Ingediend | 28 februari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 26 maart 2018 (na 26 dagen) |
Indiener | Pieter Omtzigt (CDA) |
Beantwoord door | Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
Onderwerpen | belasting financiën |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z03521.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1547.html |
Ik ben mij er van bewust dat het lid Omtzigt in de loop van de tijd veel vragen heeft gesteld over het tipgeversdossier zwartspaarders. De vragen worden vooral gesteld naar aanleiding van een specifieke procedure die een familie van belastingontduikers is gestart tegen belastingcorrecties die de inspecteur heeft aangebracht bij een (inmiddels overleden) zwartspaarder. Deze procedure leidt periodiek tot publicitaire ophef. Ik wijs er op dat deze procedure nog steeds onder de rechter is. Ik roep in herinnering dat het lid Omtzigt in 2012 zijn zorgen deelde over het openbaren van de naam van de tipgever waardoor onder meer de aanpak van zwartspaarders ernstig zou worden belemmerd. Door Staatssecretaris Weekers is toen geantwoord dat een discussie daarover eventueel tot in hoogste instantie zou worden gevoerd.1 De uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is onderdeel van deze nog steeds bij de rechter lopende discussie. Overigens is met de tipgever destijds een passend geachte beloning afgesproken. De beloning is gerelateerd aan de extra opbrengst die als gevolg van deze informatie in de schatkist vloeit en wordt berekend over de extra opbrengsten die daadwerkelijk door de Belastingdienst zijn geïncasseerd.
Ik heb geen beschikking over een lijst van alle Kamerstukken over deze zaak en het tipgeversbeleid.
Mijn ambtsvoorganger Staatssecretaris De Jager heeft op 30 oktober 2009 in zijn brief aan de Tweede Kamer onder meer gemeld: «De tipgever die zich uit eigen beweging bij de FIOD-ECD heeft gemeld, heeft informatie overgedragen met de gegevens van enkele honderden zwartspaarders bij verschillende banken in Europa.»
Mijn ambtsvoorganger Staatssecretaris Wiebes heeft op 24 mei 2016 in zijn brief aan de Tweede Kamer onder meer gemeld: «Begin 2009 is de FIOD benaderd door een tipgever die stelde over informatie te beschikken over bankrekeningen van Nederlandse ingezetenen bij drie in Luxemburg gevestigde banken.»
In het contract met de tipgever is onder meer als overweging opgenomen: «- dat de tipgever zich begin maart 2009 op eigen initiatief heeft gemeld bij de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD-ECD) met de mededeling dat hij beschikt over informatie over een groot aantal Nederlandse belastingplichtigen met buitenlands vermogen dat mogelijk (nog) niet in de Nederlandse belastingheffing is betrokken».
Nee. Mijn ambtsvoorganger Staatssecretaris Wiebes heeft op 24 mei 2016 in zijn brief aan de Tweede Kamer onder meer gemeld: «De Belastingdienst heeft zich altijd actief bereid getoond de rechterlijke macht het volledige, ongeschoonde (behoudens om veiligheidsredenen de naam van de tipgever) contract te overleggen. Ook heeft de Belastingdienst aangeboden om de tipgever anoniem te laten getuigen en om de naam vertrouwelijk aan de rechter te melden.» Dit is nog altijd onverkort het geval. Ik wijs op het antwoord op vraag 21. Ik merk daarbij op dat als de tipgever anoniem kan blijven de Belastingdienst uitsluitend te winnen had bij een getuigenverhoor van de tipgever. De Belastingdienst moet de correcties aannemelijk maken en dat is natuurlijk gemakkelijker met de tipgever als getuige dan zonder. De enige die te verliezen heeft bij een getuigenverhoor is de zwartspaarder en zijn familie.
Ja.
Er is maar één contract met de tipgever. Namens de zwartspaarder en zijn familie is bij de Hoge Raad om herziening van het arrest van 18 december 2015 gevraagd toen de Belastingdienst na dit arrest naar aanleiding van een uitspraak van de geheimhoudingskamer van rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 februari 2016 in een andere zaak meer passages – waaronder deze passage – uit het contract vrijgaf. Bij het arrest van 9 december 20165 heeft de Hoge Raad het herzieningsverzoek afgewezen. De Hoge Raad overwoog daarbij dat het hier niet gaat om feiten die als ze eerder bekend waren geworden tot een andere uitspraak hadden geleid. Voor de goede orde merk ik op dat het Hof ’s-Hertogenbosch wel kennis heeft genomen van de in vraag 7 geciteerde passage uit het contract.
Nee. Mijn ambtsvoorganger Staatssecretaris Wiebes heeft op 24 mei 2016 in zijn brief aan de Tweede Kamer onder meer gemeld: «De Belastingdienst heeft zich altijd actief bereid getoond de rechterlijke macht het volledige, ongeschoonde (behoudens om veiligheidsredenen de naam van de tipgever) contract te overleggen. Ook heeft de Belastingdienst aangeboden om de tipgever anoniem te laten getuigen en om de naam vertrouwelijk aan de rechter te melden.» Dit is nog altijd onverkort het geval. Ik wijs op het antwoord op vraag 21.
Ik merk in dit verband nog op dat als de inspecteur tot het uiterste had willen gaan om de tipgever niet te laten gaan getuigen de inspecteur de belastingaanslagen ambtshalve had kunnen vernietigen. De inspecteur heeft niet gekozen voor deze extreme variant maar heeft naar eer en geweten zijn uiterste best gedaan om ook bij deze zwartspaarder tot een juiste belastingheffing te komen en daarnaast tegemoet te komen aan de wens van de Kamer om de opsporing van zwartspaarders niet te bemoeilijken door de identiteit van een tipgever zomaar vrij te geven. In hoeverre hij hierin is geslaagd is uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen. De zaak wordt binnenkort ter beoordeling voorgelegd aan de Hoge Raad. Ik wacht dat oordeel met belangstelling af.
De tipgever heeft zich als zodanig rond de jaarwisseling 2008/2009 gemeld bij de Belastingdienst. Aangezien de belastinginspecteur waarmee hij toen sprak niet bevoegd was om deze zaak op te pakken heeft hij de Belastingdienst/FIOD verzocht de tipgever te benaderen.
In het proces-verbaal van het getuigenverhoor op 1 juli 2014 bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant7 van een opsporingsambtenaar bij de FIOD is dienaangaande vermeld:
Ik heb kennisgenomen van de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 20 februari 2018 (ECLI:NL:GHSHE:2018:515) waarin onder meer bovenstaand deel van de verklaring die de tipgever ten overstaan van de notaris heeft afgelegd, is opgenomen.
Nee. De inspecteur heeft de latere tipgever eind 2006 / begin 2007 als belastingplichtige in het project Bank zonder Naam bevraagd over zijn Luxemburgse rekening. Dat bleek een reguliere salarisrekening te zijn uit de tijd dat hij bij een bank in Luxemburg werkte, die na zijn vertrek uit Luxemburg is opgeheven. Er was geen fiscaal belang en dus geen aanleiding voor een correctie of navordering. De tipgever is geen zwartspaarder en is nooit verdacht van zwartsparen. In dit dossier zijn uitsluitend de belastingplichtigen over wie een tip is ontvangen als zwartspaarder aan te merken, waaronder de belastingontduikende erflater in de onderhavige procedure en zijn eveneens zwartsparende kinderen. Pas rond de jaarwisseling 2008/2009 heeft de tipgever zich gemeld met informatie over zwartspaarders.
Ja. Zoals uit de antwoorden op de voorgaande vragen reeds naar voren komt is er eind 2006 / begin 2007 contact geweest met de latere tipgever in zijn hoedanigheid als belastingplichtige over zijn Luxemburgse bankrekening en heeft deze zich als tipgever rond de jaarwisseling 2008/2009 tot de Belastingdienst gewend.
Nee, ik verwijs naar het antwoord op vraag 12 en 15.
Ik heb geen reden om te twijfelen aan de verklaringen die meerdere ambtenaren van de Belastingdienst onder ede hebben afgelegd. Voor zover de verklaring van de tipgever de indruk wekt dat het tijdstip van aanbieden van de tip is samengevallen met het gesprek over zijn eigen bankrekening houd ik het erop dat in de verklaring de gebeurtenissen zijn samengevat waardoor onvoldoende tot uitdrukking is gekomen op welke tijdstippen een en ander precies heeft plaatsgevonden en verwijs ik voor de tijdstippen waarop deze gesprekken hebben plaatsgevonden naar het antwoord op vraag 12. Overigens zijn alle betrokkenen inclusief de tipgever het erover eens dat er zowel over de Luxemburgse bankrekening als over het verstrekken van informatie contacten zijn geweest én dat het initiatief om mogelijk informatie te verstrekken is uitgegaan van de tipgever.
De zaak is nog onder de rechter. De discussie over de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch zal door mijn team Cassatie bij de Hoge Raad worden gevoerd. In dat licht bezien acht ik het niet gepast en gewenst deze informatie te verschaffen. Uit dergelijke informatie kan de processtrategie van de Staat of zijn bestuursorganen in een concreet dossier worden afgeleid. Het bekend worden hiervan zou de procespositie van de Staat of zijn bestuursorganen kunnen ondergraven, hetgeen onevenredig benadelend zou zijn.
De zaak is nog onder de rechter. De discussie over de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch zal door mijn team Cassatie bij de Hoge Raad worden gevoerd. In dat licht bezien acht ik het niet gepast en gewenst deze informatie te verschaffen. Uit dergelijke informatie kan de processtrategie van de Staat of zijn bestuursorganen in een concreet dossier worden afgeleid. Het bekend worden hiervan zou de procespositie van de Staat of zijn bestuursorganen kunnen ondergraven, hetgeen onevenredig benadelend zou zijn.
Het allereerste moment waarop de tipgever om een beloning heeft gevraagd, is in zijn contact met de CIE geweest. Dit is tussen 13 januari en eind maart 2009 geweest.
Blijkens het proces-verbaal van het getuigenverhoor op 1 juli 2014 bij de rechtbank in Zeeland-West-Brabant9 heeft een getuige verklaard: «Met de tipgever was afgesproken dat de informatie niet operationeel zou worden gebruikt, als de overeenkomst niet tot stand zou komen. De desbetreffende getuige kwalificeerde deze afspraak als een «gentleman’s agreement». Andere formele of informele afspraken, buiten de overeenkomst met de tipgever, zijn mij niet bekend.»
De Belastingdienst heeft de oproep van het Hof doorgezonden aan de getuige en vervolgens alles in het werk gesteld om hem veilig (d.w.z. onherkenbaar) te kunnen laten getuigen. De getuige heeft aangegeven, onder voorwaarden die zijn anonimiteit garandeerden, aan een getuigenverhoor mee te willen werken en heeft ook inspanningen verricht om dit mogelijk te maken. Het wijzen op de verplichtingen in de overeenkomst was derhalve niet noodzakelijk.
Nee. Het enkel niet vrijgeven van de naam van de tipgever – zoals het Hof voorstond – zou volgens de inschatting van de tipgever en zijn raadsman niet voorkomen dat zijn identiteit bekend zou worden. De raadsman van de tipgever heeft nadere voorwaarden gesteld, om te voorkomen dat de identiteit van de tipgever door toedoen van de belastingplichtige en zijn raadsman openbaar zou worden gemaakt. De nadere voorwaarden die namens de tipgever zijn gesteld zien dan ook op het in verband met zijn veiligheid onherkenbaar kunnen getuigen.
Terugvorderen van tipgeld is niet aan de orde. De vergoeding waarop de tipgever aanspraak heeft, bedraagt inmiddels meer dan het voorschot. De tipgever wordt thans conform artikel 4 van het contract uitbetaald voor belastingaanslagen die onherroepelijk zijn komen vast te staan en feitelijk door de belastingschuldige zijn voldaan. De belastingaanslagen waarop de genoemde uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch ziet, staan nog niet onherroepelijk vast en hebben dus nog niet tot betaling van tipgeld geleid.
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 22.
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 22.
De rechtsbijstand (waarin begrepen de notariskosten) van de tipgever is betaald door de Belastingdienst. Ik merk op dat ik uitsluitend informatie openbaar maak over de kosten van juridische bijstand in dossiers die zijn afgerond. Ik maak geen informatie openbaar over kosten in nog lopende procedures. Deze informatie biedt inzicht in de omvang van de juridische werkzaamheden die in een dossier zijn verricht. Uit dergelijke informatie kan de processtrategie van de Staat of zijn bestuursorganen in een concreet dossier worden afgeleid. Het bekend worden hiervan zou de procespositie van de Staat of zijn bestuursorganen kunnen ondergraven, hetgeen onevenredig benadelend zou zijn.
Omdat de belangen van de Belastingdienst niet per se parallel hoeven te lopen met de belangen van de tipgever heeft de Belastingdienst, vanuit de gevoelde zorgplicht voor de tipgever, de tipgever geadviseerd, zich te laten bijstaan door een advocaat. Daarbij is onder meer deze advocaat gesuggereerd en is opgemerkt dat de tipgever natuurlijk vrij was in zijn advocaatkeuze. De tipgever heeft zelf voor deze advocaat gekozen. Gelet op het belang van een zorgvuldige procedure heeft de Belastingdienst aangeboden de advocaatkosten te betalen.
Ik merk op dat ik uitsluitend informatie openbaar maak over de kosten van juridische bijstand in dossiers die zijn afgerond. Ik maak geen informatie openbaar over kosten in nog lopende procedures. Deze informatie biedt inzicht in de omvang van de juridische werkzaamheden die in een dossier zijn verricht. Uit dergelijke informatie kan de processtrategie van de Staat of zijn bestuursorganen in een concreet dossier worden afgeleid. Het bekend worden hiervan zou de procespositie van de Staat of zijn bestuursorganen kunnen ondergraven, hetgeen onevenredig benadelend zou zijn. De zaak en dus ook de proceskostenvergoeding is nog onder de rechter. De discussie over de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch zal door mijn team Cassatie bij de Hoge Raad worden gevoerd.
De tipgever is niet gehoord als verdachte. Het geven van een cautie was derhalve niet aan de orde, nog daargelaten of er kan worden gesproken van diefstal of enig ander misdrijf.
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 28.
Artikel 162, eerste lid, van Wetboek van Strafvordering luidt: «Openbare colleges en ambtenaren die in de uitoefening van hun bediening kennis krijgen van een misdrijf met de opsporing waarvan zij niet zijn belast, zijn verplicht daarvan onverwijld aangifte te doen, met afgifte van de tot de zaak betrekkelijke stukken, aan de officier van justitie of aan een van zijn hulpofficieren,
Aangifte op grond van bovenstaande bepaling is, gelet op de onderdelen a t/m c, niet aan de orde.
Eind 2009 is door prof. mr. G.J.M.E. de Bont aangifte bij het Openbaar Ministerie gedaan tegen de tipgever. Het OM heeft in 2010 besloten geen strafrechtelijke vervolging in te stellen tegen de tipgever. De Hoofdofficier van Justitie bij het Functioneel Parket heeft op 22 mei 2010 aan prof. mr. G.J.M.E. de Bont onder meer het volgende laten weten:
«... kan in ieder geval gesteld worden dat het algemeen belang de bekendmaking vereist. Het betreft hier informatie over belastingontduiking van een in Nederland ongeëvenaarde schaal, die het de Belastingdienst mogelijk maakt verschuldigde belasting tot een heel hoog bedrag alsnog te innen.
Ook wordt het algemeen belang gediend wanneer iedere Nederlandse belastingplichtige in gelijke mate in de belastingheffing wordt betrokken. Wanneer Nederlandse belastingplichtigen tegoeden verzwijgen gaat dit ten kosten van alle overige belastingplichtigen die wel belasting betalen over al hun tegoeden.
Daarbij komt dat de Nederlandse overheid thans niet over alternatieve wegen beschikt om deze informatie te verkrijgen, terwijl als vaststaand kan worden aangenomen dat de Nederlandse belastingplichtigen op wie de informatie betrekking heeft, de wettelijke plicht hebben deze informatie aan de Nederlandse fiscus te verstrekken.
Vervolging van de tipgever acht ik derhalve, voor zover dit al mogelijk zou zijn, niet opportuun.»12
Blijkens het proces-verbaal van het Gerechtshof Arnhem van het getuigenverhoor op 9 september 2014 heeft een getuige verklaard dat de tipgever van de fiscale tipgeldregeling op de hoogte was.
Nee, nog daargelaten of er kan worden gesproken van diefstal.
In het geheel niet, nog daargelaten of er kan worden gesproken van verduistering.
Het is niet juist dat het vanaf het begin overduidelijk was dat de tipgever mogelijk strafrechtelijk betrokken was. In de overeenkomst met de tipgever is als overweging opgenomen: «dat de Belastingdienst de tipgever heeft gewezen op strafrechtelijke en andere juridische risico's die er voor zijn persoon verbonden kunnen zijn aan de overdracht van de informatie aan de Belastingdienst en dat de tipgever heeft aangegeven zich daarvan bewust te zijn en deze risico's te aanvaarden.» Deze passage duidt erop dat de Belastingdienst zich op dit punt gekweten heeft van de algemene zorgplicht van de Staat. In welke bewoordingen de Belastingdienst de tipgever op strafrechtelijke risico’s heeft gewezen valt noch uit de overeenkomst, noch anderszins te achterhalen.
De tipgever is geen zwartspaarder en is nooit verdacht van zwartsparen. De tipgever is als belastingplichtige bevraagd door de inspecteur over zijn Luxemburgse rekening. Dat bleek een reguliere salarisrekening te zijn uit de tijd dat hij bij een bank in Luxemburg werkte. Er was geen aanleiding voor een correctie of navordering. In dit dossier zijn uitsluitend de belastingplichtigen over wie een tip is ontvangen als zwartspaarder aan te merken, waaronder de belastingontduikende erflater in de onderhavige procedure en zijn eveneens zwartsparende kinderen. Met de tipgever is destijds een passend geachte beloning afgesproken. De beloning is gerelateerd aan de extra opbrengst die als gevolg van deze informatie in de schatkist vloeit en wordt berekend over de extra opbrengsten die daadwerkelijk door de Belastingdienst zijn geïncasseerd. Verder merk ik nog op dat mijn ambtsvoorganger Staatssecretaris Wiebes op 24 mei 2016 in zijn brief aan de Tweede Kamer onder meer heeft gemeld: «De Belastingdienst heeft zich altijd actief bereid getoond de rechterlijke macht het volledige, ongeschoonde (behoudens om veiligheidsredenen de naam van de tipgever) contract te overleggen. Ook heeft de Belastingdienst aangeboden om de tipgever anoniem te laten getuigen en om de naam vertrouwelijk aan de rechter te melden.» Dit is nog altijd onverkort het geval. Ik wijs op het antwoord op vraag 21.
De zaak is nog onder de rechter. De discussie over de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch zal door mijn team Cassatie bij de Hoge Raad worden gevoerd. Wel wil ik opmerken dat ik in de publiciteit naar aanleiding van deze uitspraak veelal de notie mis dat als er een partij is die de waarheidsvinding bemoeilijkt dat de zwartsparende erflater en zijn familie is, die in strijd met de wet informatie over het zwarte vermogen achterhouden.
Ik heb geen beschikking over een bestand met rechterlijke uitspraken dienaangaande. Bovendien ben ik steeds bereid geweest om aan de rechter alle gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de waarheidsvinding.
De zaak is nog onder de rechter. De discussie over de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch zal door mijn team Cassatie bij de Hoge Raad worden gevoerd.
Nee. De ambtenaren van de Belastingdienst die bij dit dossier zijn betrokken hebben steeds naar eer en geweten en naar beste kunnen rechtstatelijk gehandeld om te voorkomen dat trainerende zwartspaarders, die geen enkel middel onbeproefd laten en bewust de publiciteit zoeken, met hun belastingontduiking wegkomen.
Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat de Kamer een onvolledig beeld heeft gehad van het tipgeversdossier. Staatssecretaris Wiebes heeft op 24 mei 2016 in een brief aan de Tweede Kamer onder meer gemeld: «Ik heb de vraag destijds naar eer en geweten beantwoord, zoals ik dat met alle vragen van uw Kamer doe.» Ik kan daaraan toevoegen dat ook ik alle vragen van uw Kamer naar eer en geweten beantwoord.
Ik ben van mening dat de Kamer over informatie moet kunnen beschikken die de Kamer in staat stelt de wetsuitvoering door het Kabinet te controleren. Die beoordeling zal in beginsel niet op basis van individuele gevallen moeten plaatsvinden. Het handelen van het Kabinet in een concrete fiscale casus is onderworpen aan een toets door de rechterlijke macht.
Nee. Ik constateer daarbij dat een familie hardnekkige belastingontduikers het de Belastingdienst zo lastig mogelijk probeert te maken door ten onrechte informatie over buitenlandse bankrekeningen achter te houden. Daarbij poogt diezelfde familie binnen en buiten de rechtszaal het zo te presenteren dat niet zij onrechtmatig bezig zijn maar de Belastingdienst. Dat is natuurlijk de wereld op zijn kop. Als er hier iemand verantwoordelijk is voor de verspilling van belastinggeld dan is het de zwartspaarder (en zijn familie).
Dat laat onverlet dat het wettelijke systeem met zich brengt dat beslissingen van de belastinginspecteur in een individuele casus aan de onafhankelijke rechter ter toetsing kunnen worden voorgelegd. Dat is hier gebeurd en die procedure loopt nog. De zaak wordt binnenkort ter beoordeling voorgelegd aan de Hoge Raad. Ik wacht het oordeel van de Hoge Raad met belangstelling af.
Het is niet aan mij een opvatting te hebben over de werkwijze van de Staten-Generaal. Staatssecretaris Wiebes heeft op 24 mei 2016 in zijn brief aan de Tweede Kamer onder meer gemeld: «Ik heb de vraag destijds naar eer en geweten beantwoord, zoals ik dat met alle vragen van uw Kamer doe.» Ik kan daaraan toevoegen dat ook ik alle vragen van uw Kamer naar eer en geweten beantwoord.
De zaak is nog onder de rechter. De discussie over de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch zal door mijn team Cassatie bij de Hoge Raad worden gevoerd. In dat licht bezien acht ik het niet gepast en gewenst deze informatie te verschaffen. Uit dergelijke informatie kan de processtrategie van de Staat of zijn bestuursorganen in een concreet dossier worden afgeleid. Het bekend worden hiervan zou de procespositie van de Staat of zijn bestuursorganen kunnen ondergraven, hetgeen onevenredig benadelend zou zijn. Daarbij komt nog dat ik adviezen van de Landsadvocaat niet openbaar pleeg te maken in verband met de benodigde vertrouwelijkheid tussen cliënt en advocaat.
Nee. Er is geen aanleiding voor een dergelijk onderzoek. De Hoge Raad zal zich als hoogste rechtsorgaan over deze zaak buigen.
De onterechte en later ingetrokken aangifte van een strafbaar feit tegen (medewerkers en/of hulppersonen van) het Ministerie van Financiën heeft achteraf bezien tot onnodige media-aandacht voor deze zaak geleid. Ik betreur dat. Het is van belang dat over juridische kwesties in alle rust en zorgvuldigheid procedures kunnen worden gevoerd bij de rechterlijke macht. Voor het overige verwijs ik naar mijn begeleidende brief (25 087 / 31 066, nr.191) bij de antwoorden op deze Kamervragen.
Staatssecretaris Wiebes heeft op 24 mei 2016 in zijn brief aan de Tweede Kamer onder meer gemeld: «Ook terugkijkend op deze zaak constateer ik dat de Belastingdienst, met uiterste inspanningen en met grote inzet, jacht heeft gemaakt op zwartspaarders, en zich daarbij tegelijkertijd heeft geconformeerd aan de geldende rechtsvoorschriften en niet buiten de paden is getreden die een overheidsorganisatie passen. Ik hoop dat ook deze laatste casussen in deze tipgeverszaak leiden tot een uitkomst die recht doet aan alle keurige belastingbetalers en die ondersteunend is aan onze belastingmoraal.» Ik sluit mij aan bij deze woorden van mijn ambtsvoorganger. Daarbij merk ik op dat bij de behandeling van het Belastingplan 2018 het door uw Kamer «zeer wenselijk» werd geacht dat «de regering een signaal wil afgeven aan zwartspaarders dat het niet aangeven van buitenlands vermogen niet onbestraft kan blijven». 13
De zaak is nog onder de rechter. Ik acht het daarom niet gepast en gewenst op het oordeel van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in te gaan. De discussie over de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch zal door mijn team Cassatie bij de Hoge Raad worden gevoerd.
De vragen zijn een voor een en zo spoedig als mogelijk beantwoord.