Ingediend | 6 maart 2018 |
---|---|
Beantwoord | 6 april 2018 (na 31 dagen) |
Indiener | Ronald van Raak |
Beantwoord door | Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
Onderwerpen | bestuur gemeenten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z03798.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1675.html |
De casus-Zeestad is momenteel onder de rechter. Ik acht het om die reden niet opportuun daar nu uitspraken over te doen. Wel merk ik op dat de toepasselijkheid van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) is gekoppeld aan het begrip bestuursorgaan van de Awb. Onder bestuursorgaan (artikel 1:1 Awb) wordt verstaan: een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed. De Wob is niet van toepassing op privaatrechtelijke rechtspersonen. Dat lijdt uitzondering wanneer zij, zoals de Wob het uitdrukt, werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan (art. 3 Wob), waaronder in dit verband moet worden verstaan dat de gemeente overwegende invloed op de rechtspersoon heeft. De vraag of hiervan in deze casus sprake is, dient door de rechter te worden beantwoord, mede op basis van de statuten van de instellingen en de jurisprudentie. De statuten van privaatrechtelijke rechtspersonen kunnen niet voorzien in de toepasselijkheid van de Wob, maar kunnen wel een eigen openbaarheidsregime voorschrijven. Dat regime kan materieel sterk overeenkomen met de Wob, maar die openbaarheid kan dan niet bij de bestuursrechter worden afgedwongen.
In de Gemeentewet en de Provinciewet gaat op dit moment de voorkeur uit naar publiekrechtelijke rechtsvormen voor de behartiging van publieke belangen. Dit met het oog op de waarborgen voor het gebruik van bevoegdheden, besluitvormingsstructuren, beïnvloedingsmogelijkheden, toezicht, democratische controle en openbaarheid. Gemeenten en provincies maken echter ook gebruik van de ruimte die de Gemeentewet en de Provinciewet bieden om publieke taken via een privaatrechtelijke rechtsvorm uit te voeren. Gebruikmaking van een privaatrechtelijke rechtsvorm is voor gemeenten en/of provincies alleen toegestaan «indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang» (artikel 160, tweede lid, Gemeentewet en artikel 158, tweede lid, Provinciewet). Of daarvan sprake is en welke rechtsvorm vervolgens passend is, is aan de gemeente en/of de provincie om te beoordelen. Om gemeenten en provincies te ondersteunen in het maken van de keuze tussen publiekrecht en privaatrecht heeft het Ministerie van BZK in 2015 de handreiking verzelfstandiging en samenwerking bij decentrale overheden laten ontwikkelen.2 De handreiking biedt ook aan volksvertegenwoordigers handvatten voor de uitvoering van hun kaderstellende en controlerende taken.
De gemeente Den Helder heeft ervoor gekozen om publieke taken door privaatrechtelijke rechtspersonen te laten uitvoeren om waar nodig en gewenst slagvaardig te kunnen besturen. In het geval van Zeestad CV/BV dient de verantwoording afgelegd te worden aan het college van B&W van Den Helder en gedeputeerde staten van Noord-Holland, die de gemeente en de provincie vertegenwoordigen in de algemene vergadering van aandeelhouders en daarin stemrecht hebben. Deze colleges leggen op grond van de Gemeentewet en de Provinciewet verantwoording af aan de gemeenteraad respectievelijk provinciale staten.
De gemeenteraad heeft verschillende instrumenten om zijn kaderstellende en controlerende rol waar te maken. De raad kan onder andere de rekenkamer of rekenkamercommissie verzoeken om onderzoek te doen naar privaatrechtelijke samenwerkingsverbanden (artikel 182 jo. artikel 184 Gemeentewet). In tegenstelling tot de berichtgeving is er door de rekenkamercommissie van Den Helder ook onderzoek gedaan. Dit onderzoek is openbaar. De raad van Den Helder heeft eind 2017 over de bevindingen van de rekenkamercommissie vergaderd.
Er bestaat geen overzicht van gemeenten die met Zeestad CV/BV in Den Helder vergelijkbare constructies hebben. In 2017 is wel een inventarisatie gedaan van samenwerkingsverbanden tussen decentrale overheden, waarbij is gekeken naar aantal en typen publiekrechtelijke en privaatrechtelijke samenwerkingsverbanden en overige (informele) samenwerkingsverbanden.3 Daaruit komt naar voren dat gemeenten in de regel kiezen voor publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 2.