Ingediend | 20 april 2018 |
---|---|
Beantwoord | 19 juni 2018 (na 60 dagen) |
Indiener | Liesbeth van Tongeren (GL) |
Beantwoord door | Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | bodem energie natuur en milieu organisatie en beleid ruimte en infrastructuur |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z07539.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-2478.html |
De verhouding van kosten tot baten van de Pieterzijl-Oost veldontwikkeling is bijna één staat tot drie. Hierin zijn geen kosten meegenomen voor eventuele schaderisico’s. De reden hiervoor is dat de (verplichte) Seismische Risico Analyse (SRA) laat zien dat Pieterzijl-Oost in de laagste risico categorie valt (categorie 1).
De NAM heeft in het winningsplan als maximale theoretische bevingskracht de waarden 2,5 (energiebalans) en 3,2 (breukslip) berekend. SodM stelt in zijn advies dat de analyse van de NAM conform de tijdelijke leidraad SRA is en dat de berekeningen en analyses correct zijn uitgevoerd. Het is mij niet duidelijk welke referentie hoort bij de in de vraag genoemde bevingskracht van 3,5. In het advies van SodM wordt wel in algemene termen het risico besproken voor een beving van ongeveer 3,0.
De put WFM-03 is al in 2015 geboord. De lichte deviatie in deze bestaande put is goed te zien op de figuren in Sectie B2.1 van het winningsplan (http://www.nlog.nl/opslag-en-winningsplannen-ter-inzage). Het begin van de put ligt op de NAM locatie en de plek, waar de put op 3.352 meter diepte het reservoir gesteente ingaat, ligt ongeveer 800 meter oostelijk daarvan. Boorgatgegevens worden conform de Mijnbouwwet altijd publiekelijk beschikbaar gemaakt na het verstrijken van de wettelijke termijn van 5 jaar. De figuren in Sectie B2.1 van het winningsplan tonen ook de breuken in het gebied rond Pieterzijl-Oost. Het winningsplan meldt dat de dichtstbijzijnde gekarteerde breuk 130 meter van de put verwijderd ligt.
De put WFM-03 is tot een verticale diepte van 3530 m geboord (Winningsplan Sectie B4.1). De put eindigt in de «Lower Rotliegend Sandstone» (ROSLL) formatie die onder de «Ameland Claystone» (ROCLA) formatie ligt. Deze twee diepere lagen zijn geen gashoudende reservoirs en zijn direct na de boring afgesloten met cement.
Precieze informatie over de hydraulische stimulatie volgt nog in het bij SodM in te dienen werkprogramma (paragraaf 8.2.3a Mijnbouwregeling). De stimulatie wordt altijd zo ontworpen dat er tientallen meters afstand wordt gehouden tot de Ameland Claystone.
Nadat met het winningsplan is ingestemd gaat NAM verder met het ontwerpen van de stimulatie. NAM moet het werkprogramma voorafgaand aan de werkzaamheden bij SodM ter goedkeuring indienen, zoals voorgeschreven wordt in het instemmingsbesluit met het winningsplan. Het is aan het SodM of en hoe ze omgaan met de openbaarheid van de goedkeuring van dit werkprogramma. Daarnaast staat het NAM vrij, om zelf deze informatie te delen met de omgeving nadat zij goedkeuring heeft gekregen van SodM op het plan. NAM heeft dit in eerdere gevallen ook gedaan en ik zal NAM vragen dit ook nu te doen.
Bij het aanboren van een nieuw gasveld wordt vaak een zogeheten well-test uitgevoerd, wat geregistreerd wordt als productie (www.nlog.nl). Er wordt dan dus geproduceerd uit het veld om te onderzoeken hoe het veld zich vermoedelijk zal gaan gedragen en de productie zich zal ontwikkelen. Die productie heeft een tijdelijk karakter en heeft in dit geval circa 4 maanden geduurd. De informatie uit de test kan gebruikt worden om het winningsplan te onderbouwen en om de gevolgen van de winning zo goed mogelijk in te kunnen schatten. Omdat de activiteit als productie geregistreerd wordt, moet dit wel in nauw overleg met SodM. Er is tussen 11 april en 11 augustus 2016 ongeveer 13,6 miljoen m3 gas en 265 m3 water uit Pieterzijl-Oost geproduceerd bij een productietest van de Rotliegend formatie. Deze productietest is van tevoren met SodM afgestemd. Er is in deze periode geen hydraulische stimulatie toegepast. De productietest was nodig om te bepalen of hydraulische stimulatie in het winningsplan moest worden opgenomen.
Water dat van nature in de ondergrondse formatie aanwezig is en wordt meegeproduceerd met het gas, wordt per pijpleiding afgevoerd naar de behandelingslocatie. Het geproduceerde water wordt hier gescheiden van het gas voordat het wordt geïnjecteerd in de diepe ondergrond bij Borgsweer. Er heeft in 2015 tijdens de exploratie boring of daarna geen hydraulische stimulatie plaatsgevonden en er is dus ook geen water gebruikt voor hydraulische stimulatie.
In de Upper Rotliegend formatie in het Pieterzijl-Oost veld wordt 1 keer een hydraulische stimulatie toegepast. Afhankelijk van het ontwerp is gebleken dat in het verleden voor hydraulische stimulatie in Nederland de volumes varieerden tussen 100 m3 en 600 m3. Het uiteindelijk ontwerp zal meer duidelijkheid geven over het precieze volume voor Pieterzijl-Oost. Minder dan de helft van de gebruikte vloeistof blijft achter in de gestimuleerde formatie.
De samenstelling van het injectiewater in Borgsweer bestaat voor het grootste deel uit het gebruikelijke (formatie)water wat meekomt bij de winning van aardgas uit de velden. Het water is afkomstig uit de diepe ondergrond. Bovengronds toegevoegde mijnbouwhulpstoffen worden voorafgaand aan injectie zoveel als mogelijk verwijderd. Op basis van de criteria van de Eural (Europese afvalstoffenlijst) en de CLP-verordening wordt het injectiewater gekwalificeerd als een «niet gevaarlijke afvalstof».
De gezamenlijke waterstroom wordt gemeten voordat deze wordt geïnjecteerd in de diepe ondergrond. In de geldende vergunning is een voorschrift opgenomen dat NAM een jaarlijkse rapportage dient op te stellen met daarin onder andere de hoeveelheden geïnjecteerd productiewater. Door middel van jaarlijkse rapportages wordt invulling gegeven aan deze verplichting. Het toezicht op de rapportage van de waterstromen ligt bij SodM.
Borgsweer was in verleden geen leeg geproduceerde cluster. Sinds 1972 wordt de gezamenlijke waterstroom (productiewater en overige waterstromen) geïnjecteerd in de diepe ondergrond op de locatie Borgsweer. De locatie is op geen enkel moment in gebruik geweest als productielocatie.
Borgsweer ligt in het oostelijke deel van het Groningenveld; ook uit dit deel van het veld wordt gas geproduceerd vanuit de clusters Amsweer, Oudeweg en Schaapbulten. Bij Borgsweer wordt water geïnjecteerd in het Groningen reservoir. In april 2018 zijn de reservoir drukken gemeten in twee water injectie putten. De gemeten drukken in de hoofd injectie put BRW-5 en de plaatsvervangende injectie put BRW-2A waren respectievelijk 139.7 bar en 115.3 bar, vergeleken met een gemiddelde druk in het oosten van het Groningenveld van ongeveer 70 bar.
Het netto effect van productie en waterinjectie is dat de daling in reservoirdruk bij Borgsweer achterloopt bij andere delen van het veld. Hoewel er enkele kleine aardbevingen (magnitude <1.5) zijn geweest nabij de locatie Borgsweer, zijn deze niet in verband gebracht met waterinjectie. Borgsweer bevindt zich in een gebied van het Groningenveld met betrekkelijk weinig seismische activiteit.
Zie antwoord vraag 11.
Zie antwoord vraag 11.
Op 20 april 2018 heeft het lid Van Tongeren (GroenLinks) vragen gesteld over het ontwerpinstemmingsbesluit winningsplan Pieterzijl Oost en Borgsweer. De vragen zijn van technische aard en voor de beantwoording ervan heb ik inbreng nodig van betrokken partijen. Om die reden heb ik nog enkele weken tijd nodig. Ik streef ernaar de vragen uiterlijk 1 juni te beantwoorden.